ECLI:NL:RBOVE:2022:211

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
C/08/274883 / KG ZA 21-275
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van executoriaal beslag en verbod op openbare verkoop

In deze zaak vordert eiser, handelende onder de naam Efendi BBQ, het opheffen van een executoriaal beslag en een verbod op de openbare verkoop van zijn goederen. De vordering is afgewezen door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel. Eiser heeft een betalingsregeling getroffen, maar deze is niet nagekomen, waardoor het verschuldigde bedrag ineens opeisbaar is geworden. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er sprake is van een noodtoestand indien de executoriale verkoop doorgaat. Gedaagde heeft een gerechtvaardigd belang bij het handhaven van het beslag, aangezien eiser in verzuim is. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen misbruik van recht is en dat de vorderingen van eiser worden afgewezen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 965,00.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer : C/08/274883 / KG ZA 21-275
Vonnis in kort geding van 24 januari 2022
in de zaak van
[eiser], handelende onder de naam Efendi BBQ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
advocaat: mr. Y. Eryilmaz te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
advocaat: mr. R.F. Kötter te Wierden.

1.De procedure

1.1.
[eiser] , heeft op 22 december 2021 de dagvaarding met producties aan [gedaagde] laten betekenen. [gedaagde] heeft de producties 1 tot en met 17 in het geding gebracht en later productie 7a en 7b. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 januari 2022 via Teams. [eiser] is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat mr. Eryilmaz. Ook [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door haar advocaat mr. Kötter. De pleitnota van de zijde van [gedaagde] is tijdens de mondelinge behandeling besproken. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Het vonnis wordt vandaag uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis in kort geding van 5 oktober 2020 van deze rechtbank zijn de
V.O.F. Efendi BBQ en haar vennoten [A] en [eiser] veroordeeld om een betaling te doen aan [gedaagde] . Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
2.2.
Bij exploot van 15 december 2020 heeft Wigger van het Laar gerechtsdeurwaarders (hierna: de deurwaarder) het vonnis als bedoeld onder 2.1. aan onder andere [eiser] betekend. Tevens heeft de deurwaarder bevel tot betaling gedaan.
2.3.
Bij exploot van 23 juni 2021 heeft de deurwaarder op verzoek van [gedaagde] executoriaal beslag gelegd op de roerende zaken van de (inmiddels) eenmanszaak van [eiser] . [eiser] handelt onder de naam Efendi BBQ.
2.4.
De beslagen goederen zijn nader omschreven in het proces-verbaal van
24 juni 2021, dat aan [eiser] is betekend.
2.5.
Bij exploot van 28 juni 2021 heeft de deurwaarder de openbare verkoop aangezegd van de in beslag genomen roerende zaken tegen 13 augustus 2021 om 14.00 uur.
2.6.
Die openbare verkoop heeft geen doorgang gevonden. Bij brief van 30 juni 2021 is er een betalingsregeling vastgelegd. De deurwaarder heeft dit als volgt in haar brief naar [eiser] opgenomen:
‘(…)
U betaalt uiterlijk 2 juli een bedrag van €5.000,00 (…).Vervolgens betaalt u maandelijks € 1.000,00. De eerste betaling moet uiterlijk 30 juli 2021 bijgeschreven zijn (…).Niet op tijd betaald?Dan vervalt de betalingsregeling. De totale schuld moet u dan ineens betalen en de deurwaarder komt bij u langs. In uw geval houdt dat op dit moment concreet in dat wij dan genoodzaakt zijn om de veiling in te plannen van de in beslag genomen roerende zaken.(…)’.
2.7.
Op 16 november 2021 is de openbare verkoop opnieuw aangezegd tegen
25 november 2021 om 10.00 uur.
2.8.
Bij brief van 6 januari 2022 heeft de deurwaarder een specificatie verstuurd aan [eiser] , waaruit blijkt wat de hoogte van het openstaande bedrag is en welke betalingen hij in de periode van 2 juli 2021 tot en met 6 januari 2022 heeft verricht.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert -samengevat- dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. primair [gedaagde] veroordeelt om meteen na betekening van dit vonnis het executoriale beslag op te heffen, subsidiair [gedaagde] veroordeelt dit beslag met onmiddellijke ingang op te heffen op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag voor iedere dag dat zij in gebreke blijft hieraan te voldoen;
2. meer subsidiair [gedaagde] veroordeelt om meteen na betekening van dit vonnis [gedaagde] te verbieden (de voorzieningenrechter leest gebieden) om de door haar aangekondigde openbare verkoop van de in executoriaal beslag genomen goederen bij Efendi BBQ te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 voor het geval de openbare verkoop ondanks het verbod toch zal geschieden;
3. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit kort geding.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de aard van de vordering en al hetgeen daaromtrent is gesteld en toegelicht, heeft [eiser] daarbij voldoende spoedeisend belang.
