ECLI:NL:RBOVE:2022:2148

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
84/181291-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grootschalige belastingfraude met valse inkoopverklaringen en onjuiste aangiften ten invoer

De rechtbank Overijssel heeft op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige man, die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan grootschalige belastingfraude. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden met een proeftijd van 3 jaar, en een taakstraf van 240 uur. De fraude bestond uit het indienen van onjuiste aangiften ten invoer en het gebruik van valse inkoopverklaringen, waarbij een onjuist land van herkomst werd opgegeven om onterecht de margeregeling toe te passen. Dit leidde tot een aanzienlijk nadeel voor de staat van vermoedelijk € 373.974,00. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij, toen de fraude ontdekt dreigde te worden, heeft geprobeerd de autoriteiten te misleiden door een valselijk opgemaakte Whatsapp-conversatie naar UPS te verzenden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is geweest, maar dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel rechtvaardigt. Echter, gezien de omstandigheden, waaronder de bekentenis van de verdachte en zijn inspanningen om zijn bedrijf te professionaliseren, is gekozen voor een voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84/181291-21 (P)
Datum vonnis: 14 juli 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 juni 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Lambregts en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.A. Zwinkels, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair:
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 19 november 2020, samen met anderen of alleen, opzettelijk 81 onjuiste of onvolledige bij de belastingwet voorziene aangiften heeft ingediend of heeft laten indienen, met als doel dat te weinig belasting werd geheven;
Feit 1 subsidiair:
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 19 november 2020, samen met anderen of alleen, opzettelijk 81 onjuiste of onvolledige ingevolge de douanewetgeving vereiste aangiften heeft ingediend of heeft laten indienen, met als doel dat minder invoerrechten zouden worden geheven;
Feit 1 meer subsidiair:
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 19 november 2020, samen met anderen of alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van 81 valse aangiften ten invoer;
Feit 2:
in de periode van 19 augustus 2020 tot en met 31 augustus 2020, samen met anderen of alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse inkoopverklaringen;
Feit 3:
op of omstreeks 18 november 2020, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse Whatsapp-conversatie door deze aan UPS te verzenden;
Feit 4:
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 19 november 2020, samen met anderen of alleen, opzettelijk 81 onjuiste of onvolledige ingevolge de douanewetgeving vereiste aangiften heeft ingediend of heeft laten indienen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Feit 1:
hhij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 19 november 2020 te Kollum, Urk, Schiphol en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meerdere anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een of meerdere bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten ongeveer 81 aangiften ten invoer, waarvan 59 bestemd voor eigen handel, waaronder
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7774 6727 5900 (DOC-182),
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7777 2106 1812 (DOC-181),
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7701 0310 9177 (DOC-177,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7711 0045 1599 (DOC-160), en/of
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7717 1825 0780 (DOC-155),

en waarvan 22 niet bestemd voor eigen handel, waaronder

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9402 3533

(DOC-030),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9884 2285

(DOC-039),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z 9WF 987 04 5632 0022

(DOC-037),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9740 2869

(DOC-038),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9920 1402

(DOC-040),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z 9WF 987 04 4608 4020

(DOC-035),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9031 9614

(DOC-031),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z 9WF 987 04 5643 4034

(DOC-032),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9427 5028

(DOC-041),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9716 6908

(DOC-043),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9224 4234

(DOC-043),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9411 2293

(DOC-045),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9713 8073

(DOC-046), en/of

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9812 4835
(DOC-044),
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft doen doen, door telkens opzettelijk in die aangiften een te laag, in elk geval onjuist bedrag aan douanewaarde op te geven en/of doen geven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 19 november 2020 te Kollum, Urk en/of Schiphol, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meerdere anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een of meerdere ingevolge de douanewetgeving vereiste aangiften, als bedoeld in de Algemene douanewet, te weten ongeveer 81 aangiften ten invoer, waarvan 59 bestemd voor eigen handel, waaronder
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7774 6727 5900 (DOC-182),
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7777 2106 1812 (DOC-181),
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7701 0310 9177 (DOC-177,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7711 0045 1599 (DOC-160), en/of
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7717 1825 0780 (DOC-155),

en waarvan 22 niet bestemd voor eigen handel, waaronder

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9402 3533

(DOC-030),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9884 2285

(DOC-039),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z 9WF 987 04 5632 0022

