ECLI:NL:RBOVE:2022:2129

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
9623935 CV EXPL 22-157
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurcommissie en eindafrekening servicekosten in geschil tussen Camelot Transformatie II B.V. en gedaagde

In deze zaak heeft Camelot Transformatie II B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die niet verschenen is, met betrekking tot de eindafrekening van servicekosten over het jaar 2019. De gedaagde had eerder de huurcommissie verzocht om de eindafrekening te beoordelen, waarbij de huurcommissie de servicekosten vaststelde op € 536,32. Camelot was het niet eens met deze beslissing en vorderde betaling van € 1.159,22, het restant van de door haar in rekening gebrachte servicekosten van € 2.007,65. De kantonrechter heeft in zijn vonnis overwogen dat Camelot niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de hogere kosten en dat de kosten voor stoffering en meubilering niet zijn aangetoond. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde al € 50,- per maand voor stoffering en meubilering heeft betaald, wat resulteert in een vermindering van de vordering. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de servicekosten vastgesteld op € 2.007,65 en de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 559,22 aan Camelot, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 19 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 9623935 CV EXPL 22-157
Vonnis van 19 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CAMELOT TRANSFORMATIE II B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde: mr. F.L.J. van Dijk-Braun,
tegen
[gedaagde] ,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats in- en buiten Nederland,
gedaagde partij,
niet verschenen;

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 september 2021;
- de akte houdende overlegging producties van 11 januari 2022;
- de rolbeslissing van 8 februari 2022;
- de akte van Camelot van 24 mei 2022, waarbij een kopie van het op 16 mei 2022 betekende herstelexploot in het geding is gebracht en produkties 1 tot en met 6.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De dagvaarding

2.1
In de rolbeslissing heeft de kantonrechter overwogen dat in de dagvaarding is verwezen naar produkties, die niet bij de dagvaarding zijn gevoegd. De stukken zijn later wel bij akte in het geding gebracht, maar gesteld noch gebleken is dat deze stukken aan het parket zijn betekend. Tevens is niet duidelijk of een uittreksel van het exploot inmiddels bekend is gemaakt in de Staatscourant, zoals voorgeschreven in artikel 54, tweede lid, Rv.
In het tussenvonnis is Camelot gevraagd zich uit te laten over de stand van zaken hieromtrent.
Tevens is aan Camelot bevolen de produkties alsnog aan gedaagde te betekenen, althans aan te tonen dat dat al heeft plaatsgevonden. Tevens is overwogen dat in geval van verstek de kantonrechter moet toetsen of de vordering niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Alvorens dat te kunnen toetsen moet Camelot stellen en zo nodig onderbouwen waarom en waaruit blijkt dat zij meer kosten heeft gemaakt dat de door de huurcommissie vastgestelde kosten.
2.2.
In het herstelexploot heeft Camelot gesteld en onderbouwd dat de produkties aan gedaagde zijn verzonden. Ook zijn de produkties middels het herstelexploot op juiste wijze openbaar betekend.
2.3.
De dagvaarding, aangevuld middels het herstelexploot, voldoet aan de eisen van artikel 111 lid 3 Rv.

