ECLI:NL:RBOVE:2022:2138

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
ak_21_1249
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten (TONK) door de gemeente Zwolle op basis van inkomensterugval

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een ondernemer in audiovisuals, en het college van burgemeester en wethouders van Zwolle. De eiser had een aanvraag ingediend voor tijdelijke ondersteuning voor noodzakelijke kosten (TONK) op grond van de Participatiewet, welke was afgewezen door de gemeente. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld en vastgesteld dat de voorwaarde dat het inkomen met meer dan 20% moet zijn gedaald ten opzichte van het inkomen van januari 2020, niet getuigt van onevenredige hardheid. De rechtbank oordeelde dat de TONK-regeling niet bedoeld is om ondernemers overeind te houden, maar om huishoudens te ondersteunen die door de coronamaatregelen in financiële problemen zijn gekomen.

De eiser had aangevoerd dat zijn inkomen niet meer voldeed aan de voorwaarden voor de TONK-regeling, omdat hij door de coronamaatregelen geen inkomsten uit zijn bedrijf genereerde, maar wel zijn vaste lasten moest betalen. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn situatie een afwijking van het beleid noodzakelijk maakte. De rechtbank concludeerde dat de gemeente Zwolle binnen haar beleidsruimte handelt en dat de verschillen in uitvoering van de TONK-regeling tussen gemeenten niet leiden tot politieke willekeur. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de afwijzing van de aanvraag voor TONK.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 21/1249

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, verweerder,

gemachtigde: mr. LJ. Luigies.