(DOC-037),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9740 2869

(DOC-038),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9920 1402

(DOC-040),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z 9WF 987 04 4608 4020

(DOC-035),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9031 9614

(DOC-031),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z 9WF 987 04 5643 4034

(DOC-032),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9427 5028

(DOC-041),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9716 6908

(DOC-043),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9224 4234

(DOC-043),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9411 2293

(DOC-045),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9713 8073

(DOC-046), en/of

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9812 4835
(DOC-044),
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft doen doen, door opzettelijk in die aangiften een te laag, in elk geval onjuist bedrag aan douanewaarde op te geven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig rechten bij invoer werden geheven;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 19 november 2020 te Kollum, Urk en/of Schiphol, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meerdere anderen, althans alleen, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten ongeveer 81 aangiften ten invoer, waarvan 59 bestemd voor eigen handel, waaronder
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7774 6727 5900 (DOC-182),
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7777 2106 1812 (DOC-181),
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7701 0310 9177 (DOC-177,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7711 0045 1599 (DOC-160), en/of
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7717 1825 0780 (DOC-155),

en waarvan 22 niet bestemd voor eigen handel, waaronder

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9402 3533

(DOC-030),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9884 2285

(DOC-039),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z 9WF 987 04 5632 0022

(DOC-037),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9740 2869

(DOC-038),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9920 1402

(DOC-040),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z 9WF 987 04 4608 4020

(DOC-035),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9031 9614

(DOC-031),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z 9WF 987 04 5643 4034

(DOC-032),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9427 5028

(DOC-041),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9716 6908

(DOC-043),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9224 4234

(DOC-043),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9411 2293

(DOC-045),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9713 8073

(DOC-046), en/of

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9812 4835
(DOC-044),
als ware die telkens echt en onvervalst, door die geschriften (digitaal) in te dienen en/of doen indienen bij de belastingdienst en/of douane, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in die aangiften telkens opzettelijk een te laag, althans onjuist bedrag aan douanewaarde is vermeld en/of aan te geven, terwijl hij telkens wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik;
Feit 2:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 augustus 2020 tot en met 31 augustus 2020 te Kollum en/of Urk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere inkoopverklaringen, waaronder:
a. een inkoopverklaring van [naam 1] d.d. 8 mei 2020 (DOC-220),
b. een inkoopverklaring van [naam 2] d.d. 23 juni 2020 (DOC-234),
c. een inkoopverklaring van [naam 3] d.d. 1 maart 2020 (DOC-236),
d. een inkoopverklaring van [naam 4] d.d. 19 april 2020 (DOC-249), en/of
e. een inkoopverklaring van [naam 4] d.d. 1 juli 2020 (DOC-258),
telkens zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die geschriften telkens echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, voornoemde inkoopverklaringen ter beschikking heeft gesteld en/of doen stellen aan de ING Bank, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:
uit de onder a) genoemde inkoopverklaring (DOC-220) blijkt dat het horloge (Rolex GMT Master II):
- is geleverd door [naam 1] uit Groot-Brittannië, en/of
- afkomstig is uit Groot-Brittannië en/of is ingekocht binnen de Europese Unie

(waardoor de margeregeling van toepassing is), en uit de onder b) genoemde inkoopverklaring (DOC-234) blijkt dat de twee horloges (twee keer een Rolex Datejust) afkomstig zijn uit Italië en/of zijn ingekocht binnen de Europese Unie (waardoor de margeregeling van toepassing is), en uit de onder c) genoemde inkoopverklaring (DOC-236) blijkt dat het horloge (Rolex Submariner) afkomstig is uit Frankrijk en/of is ingekocht binnen de Europese Unie (waardoor de margeregeling van toepassing is), en uit de onder d) genoemde inkoopverklaring (DOC-249) blijkt dat de drie horloges (merk Rolex):

- zijn geleverd door [naam 4] te Groot-Brittannië, en/of
- afkomstig zijn uit Groot-Brittannië en/of zijn ingekocht binnen de Europese Unie (waardoor de margeregeling van toepassing is), en uit de onder e) genoemde inkoopverklaring (DOC-258) blijkt dat het horloge (Rolex Submariner):
- is geleverd door [naam 4] te Groot-Brittannië, en/of
- afkomstig is uit Groot-Brittannië en/of is ingekocht binnen de Europese Unie (waardoor de margeregeling van toepassing is),

terwijl hij en/of zijn een of meer van zijn mededaders telkens wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat die geschriften telkens bestemd waren voor zodanig gebruik;

