ECLI:NL:RBOVE:2022:2108
Rechtbank Overijssel
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Bestemmingsplan Giethoorn en invordering van dwangsommen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland. Eiseres had een chalet geplaatst op haar perceel in strijd met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het bestemmingsplan ‘Giethoorn’. Bij besluit van 31 december 2020 werd eiseres gelast om het chalet voor 1 maart 2021 te verwijderen, met een dwangsom van € 1.500 per week bij niet-naleving, tot een maximum van € 15.000. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het dwangsombesluit, maar dit werd ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel bevestigde dit besluit op 11 augustus 2021, en de Raad van State bevestigde deze uitspraak op 8 december 2021.
Eiseres heeft vervolgens verzuimd om het chalet te verwijderen, wat leidde tot een invorderingsbesluit op 12 januari 2022, waarbij het college besloot het verbeurde dwangsombedrag van € 15.000 te innen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 maart 2022 afgewezen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het invorderingsbesluit, geregistreerd onder nummer AWB 22/874, en een verzoek om voorlopige voorziening, geregistreerd onder nummer AWB 22/873.
Tijdens de zitting op 11 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat eiseres niet aan de last heeft voldaan en dat de dwangsom rechtens onaantastbaar is. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, en dat het invorderingsbesluit rechtmatig was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat zij in acute financiële problemen verkeerde, en dat de invordering van de dwangsom gerechtvaardigd was.