3.De vorderingen en de beoordeling

3.1.
Camelot vordert in de dagvaarding om:
I voor recht te verklaren dat de servicekosten over het jaar 2019 zoals deze door Camelot in rekening zijn gebracht, verschuldigd zijn en door gedaagde moeten worden voldaan;
II gedaagde te veroordelen tot betaling aan Camelot van € 1.159,22 binnen vijf dagen na dit vonnis;
III met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
3.2.
Camelot stelt dat de servicekosten voor gedaagde voor 2019 € 2.007,65 bedragen, waarvan nog € 1.159,22 moet worden voldaan. Het gaat om de afrekening met als startdatum
2 januari 2019 en einddatum 31 december 2019. Aan voorschot servicekosten is in het huurcontract een bedrag van € 50,- opgenomen voor gas water en licht en internet en dergelijke en een bedrag van € 50,- voor stoffering en meubilering.
3.3.
[gedaagde] heeft op 20 januari 2021 de huurcommissie verzocht om de eindafrekening van de servicekosten over bovengenoemde periode te beoordelen. [gedaagde] heeft de huurcommissie verzocht om een uitspraak te doen over de kostenposten:
Stookkosten algemeen en individueel, Electra algemeen en individueel, water algemeen en individueel, schoonmaakkosten, internet, huismeester, klein onderhoud, glasbewassing, afvalverwerking, verzekeringen en 24-uurs servicecontracten, stoffering/meubilering, inboedelverzekering, glasverzekering, ongediertebestrijding, tuinonderhoud, fonds voor kleine reparaties, beheer gemeenschappelijke ruimtes, ontstoppingscontract voor riolering, hardware, vervanging van meubels en administratiekosten.
3.4.
De huurcommissie heeft een voorbereidend onderzoek laten uitvoeren.
De resultaten van dat onderzoek zijn vastgelegd in een rapport. Volgens het rapport bedragen de servicekosten voor de huurder € 536,32. De huurcommissie heeft het rapport gevolgd en de betalingsverplichting vastgesteld op voornoemd bedrag. Camelot kan zich niet verenigen met de gang van zaken bij de huurcommissie omdat de servicekosten over het jaar 2019 volgens Camelot € 2.007,65 bedragen. Zij verwijst daarvoor naar productie 4. Productie 4 betreft het rapport van onderzoek van de huurcommissie, waar de huurcommissie tot een ander lager bedrag aan servicekosten komt.
3.5.
In de rolbeslissing onder 1.4. heeft de kantonrechter overwogen:
Camelot heeft in de dagvaarding niet gesteld en dus ook niet onderbouwd waarom de kantonrechter tot een ander oordeel zou moeten komen dan de huurcommissie. Alvorens te kunnen toetsen of de vordering niet ongegrond en of onrechtmatig voorkomt dient Camelot met stukken te onderbouwen waarom en waaruit blijkt dat zij meer kosten heeft gemaakt dat de door de huurcommissie vastgestelde kosten. Het gaat dan om kosten
aan gas-water en licht en overige kosten. Het is aan Camelot om aan te tonen dat zij recht heeft op meer kosten dan de door de huurcommissie vastgestelde hoogte van die kosten in de onderhavige contractuele relatie.
3.6.
In het herstelexploot stelt Camelot onder 2:
Overeenkomstig het bepaalde onder 1.4. in voormeld vonnis brengt de eisende partij bij productie 6 een uitgebreide, gespecificeerde onderbouwing van de vordering op gedaagde terzake de bij hem in rekening gebrachte servicekosten, met bijbehorende achterliggende facturen in het geding.
3.7.
Tegen deze financiële onderbouwing met achterliggende facturen heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd, zodat de rechtbank uit moet gaan van de juistheid daarvan. Voor stoffering en meubilering heeft Camelot geen bedragen genoemd en geen facturen in het geding gebracht. Net als de huurcommissie zal de rechtbank die kosten dan op € 0,00 vaststellen. De totale servicekosten (dus ook die voor stoffering en meubilering) zal de rechtbank voor 2019 dan vaststellen op het bedrag van € 2.007,65.
3.8.
Volgens Camelot moet [gedaagde] dan nog € 1.159,22 aan haar betalen.
De kantonrechter volgt dit niet. Blijkens het huurcontract heeft [gedaagde] voor stoffering en meubilering immers € 50,- per maand voldaan. Niet gebleken is dat Camelot die betalingen in de afrekening van de totale service heeft meegenomen. Nu het contract 12 maanden heeft geduurd, gaat de kantonrechter er voor het gemak van uit dat 12 x € 50,- is voldaan zodat dit bedrag in mindering dient te strekken van de vordering, waardoor een bedrag van € 559,22 resteert. Dat bedrag zal worden toegewezen.
3.9.
Nu Camelot slechts gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld en zij zelf bij de huurcommissie geen stukken heeft aangeleverd, ziet de kantonrechter aanleiding om te bepalen dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
stelt het bedrag aan servicekosten over 2019 in totaal, inclusief stoffering en meubilering, vast op € 2.007,65;
4.2.
veroordeeld [gedaagde] om binnen vijf dagen na datum van dit vonnis aan Camelot te betalen het bedrag van € 559,22;
4.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2022.
(RS(O)