Feit 3:
hij op of omstreeks 18 november 2020 te Kollum en/of Urk, in elk geval in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een document bevattende een WhatsApp-conversatie (DOC-141), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als
ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, voornoemd document heeft verzonden aan UPS, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat dit document geheel valselijk is opgemaakt, althans in voornoemde document vermeld staat dat – zakelijk weergegeven -:
- ‘Pigtime Watchrepair’, althans een ander dan verdachte, per vergissing een of meerdere pakketjes (telkens bevattende een of meerdere horloges en/of onderdelen van horloges) aan verdachte had gestuurd en/of
- deze pakketjes niet voor verdachte bestemd waren, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik;
Feit 4:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 19 november 2020 te Kollum, Urk en/of Schiphol, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meerdere anderen, althans alleen, (telkens) een of meerdere ingevolge de douanewetgeving vereiste aangiften, als bedoeld in de Algemene douanewet, te weten
ongeveer 81 aangiften ten invoer, waarvan 59 bestemd voor eigen handel, waaronder
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7774 6727 5900 (DOC-182),
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7777 2106 1812 (DOC-181),
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7701 0310 9177 (DOC-177,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7711 0045 1599 (DOC-160), en/of
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7717 1825 0780 (DOC-155),

en waarvan 22 niet bestemd voor eigen handel, waaronder

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9402 3533

(DOC-030),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9884 2285

(DOC-039),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z 9WF 987 04 5632 0022

(DOC-037),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9740 2869

(DOC-038),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9920 1402

(DOC-040),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z 9WF 987 04 4608 4020

(DOC-035),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9031 9614

(DOC-031),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z 9WF 987 04 5643 4034