Procesverloop

In het besluit van 15 maart 2021 (primair besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om tijdelijke ondersteuning voor noodzakelijke kosten (TONK) op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
In het besluit van 23 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 mei 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten
1.1
Eiser heeft een eigen bedrijf in audiovisuals. Met een besluit van 15 december 2015 heeft verweerder aan de partner van eiser als werkloze werknemer en aan eiser als haar partner vanaf 2 september 2015 een uitkering naar de norm voor gehuwden toegekend op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW). Met een besluit van 21 maart 2016 heeft verweerder eiser onder voorwaarden inkomsten uit zijn eigen bedrijf toegestaan. Vermeld is dat de inkomsten uit zelfstandige activiteiten volledig in mindering worden gebracht op de uitkering. Met een besluit van 9 april 2021 heeft verweerder de IOAW-uitkering met ingang van 12 maart 2021 beëindigd, omdat de partner van eiser recht heeft op AOW-pensioen.
1.2
Op 4 maart 2021 heeft eiser een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten gemeente Zwolle 2021 (Beleidsregel TONK) voor de periode 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 aangevraagd. Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Standpunten
2.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor TONK, omdat niet wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden. Het gezamenlijke inkomen van eiser en zijn partner op het moment van de aanvraag is volgens verweerder niet met meer dan 20% gedaald ten opzichte van hun gezamenlijke inkomen op 1 januari 2020.
2.2
Eiser vindt dat hij recht heeft op een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel TONK.
Volgens eiser is sprake van ongelijkheid tussen gemeenten.
Ook voert eiser aan dat politieke willekeur aan de orde is.
Bij de rechtbank is nog een zaak van eiser in behandeling. Deze procedure is daar een gevolg van.
Volgens eiser is niet duidelijk op basis van welke inkomensgegevens verweerder tot zijn besluit is gekomen.
Tijdens de zitting heeft eiser toegelicht dat hij uit zijn eigen bedrijf geen inkomsten heeft, maar wel de vaste lasten moet doorbetalen. Eiser zou graag zien dat verweerder de regels ruimhartig toepast. Andere gemeenten doen dat ook.
Eiser heeft zijn standpunt onderbouwd met een brief van 13 juli 2021 van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer en een nieuwsbericht van de NOS.
2.3
Verweerder heeft op het beroep gereageerd en laten weten dat hij bij zijn standpunt blijft.
Beoordeling
3. Ter beoordeling is of verweerder eisers aanvraag om een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel TONK terecht heeft afgewezen.
4. Verweerder heeft op 2 maart 2021 de Beleidsregel TONK vastgesteld. Deze is met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2021 in werking getreden. Deze beleidsregel is gebaseerd op de Pw. TONK is een vorm van bijzondere bijstand, zoals bedoeld in artikel 35 van de Pw.
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Beleidsregel TONK kan verweerder een tegemoetkoming TONK verstrekken aan de aanvrager die te maken heeft met een inkomensterugval, waardoor de betaling van noodzakelijke kosten niet mogelijk is uit de beschikbare middelen.
Artikel 2 van de Beleidsregel TONK bepaalt dat een tegemoetkoming TONK is bedoeld voor de aanvrager:
a. die door de huidige omstandigheden als gevolg van de coronacrisis te maken heeft met een onvoorzienbare en onvermijdelijke substantiële terugval in zijn of haar inkomen; en
b. die daardoor noodzakelijke woonkosten en hieraan verbonden vaste lasten van elektriciteit, gas en water niet meer kan voldoen, en
c. waarvoor andere regelingen niet of onvoldoende soelaas bieden.
Ingevolge artikel 1, tweede lid, aanhef en onder c, van de Beleidsregel TONK wordt onder inkomensterugval verstaan: een onvoorzienbare, onvermijdelijke en substantiële terugval in het inkomen als gevolg van de coronacrisis. Er is sprake van een substantiële terugval als het huidige inkomen met meer dan 20% is gedaald ten opzichte van:
1. bij zelfstandigen: het gemiddeld inkomen van 2019.
2. bij salaris uit dienstbetrekking: het inkomen van januari 2020.
Artikel 5, vierde lid, van de Beleidsregel TONK bepaalt dat voor het in aanmerking te nemen inkomen wordt aangesloten bij het begrip inkomen zoals vermeld in artikel 32 van de Pw.
Van belang hier is dat uit artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pw volgt dat inkomsten uit of in verband met arbeid en socialezekerheidsuitkeringen als inkomen worden beschouwd.
Artikel 13 van de Beleidsregel TONK bevat een hardheidsclausule. Op basis hiervan kan verweerder, indien de omstandigheden van het individuele geval daarvoor aanleiding geven en toe noodzaken, ten gunste van de aanvrager afwijken van deze beleidsregel.
5. Op basis van artikel 35, eerste lid, van de Pw heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet op een andere manier kunnen worden voldaan. De TONK is een invulling hiervan en bedoeld om huishoudens te ondersteunen die ten gevolge van de coronamaatregelen met een inkomensterugval te maken hebben en daardoor niet meer aan de noodzakelijke (woon)kosten kunnen voldoen, waarvoor andere regelingen geen of onvoldoende steun bieden. De TONK voorziet, wanneer aan de voorwaarden wordt voldaan, in een tegemoetkoming in deze noodzakelijke kosten.
Gemeenten voeren de TONK uit en hebben daarbij binnen dit kader aanzienlijke beleidsruimte bij het nader vormgeven van de voorwaarden. Dit leidt ertoe dat tussen gemeenten verschillen bestaan in de uitvoering van de regeling. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft hier bewust voor gekozen. De verschillen tussen gemeenten maken dus niet dat sprake is van politieke willekeur. Deze kunnen wel te maken hebben met politieke verschillen tussen gemeenten.
Dat verweerder als voorwaarde voor het toekennen van TONK stelt dat het inkomen met meer dan 20% moet zijn gedaald ten opzichte van het inkomen van januari 2020 getuigt in de ogen van de rechtbank niet van onevenredige hardheid. Er zijn gemeenten die een hoger percentage hanteren.
6. Verweerder wijst erop dat eiser op 1 januari 2020 samen met zijn partner een uitkering op grond van de IOAW had. Volgens verweerder wordt onder inkomen in het kader van de TONK verstaan het gezamenlijke inkomen van de gehuwden. Verweerder stelt dat het huidige gezamenlijke inkomen van eiser en zijn partner op het moment van de aanvraag niet met meer dan 20% is gedaald ten opzichte van het gezamenlijke inkomen op 1 januari 2020.
7. Uit het besluit van 21 maart 2016 blijkt dat de inkomsten uit zelfstandige activiteiten van eiser volledig in mindering worden gebracht op de IAOW-uitkering. Tijdens de zitting heeft verweerder toegelicht dat de IOAW-uitkering in zijn geheel wordt gekort, als de inkomsten uit het bedrijf van eiser hoger zijn dan de uitkering. Als eiser geen inkomsten uit zijn eigen bedrijf heeft, wordt de IOAW-uitkering niet gekort. De IOAW-uitkering is een basisinkomen.
De rechtbank merkt op dat de vaste lasten die eiser ondanks het ontbreken van inkomsten moet voldoen, niet leiden tot een daling van inkomsten. Dit betekent alleen dat de kosten niet afnemen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder terecht stelt dat geen sprake is van een inkomensdaling van meer dan 20% ten opzichte van het gezamenlijk inkomen op
1 januari 2020.
8. De rechtbank begrijpt dat het lastig is dat de vaste lasten doorlopen, als met het bedrijf geen inkomsten kunnen worden verworven. De rechtbank stelt echter vast dat de TONK-regeling niet is bedoeld om dit op te lossen. Deze regeling is niet in het leven geroepen om ondernemers overeind te houden. Dat dit in andere gemeenten wel gebeurd is heeft eiser niet met gegevens onderbouwd. Daarbij komt dat het verweerder vrij staat hierin zijn eigen koers te varen.
9. Voorts overweegt de rechtbank dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn omstandigheden een afwijking van het beleid noodzakelijk maken.
10. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder eisers aanvraag om een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel TONK terecht heeft afgewezen.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Veelen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
de griffier is verhinderd te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.