ECLI:NL:RBOVE:2022:2103

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
9631465 \ CV EXPL 22-145
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de koop van twee paarden en een bril met betrekking tot tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst

In deze zaak heeft eiser, [eiser], op 8 maart 2021 twee paarden gekocht van gedaagde, [gedaagde], voor een bedrag van € 8.400,00. De paarden moesten gezondheidstesten ondergaan voordat ze naar Israël konden worden vervoerd. Eiser en gedaagde verwijten elkaar dat zij niet meewerken aan de nakoming van de overeenkomst. Eiser heeft op 12 maart 2021 de overeenkomst willen ontbinden, maar de kantonrechter oordeelt dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat gedaagde tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst. Gedaagde heeft de paarden inmiddels aan een ander verkocht, waardoor hij tekortgeschoten is in de zorg die van hem verwacht mocht worden. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde schadevergoeding aan eiser verschuldigd is, die kan worden verrekend met de kosten die gedaagde heeft gemaakt voor stalling en onderhoud van de paarden.

Daarnaast is er een geschil over een bril die gedaagde van eiser heeft gekocht voor € 900,00. Gedaagde heeft deze koop geannuleerd, maar de kantonrechter oordeelt dat hij de koopprijs moet betalen, omdat de glazen al op maat zijn gemaakt. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiser tot ontbinding van de koopovereenkomst van de paarden en betaling van de koopsom toegewezen, na verrekening van de stallingkosten. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 5.985,00 aan eiser voor de paarden en € 900,00 voor de bril, evenals de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9631465 \ CV EXPL 22-145
Vonnis van 19 juli 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonende in [woonplaats] ,
eisende partijen, hierna gezamenlijk en in mannelijk enkelvoud te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. H.H.G. Theunissen
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 januari 2022;
- de brief van [gedaagde] van 19 januari 2022, aangemerkt als conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 8 februari 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van [gedaagde] van 14 februari 2022 met het bezwaar tegen een mondelinge behandeling;
- de brief van de griffier van 24 februari 2022 met de beslissing van de kantonrechter dat er een mondelinge behandeling zal worden gehouden;
- de telefonische reactie van de zijde van [gedaagde] ;
- de brief van de griffier van 7 maart 2022 met de beslissing van de kantonrechter dat de procedure schriftelijk zal worden voortgezet;
- de conclusie van repliek;
- de brief van [gedaagde] van 24 mei 2022, aangemerkt als conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.Inleiding

Waar gaat de zaak over?