(DOC-032),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9427 5028

(DOC-041),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9716 6908

(DOC-043),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9224 4234

(DOC-043),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9411 2293

(DOC-045),

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9713 8073

(DOC-046), en/of

- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9812 4835
(DOC-044),
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft doen doen, door opzettelijk in die aangiften een te laag, in elk geval onjuist bedrag aan douanewaarde op te geven.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding partieel nietig is. Feit 1 subsidiair en feit 4 zijn nagenoeg identiek. De raadsman stelt zich op het standpunt dat onduidelijk is hoe feit 1 subsidiair en feit 4 geïnterpreteerd moeten worden en heeft verzocht de dagvaarding wat betreft deze feiten nietig te verklaren.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 subsidiair en feit 4 op de dagvaarding niet identiek zijn. Het onder 4 tenlastegelegde betreft een overtreding. Onder 4 op de dagvaarding is, anders dan het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde misdrijf, niet het strekkingsvereiste tenlastegelegd. Het is volgens de officier van justitie duidelijk wat verdachte wordt verweten, namelijk het doen (plegen) van 81 onjuiste aangiften. Die verwijten konden op verschillende manieren als misdrijf (alternatief) op de dagvaarding worden gezet en daarnaast ook als overtreding. Het was verdachte volstrekt duidelijk waartegen hij zich moest verdedigen. De officier heeft dan ook betoogd dat de dagvaarding geldig is.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte, onder meer, wordt verweten dat hij 81 onjuiste aangiften ten invoer heeft ingediend, dan wel heeft doen indienen. Die verwijten worden als verschillende misdrijven op de tenlastelegging genoemd onder feit 1 (primair, subsidiair en meer subsidiair) en daarnaast ook als overtreding onder feit 4. Opmerking verdient bovendien dat feit 1 subsidiair en feit 4 niet identiek zijn, gezien het feit dat in het onder 4 tenlastegelegde, de overtredingsvariant, niet het strekkingsvereiste is opgenomen dat wel is opgenomen in de tenlastelegging onder feit 1 subsidiair. Naar het oordeel van de rechtbank was het verdachte, gelet op de inhoud van de dagvaarding in samenhang met het dossier, duidelijk wat hem wordt verweten en waartegen hij zich moet verdedigen. De rechtbank verwerpt het verweer dat de dagvaarding partieel nietig is en heeft, gelet op het voorgaande, vastgesteld dat de dagvaarding geldig is.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft hij gevorderd dat de feiten wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs. Verdachte heeft de tenlastegelegde feiten bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 1 primair en feit 1 subsidiair
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat niet bewezen kan worden wat aan verdachte onder 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.3.1.1 De relevante feiten en omstandigheden
Verdachte heeft zich beziggehouden met de handel in luxe horloges. Die horloges werden grotendeels ingekocht van horlogehandelaren buiten de Europese Unie (hierna: EU). In 2020 werden 81 pakketzendingen van buiten de EU aan verdachte verzonden. Omdat het zendingen van buiten de EU betroffen, bestond de verplichting om de zendingen met horloges bij binnenkomst in de EU in te voeren. Bij die invoer van goederen moeten invoerrechten en een bedrag van 21% omzetbelasting over de douanewaarde van de goederen en die invoerrechten worden betaald, de zogenaamde invoer-btw. De douanewaarde behoort daarbij gelijk te zijn aan de transactiewaarde. Die transactiewaarde van te verzenden goederen wordt op een factuur vermeld en, in het geval van (koeriers)zendingen, bij de vervoersbescheiden gevoegd. Het koeriersbedrijf, dat namens de verzender aangifte ten invoer doet, weet dan welke goederen worden vervoerd en wat de waarde daarvan is. Ten aanzien van de 81 zendingen die aan verdachte werden verzonden, werden valse facturen bij de vervoersbescheiden gevoegd, waarop niet de daadwerkelijke transactiewaarde van de horloges werd vermeld, maar slechts een klein percentage daarvan. Door het vermelden van die te lage waarde op de bij de vervoersbescheiden gevoegde facturen, werd op de 81 aangiften ten invoer door de koeriersbedrijven steeds een te lage waarde vermeld, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat te weinig invoer-btw werd aangegeven, geheven en betaald.
4.3.1.2 De kwalificatie van de verwijten
Ten aanzien van feit 1 primair
Ter terechtzitting is aan de orde gesteld de vraag of, gelet op het onder 1 primair tenlastegelegde, de
‘aangiften ten invoer’vallen binnen het bereik van
‘de belastingwet’, zoals bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (hierna: AWR).
De rechtbank overweegt dat het onjuist doen van een bij de belastingwet voorziene aangifte strafbaar is gesteld in artikel 69 AWR. De basis voor de heffing van invoer-btw is de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). Uit de artikelen 1 onder d, 18, 19 en 22 lid 1 van de Wet OB volgt voorts dat invoer-btw wordt geheven overeenkomstig het douanerecht. De heffing van belastingen bij invoer is echter niet geregeld in het nationale douanerecht, maar uitsluitend in recht van de EU. [1] Gelet op het feit dat de werkingssfeer van
‘de belastingwet’in de zin van de AWR is beperkt tot nationale wetgeving, is de rechtbank van oordeel dat de
