ECLI:NL:RBOVE:2022:2155
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 mei 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie. De vordering was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte, die eerder was vrijgesproken van de feiten waarop de ontnemingsvordering was gebaseerd. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het bedrag van € 116.790,81 zou vaststellen als het wederrechtelijk verkregen voordeel en de verdachte zou verplichten tot betaling aan de Staat. Tijdens de openbare terechtzitting op 2 mei 2022 heeft de verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. J. Vlug, haar standpunt naar voren gebracht. De raadsman stelde dat de ontnemingsvordering moest worden afgewezen, gezien de vrijspraak in de onderliggende strafzaak. Subsidiair werd bepleit dat het voordeel van de verdachte maximaal € 29.334,00 zou bedragen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verdachte op 16 mei 2022 is vrijgesproken van de feiten waarop de ontnemingsvordering is gegrond. Gezien deze vrijspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum als de uitspraak.