2.1.
[eiser] heeft op 8 maart 2021 twee paarden gekocht van [gedaagde] , met de bedoeling om deze naar Israël te vervoeren. [eiser] heeft de koopsom van € 8.400,00 aan [gedaagde] betaald. De paarden moeten gezondheidstesten ondergaan voordat ze vervoerd kunnen worden. Partijen verwijten elkaar dat zij niet meewerken aan nakoming van de overeenkomst. De paarden zijn niet aan [eiser] geleverd. [eiser] heeft op 12 maart 2021 schriftelijk aan [gedaagde] laten weten de overeenkomst te willen ontbinden. De vraag is of de ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd was.
Daarnaast heeft [gedaagde] een bril van [eiser] gekocht. Partijen twisten over de vraag of [gedaagde] de koopprijs moet betalen of dat [gedaagde] de koop rechtsgeldig heeft kunnen annuleren.
De vordering van [eiser]
2.2.
vraagt de kantonrechter:
1.
Primair:
de tussen partijen gesloten koopovereenkomst ter zake de paarden te ontbinden; en
[gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 8.400,00;
Subsidiair:
[gedaagde] te veroordelen tot afgifte van de paarden aan [eiser] , op straffe van een dwangsom;
2. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 900,00 in verband met de koop van een bril en glazen.
3. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de nakosten.
2.3.
[eiser] legt aan deze vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst van de paarden. [gedaagde] heeft namelijk geweigerd om medewerking te verlenen aan het testen van de paarden door de transporteur, waardoor het transport van de paarden onmogelijk was, aldus [eiser] . Daarom heeft [eiser] de overeenkomst ontbonden.
Ter onderbouwing van de vordering tot betaling van de bril en de glazen stelt [eiser] dat [gedaagde] de bril met glazen van hem heeft gekocht. De koopprijs bedraagt € 900,00, waarvan € 700,00 voor het montuur en € 200,00 voor de glazen. [gedaagde] heeft aangegeven deze niet meer te willen afnemen en heeft de kooprijs van € 900,00 niet betaald. De glazen zijn echter op maat gemaakt voor [gedaagde] , dus de kosten zijn al gemaakt, aldus [eiser] .
Het standpunt van [gedaagde]
2.4.
[gedaagde] voert ten eerste aan dat [eiser] zijn rechten heeft verspeeld door niet op de brieven van [gedaagde] te reageren. [gedaagde] voert daarnaast aan dat [eiser] de paarden niet heeft opgehaald. [eiser] zou de paarden in eerste instantie op 15 maart 2021 ophalen. [gedaagde] heeft [eiser] nog de tijd gegeven om de paarden op te halen tot 21 juni 2021 en daarna nog tot 12 juli 2021. [gedaagde] stelt dat hij vanaf 16 maart 2021 kosten van € 20,00 per dag per paard heeft gemaakt om de paarden te stallen. Inmiddels heeft [gedaagde] de paarden aan een ander overgedragen.
Met betrekking tot de vordering tot betaling van de koopprijs van de bril stelt [gedaagde] dat hij die koopovereenkomst op 12 maart 2021 heeft geannuleerd.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is geweest van een tekortkoming in de nakoming door [gedaagde] en dat [eiser] daarom geen grond had om de overeenkomst te ontbinden. Omdat [gedaagde] de paarden vervolgens heeft verkocht, is hij vanaf dat moment wel tekortgeschoten in de zorg die in de gegeven omstandigheden van hem mocht worden gevergd en is hij schadevergoeding aan [eiser] verschuldigd. Daarvan kan een deel worden verrekend met de kosten die [gedaagde] heeft gemaakt voor stalling en onderhoud van de paarden. De vordering tot betaling van de bril en glazen zal worden toegewezen. Dit oordeel zal hierna worden toegelicht.
Het beroep op rechtsverwerking
3.2.
[gedaagde] heeft ten eerste een beroep gedaan op rechtsverwerking door [eiser] . [gedaagde] stelt dat [eiser] geen aanspraak meer kan maken op de paarden, omdat [eiser] tien maanden niets van zich heeft laten horen, waarna er een dagvaarding volgde. Dat verweer slaagt niet. De kantonrechter overweegt dat het weliswaar stil is geweest aan de zijde van [eiser] , maar dat maakt niet dat hij daarmee zijn rechten heeft verwerkt. Voor rechtsverwerking is een enkel tijdsverloop onvoldoende. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de gerechtigde zijn aanspraak niet meer geldend zal maken, of de wederpartij in zijn positie onredelijk zou worden benadeeld als de gerechtigde zijn aanspraak alsnog geldend zou maken. [gedaagde] heeft, behalve tijdsverloop en stilzitten, geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd die een beroep op rechtsverwerking zouden kunnen rechtvaardigen. Het beroep van [gedaagde] op rechtsverwerking wordt daarom verworpen.
De vordering tot ontbinding
3.3.
Vaststaat dat de overeenkomst tot verkoop van de paarden niet is uitgevoerd en inmiddels niet meer uitgevoerd kan worden, omdat de paarden door [gedaagde] aan een ander zijn overgedragen. Tussen partijen is in geschil wie (het eerst) tekortgeschoten is in de nakoming van de koopovereenkomst.
3.4.