‘aangiften ten invoer’niet binnen het bereik van
‘de belastingwet’vallen. De rechtbank komt, gezien het vorenstaande, tot het oordeel dat het tenlastegelegde bestanddeel ‘bij de belastingwet voorziene aangifte(n)’ niet kan worden bewezenverklaard.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
Onder feit 1 subsidiair is overtreding van artikel 10:5 lid 2 van de Algemene Douanewet (hierna: ADW) tenlastegelegd. Uit dat artikel volgt dat vereist is dat het opgeven van onjuiste of onvolledige aangiften ertoe strekte dat te weinig
‘rechten bij invoer’werden geheven. Ter terechtzitting werd de vraag opgeworpen of de ‘invoer-btw’ kan worden geschaard onder het begrip
‘rechten bij invoer’.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. Bij invoer van goederen van buiten de EU dient invoer-btw te worden geheven over de douanewaarde van de in te voeren goederen en ook over de invoerrechten die moeten worden betaald. Met ander woorden, de
‘rechten bij invoer’maken deel uit van de belastbare grondslag van de te innen invoer-btw en omvatten niet die invoer-btw. [2] Het vorenstaande betekent dat niet kan worden bewezenverklaard dat het doen van onjuiste of onvolledige aangifte ertoe strekte dat te weinig invoerrechten zouden worden geheven, zodat vrijspraak voor het onder 1 subsidiair tenlastegelegde moet volgen.
4.3.2
Bewezenverklaring
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 meer subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [3]
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair en feit 4:
1. de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van
30 juni 2022;
2. het proces-verbaal van bevindingen van 10 juni 2021 (AMB-020, pagina’s 291-303);
3. een bescheid, inhoudende een overzicht inkoop Canada/USA, gevoegde facturen per zending, betalingen aan leveranciers en gebruikte lage waarden bij aangifte ten invoer (DOC-357, pagina 3419);
4. een bescheid, inhoudende een overzicht inkoop Hong Kong, gevoegde facturen per zending, betalingen aan leveranciers en gebruikte lage waarden bij aangifte ten invoer (DOC-358, pagina 3420).
Ten aanzien van feit 2:
1. de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van
30 juni 2022;
2. het proces-verbaal van bevindingen van 26 april 2021 (AMB-017, pagina’s 269-275).
Ten aanzien van feit 3:
1. de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van
30 juni 2022;
2. een bescheid, inhoudende een Whatsapp-conversatie (DOC-013b, pagina’s 1160-1289);
3. het zaaksproces-verbaal zaak 2 (ZD-002-01, pagina 107).
Ten aanzien van de pleegperiode betreffende de feiten 1 meer subsidiair en 4
De rechtbank heeft vastgesteld dat de pleegperiode van beide feiten begon op het moment dat de eerste aangifte werd ingediend en eindigde toen de laatste aangifte werd ingediend. De rechtbank beperkt de bewezen verklaarde periode, gelet op het bovenstaande, tot de periode van 15 januari 2020 tot en met 17 november 2020.
Ten aanzien van de pleegperiode betreffende feit 2
De rechtbank heeft vastgesteld dat de pleegperiode begon toen verdachte voor het eerst stukken stuurde naar ING en eindigde op het moment dat hij voor het laatst bestanden naar ING verzond. De rechtbank beperkt de bewezen verklaarde periode, gelet op het bovenstaande, tot de periode van 19 augustus 2020 tot en met 26 augustus 2020.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 meer subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1 meer subsidiair:
hij op tijdstippen in de periode van 15 januari 2020 tot en met 17 november 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten 81 aangiften ten invoer, waarvan 59 bestemd voor eigen handel, waaronder
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7774 6727 5900,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7777 2106 1812,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7701 0310 9177,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7711 0045 1599 en
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7717 1825 0780
en waarvan 22 niet bestemd voor eigen handel, waaronder
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9402 3533,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9884 2285,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z 9WF 987 04 5632 0022,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9740 2869,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9920 1402,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z 9WF 987 04 4608 4020,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9031 9614,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z 9WF 987 04 5643 4034,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9427 5028,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9716 6908,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9224 4234,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9411 2293,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9713 8073 en
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9812 4835,
als waren die telkens echt en onvervalst, door die geschriften (digitaal) te doen indienen bij de belastingdienst en/of douane, en bestaande die valsheid hierin dat in die aangiften telkens opzettelijk een te laag bedrag aan douanewaarde is vermeld, terwijl hij telkens wist dat die geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik;
Feit 2:
hij op tijdstippen in de periode van 19 augustus 2020 tot en met 26 augustus 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van inkoopverklaringen, waaronder:
a. een inkoopverklaring van [naam 1] d.d. 8 mei 2020,
b. een inkoopverklaring van [naam 2] d.d. 23 juni 2020,