Dit betekent dat [eiser] ontvankelijk is in zijn vordering en dat de vordering inhoudelijk kan worden behandeld.
4.2.
In deze zaak staat -samengevat- de vraag centraal of [gedaagde] misbruik maakt van haar executie bevoegdheid. Als dit het geval zou zijn, dan kan dit leiden tot het opheffen van het gelegde executoriale beslag op de roerende zaken van [eiser] , dan wel kan het [gedaagde] verboden worden om tot openbare verkoop over te gaan.
4.3.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat het beslag opgeheven moet worden en dat de openbare verkoop niet door mag gaan. Er is een betalingsregeling getroffen, welke door [eiser] is nagekomen zodat hij niet in verzuim is komen te verkeren. Wel geeft [eiser] toe dat hij in oktober 2021 anderhalve week te laat de overeengekomen betalingstermijn heeft voldaan. Volgens [eiser] oefent [gedaagde] onrechtmatige pressie uit door aan te dringen met de veiling. Tevens vindt [eiser] dat [gedaagde] haar recht gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is verleend. Als de executieverkoop doorgang vindt, komt [eiser] in grote financiële problemen, zo stelt hij.
4.4.
[gedaagde] stelt zich daarentegen op het standpunt dat zij niets verkeerds doet. [eiser] is de betalingsregeling meerdere keren niet correct nagekomen. De regeling is komen te vervallen. [gedaagde] stelt dat zij op juiste gronden probeert om betaling te krijgen van haar vordering. [eiser] was structureel niet bereikbaar en dat veranderde pas toen de openbare verkoop werd aangezegd, aldus [gedaagde] . De financiële situatie van [gedaagde] is nijpend. Van onrechtmatige druk of misbruik van recht is naar de mening van [gedaagde] geen sprake. [gedaagde] verwijst ten slotte nog naar het arrest Ritzen/Hoekstra.
4.5.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter een executoriaal beslag slechts opheffen of de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant -mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad- geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.6.
Vooropgesteld wordt dat het vonnis van 5 oktober 2020 in kracht van gewijsde is gegaan, zodat de voorzieningenrechter niet meer toekomt aan de toets of sprake is van een juridische of feitelijke misslag. Overigens is dit door [eiser] ook niet gesteld. In beginsel mag [gedaagde] het vonnis dan ook executeren. Met inachtneming hiervan zal het onderhavige geschil worden beoordeeld.
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat er een betalingsregeling is overeengekomen. De vraag of [eiser] die betalingsregeling correct is nagekomen, dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter met ‘nee’ te worden beantwoord. [eiser] heeft zowel in de inleidende dagvaarding als tijdens de mondelinge behandeling op 10 januari 2022 erkend dat hij in ieder geval één keer tot te late betaling van de verschuldigde termijn is overgegaan. De inhoud van de overeengekomen regeling is duidelijk en spreekt voor zich: ‘
niet op tijd betaald? Dan vervalt de betalingsregeling. De totale schuld moet u dan ineens betalen en de deurwaarder komt bij u langs’.
Dat [eiser] daarna betalingen blijft verrichten, maakt dat niet anders. [gedaagde] heeft goede redenen gehad om achter haar geld aan te gaan en de openbare verkoop aan te zeggen. Dat [eiser] hier nadeel van ondervindt, is primair een gevolg van het handelen c.q. nalaten van hemzelf, en niet van het streven van [gedaagde] om betaling te krijgen van haar vordering.
4.8.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake zal zijn van een noodtoestand indien de executoriale verkoop van de beslagen zaken door zal gaan. De enkele stelling dat [eiser] in grote financiële problemen komt en dat hem grote schade wordt toegebracht, is daartoe onvoldoende. Dat [gedaagde] geen enkel belang zou hebben bij de executieverkoop, omdat [eiser] de betalingsverplichtingen zegt na te komen, volgt de voorzieningenrechter evenmin. Vast staat immers dat [eiser] de betalingsverplichting nou juist níet is nagekomen en dat de regeling daarom is komen te vervallen. Dit betekent dat het verschuldigde bedrag ineens opeisbaar is geworden. Dat [eiser] extra betalingen (heeft) verricht, maakt dat niet anders. De voorzieningenrechter is, gelet op hetgeen door [gedaagde] is aangevoerd, van oordeel dat zij een in redelijkheid te respecteren belang heeft bij handhaving van het gelegde beslag. Uit het voorgaande volgt ook niet dat het aannemelijk is geworden dat handhaving van het beslag of het voortzetten van de openbare verkoop door [gedaagde] misbruik van recht oplevert. [gedaagde] heeft immers een gerechtvaardigd belang bij het uitoefenen van haar executiebevoegdheid.
4.9.
De conclusie is dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. Er bestaat geen aanleiding om het executoriale beslag op te heffen dan wel om de openbare verkoop te verbieden.
4.10.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
-griffierecht € 309,00
-salaris advocaat
656,00
totaal € 965,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter in kort geding
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op heden begroot op € 965,00;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op
24 januari 2022.