c. een inkoopverklaring van [naam 3] d.d. 1 maart 2020,
d. een inkoopverklaring van [naam 4] d.d. 19 april 2020 en
e. een inkoopverklaring van [naam 4] d.d. 1 juli 2020,
telkens zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren die geschriften telkens echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, voornoemde inkoopverklaringen ter beschikking heeft gesteld aan de ING Bank, en bestaande die valsheid hierin dat:
uit de onder a) genoemde inkoopverklaring blijkt dat het horloge (Rolex GMT Master II):
- is geleverd door [naam 1] uit Groot-Brittannië, en
- afkomstig is uit Groot-Brittannië en is ingekocht binnen de Europese Unie (waardoor de margeregeling van toepassing is),
en uit de onder b) genoemde inkoopverklaring blijkt dat de twee horloges (twee keer een Rolex Datejust) afkomstig zijn uit Italië en zijn ingekocht binnen de Europese Unie (waardoor de margeregeling van toepassing is),
en uit de onder c) genoemde inkoopverklaring blijkt dat het horloge (Rolex Submariner) afkomstig is uit Frankrijk en is ingekocht binnen de Europese Unie (waardoor de margeregeling van toepassing is),
en uit de onder d) genoemde inkoopverklaring blijkt dat de drie horloges (merk Rolex):
- zijn geleverd door [naam 4] te Groot-Brittannië, en
- afkomstig zijn uit Groot-Brittannië en zijn ingekocht binnen de Europese Unie (waardoor de margeregeling van toepassing is),
en uit de onder e) genoemde inkoopverklaring blijkt dat het horloge (Rolex Submariner):
- is geleverd door [naam 4] te Groot-Brittannië, en
- afkomstig is uit Groot-Brittannië en is ingekocht binnen de Europese Unie (waardoor de margeregeling van toepassing is),
terwijl hij en zijn mededaders telkens wisten dat die geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik;
Feit 3:
hij op 18 november 2020 in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een document bevattende een WhatsApp-conversatie, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, voornoemd document heeft verzonden aan UPS, en bestaande die valsheid hierin dat dit document geheel valselijk is opgemaakt, terwijl hij wist dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik;
Feit 4:
hij op tijdstippen in de periode van 15 januari 2020 tot en met 17 november 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meerdere ingevolge de douanewetgeving vereiste aangiften, als bedoeld in de Algemene douanewet, te weten
81 aangiften ten invoer, waarvan 59 bestemd voor eigen handel, waaronder
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7774 6727 5900,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7777 2106 1812,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7701 0310 9177,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7711 0045 1599 en
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 7717 1825 0780,
en waarvan 22 niet bestemd voor eigen handel, waaronder
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9402 3533,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9884 2285,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z 9WF 987 04 5632 0022,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9740 2869,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9920 1402,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z 9WF 987 04 4608 4020,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D3 9031 9614,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z 9WF 987 04 5643 4034,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9427 5028,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9716 6908,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9224 4234,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9411 2293,
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9713 8073, en
- de aangifte ten invoer met betrekking tot airwaybill 1Z EV4 955 D9 9812 4835,
onjuist heeft doen doen, door opzettelijk in die aangiften een te laag bedrag aan douanewaarde op te geven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 10:5 van de Algemene Douanewet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
feit 1 meer subsidiair:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd,
en
feit 4:
de overtreding:
medeplegen van een ingevolge de douanewetgeving vereiste aangifte onjuist doen, meermalen gepleegd;
alsmede
feit 2:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
feit 3:
het misdrijf:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met een proeftijd van drie jaren en de maximale taakstraf van 240 uren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en heeft meegedeeld zich te kunnen vinden in de strafeis van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan grootschalige belastingfraude, door gebruikmaking van valse inkoopverklaringen en het laten doen van onjuiste aangiften ten invoer met gebruikmaking van een onwetende koerier/vervoerder als instrument. Daarbij werd een onjuist land van herkomst opgegeven, namelijk een land gelegen binnen de EU in plaats van daarbuiten, om onterecht de margeregeling toe te kunnen passen. Ook werd steeds een te lage waarde opgegeven, waardoor te weinig invoer-btw werd geheven en afgedragen. Deze handelwijze heeft geleid tot aanzienlijk nadeel voor de staat van vermoedelijk € 373.974,00. De rechtbank neemt verdachte kwalijk dat hij met zijn handelwijze enkel oog heeft gehad voor zijn eigen gewin. Ook rekent de rechtbank verdachte aan dat hij, toen bovenbeschreven fraude ontdekt dreigde te worden, geen schoon schip heeft gemaakt, maar heeft gepoogd de koerier/vervoerder UPS en de autoriteiten (andermaal) om de tuin te leiden. Dit keer door een valselijk opgemaakte Whatsapp-conversatie naar UPS te verzenden, in een poging deze te doen geloven dat er geen sprake was van belastingfraude, maar van een vergissing.
De rechtbank heeft gelet op de justitiële documentatie van verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten van het LOVS bij grootschalige fraude uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zij acht, gelet op de ernst van de feiten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend.
De rechtbank ziet, vanwege de omstandigheden van het geval, echter reden om voor een andere strafmodaliteit te kiezen. Zij neemt in haar overweging mee dat verdachte de feiten ter terechtzitting heeft bekend en spijt heeft betuigd. Ook is gebleken dat hij passende actie heeft ondernomen om te voorkomen dat hij ter zake van de fiscale en/of douanetechnische afhandeling van invoer van luxe horloges van buiten de EU in Nederland of de doorvoer van die horloges afkomstig van buiten de EU naar een EU-lidstaat wederom in de fout gaat. Hij heeft zijn bedrijf geprofessionaliseerd en heeft een accountant ingeschakeld om hem van advies en controle te dienen. Na de ontdekking van de bewezenverklaarde feiten zijn voorts geen onregelmatigheden meer aangetroffen in de zakelijke transacties van verdachte. Ook betrekt de rechtbank bij haar overweging dat, vooruit lopend op de hieronder weergegeven beslissingen ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen, alle inbeslaggenomen horloges zullen worden verbeurdverklaard. Verdachte wordt daarmee, in ieder geval wat betreft de horloges die bestemd waren voor zijn eigen handel, (fors) in zijn vermogen getroffen.
De bovenstaande omstandigheden maken dat de rechtbank de maximale taakstraf van 240 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met een proeftijd van drie jaren, zoals door de officier van justitie geëist, passend en geboden acht.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard moeten worden.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst van 21 februari 2022 onder 1 vermelde geldbedrag moet worden verbeurdverklaard, omdat dit aan verdachte toebehoort en geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten is verkregen.
Ten aanzien van de voorwerpen vermeld op de beslaglijst van 21 februari 2022 onder 2, 4, 13 tot en met 22 en 24 is de rechtbank van oordeel dat deze voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreft met betrekking tot welke de feiten zijn begaan.
De overige voorwerpen op de beslaglijst van 21 februari 2022 (de nummers 3 en 5 tot en met 12, 23 en 25 tot en met 83) betreffen horloges die zijn onderschept door de douane en die klassiek in beslag zijn genomen. Een deel van die horloges was bestemd voor de eigen handel van verdachte, terwijl hij voor een ander deel als ‘doorgeefluik’ fungeerde.
De rechtbank is ten aanzien van de horloges bestemd voor de eigen handel van oordeel dat deze moeten worden verbeurdverklaard, omdat ze aan verdachte toebehoren en geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten zijn verkregen.
Wat betreft de horloges die niet bestemd waren voor de eigen handel van verdachte is de rechtbank van oordeel dat deze niet aan verdachte toebehoren, zodat die horloges moeten worden verbeurdverklaard op grond van artikel 33a lid 2 Sr.
Ter terechtzitting van 30 juni 2022 werd door de officier van justitie een aanvullende lijst met daarop inbeslaggenomen voorwerpen overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de op deze lijst genoemde voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreft die aan verdachte toebehoren en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten zijn verkregen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 55, 57 en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van
feit 1 meer subsidiair:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd,
en
feit 4:
de overtreding:
medeplegen van een ingevolge de douanewetgeving vereiste aangifte onjuist doen, meermalen gepleegd;
alsmede
feit 2:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
feit 3:
het misdrijf:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9(
negen) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen met de nummers 1 tot en met 83;
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • één groen leeg horlogedoosje merk Rolex SA Geneve Suisse 39137.71;
  • één groen leeg horlogedoosje merk Rolex SA Geneve Suisse 39139.71 Oyster M;
  • twee groene boekjes Rolex Oyster Perpetual Datejust en Guarantee Manual Worldwide Service;
  • certificaat Horloge Rolex Serial Q335U554 Model 114060 97200 Black;
  • één creme doos met nummer OP 36 met daarin zeven groene Rolex boekjes;
  • uit de creme doos met nummer OP36 1 Rolex Certificaat Serial 4848Z6LO Model 126000 72HHB00 Green;
  • één creme doos met daarin groen kistje met opschrift Oyster M;
  • één creme doos met daarin groene doos met opschrift Oyster L;
  • één creme doos met nummer 126600 met daarin groene doos met opschrift Oyster M;
  • één creme doos met nummer M274666 met daarin groene doos met nummer 30.00.01.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Manuel, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en
mr. F.M.A. ‘t Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2022.
Buiten staat
Mr. Schreurs en mr. ’t Hart zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Van Vliet, Douanerecht (fiscale monografieën nr. 90), p. 31.
2.Vgl. Hof EU 29 juli 2010, ECLI:EU:C:2010:457, r.o. 46 en 47.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de FIOD met nummer 69328 (Horizon/Lanark) van 22 juni 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.