[eiser] stelt dat [gedaagde] is tekortgeschoten, omdat hij heeft geweigerd om medewerking te verlenen aan het testen van de paarden. [eiser] heeft gesteld dat hij met [gedaagde] bij het sluiten van de overeenkomst heeft afgesproken dat als de paarden niet konden worden getransporteerd naar Israël, [eiser] de overeenkomst kon ontbinden en dat [gedaagde] de paarden dan zou terugnemen. Dit staat tussen partijen ook vast. De kantonrechter overweegt dat die afspraak impliceert dat [gedaagde] zou meewerken aan het testen van de paarden. [gedaagde] stelt dat hij wel medewerking wilde verlenen aan het laten testen van de paarden, maar niet op zijn erf. Dat overeengekomen is dat de paarden op het erf van [gedaagde] getest zouden worden, wordt door [eiser] niet gesteld. [eiser] heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde] niet wilde meewerken aan het testen van de paarden op een andere locatie dan het erf van [gedaagde] of dat het testen om een andere reden niet op een andere locatie kon plaatsvinden. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat [A] (werkzaam bij Horse2fly) in haar schriftelijke verklaring die [eiser] heeft overgelegd, heeft verklaard dat de paarden door Horse2fly opgehaald konden worden en bij Horse2fly getest konden worden. Volgens [gedaagde] is dat op 15 maart 2021 ook aan [eiser] doorgegeven. Dat heeft [eiser] niet weersproken. [eiser] heeft naar het oordeel van de kantonrechter dan ook onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde] heeft geweigerd om medewerking te verlenen aan het laten testen van de paarden, en daarmee dat [gedaagde] als eerste is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
3.5.
[gedaagde] stelt dat [eiser] is tekortgeschoten, omdat hij de paarden niet op tijd heeft opgehaald. [gedaagde] stelt dat hij [eiser] op 14 juni 2021 een brief heeft gestuurd, waarin hij [eiser] tot 21 juli 2021 de tijd geeft om de paarden op te halen. Dit is door [eiser] niet weersproken. Evenmin is door [eiser] aangevoerd dat deze termijn niet redelijk is. [eiser] stelt zich op het standpunt dat de paarden (eerst) getest moesten worden, maar gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] daarin niet is tekortgeschoten. De kantonrechter volgt [gedaagde] daarom in zijn standpunt dat [eiser] de paarden had moeten afnemen en dat [eiser] (als eerste) is tekortgeschoten en derhalve in schuldeisersverzuim verkeert.
3.6.
[eiser] wil ontbinding van de koopovereenkomst. Op grond van artikel 6:266 BW kan geen ontbinding kan worden gegrond op een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis ten aanzien waarvan de schuldeiser ( [eiser] ) zelf in verzuim is. Wordt echter tijdens het verzuim van de schuldeiser behoorlijke nakoming geheel of gedeeltelijk onmogelijk, dan kan de overeenkomst worden ontbonden, indien door schuld van de schuldenaar of zijn ondergeschikte is tekortgeschoten in de zorg die in de gegeven omstandigheden van hem mocht worden gevergd. Naar het oordeel van de kantonrechter is daar in deze situatie sprake van. [gedaagde] heeft de paarden immers overgedragen aan een ander, waardoor hij deze nu niet meer aan [eiser] kan leveren. Het is aan [gedaagde] toe te rekenen dat hij dat niet meer kan, omdat hij de koopovereenkomst niet had ontbonden en derhalve in principe nog steeds gehouden was om deze aan [eiser] te leveren.
3.7.
De kantonrechter zal de door [eiser] gevorderde ontbinding toewijzen. Partijen zijn gehouden om reeds ontvangen prestaties ongedaan te maken. Ook de door [eiser] gevorderde terugbetaling van de koopsom zal daarom worden toegewezen. [gedaagde] heeft er evenwel op gewezen dat hij schade heeft geleden doordat [eiser] de paarden niet tijdig heeft opgehaald.
De kosten van stalling van de paarden
3.8.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij door het verzuim van [eiser] om de paarden tijdig op te halen, kosten heeft gemaakt voor het stallen en onderhouden van de paarden. Hij stelt dat hij kosten heeft gemaakt ter hoogte van € 20,00 per dag per paard vanaf 16 maart 2021 tot eind augustus. De kantonrechter vat dit standpunt van [gedaagde] op als een beroep op verrekening van de gemaakte kosten met (een deel van) de koopprijs.
3.9.
De kantonrechter is van oordeel dat deze kosten voor verrekening in aanmerking komen voor zover deze zijn gemaakt tussen 21 juli 2021 en 30 augustus 2021. [eiser] is de kosten van het stallen en onderhouden van de paarden niet vanaf 16 maart 2021 verschuldigd, omdat [eiser] op 16 maart 2021 nog niet met het ophalen van de paarden in verzuim was. Weliswaar stelt [gedaagde] dat de afspraak was dat de paarden op 15 maart 2021 opgehaald zouden worden, maar dat wordt door [eiser] betwist en ook indien die datum wel was besproken, geldt die datum naar het oordeel van de kantonrechter niet als fatale termijn op grond waarvan [eiser] direct (zonder aanmaning) in verzuim zou zijn.
Zoals de kantonrechter hiervoor heeft geoordeeld, is [eiser] doordat hij de paarden ondanks de aanmaning van [gedaagde] op 14 juni 2021 niet heeft opgehaald, op 21 juli 2021 in (schuldeisers)verzuim geraakt. Daarom moet [eiser] vanaf 22 juli 2021 tot 30 augustus 2021 de door [gedaagde] gemaakte kosten betalen. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] voldoende heeft onderbouwd dat het bedrag van € 20,00 per dag een redelijk bedrag is voor het stallen en het onderhoud van de hengst. [eiser] heeft de hoogte van dit bedrag ten aanzien van de merrie betwist. Gelet op het de bijlage die [gedaagde] heeft overgelegd, waarin voor een ander paard dan een hengst inderdaad € 15,00 wordt gerekend, zal de kantonrechter voor de kosten van de merrie uitgaan van een bedrag van € 15,00 per dag. De te verrekenen kosten komen dan neer op een bedrag van € 35,00 (zijnde € 20,00 + € 15,00 per dag) x 69 dagen = € 2.415,00.
De kosten van het drachtig maken
3.10.
[gedaagde] heeft bij conclusie van dupliek gesteld dat hij tevens kosten heeft gemaakt voor het drachtig maken van de merrie. [eiser] heeft daar niet meer op kunnen reageren. Die stelling is daarom te laat ingenomen om in dit vonnis mee te kunnen nemen. Aan een beroep op verrekening van deze kosten met de terug te betalen koopsom gaat de kantonrechter daarom voorbij.
Conclusie
3.11.
Na verrekening van de hiervoor besproken kosten met de terug te betalen koopprijs voor de paarden is [gedaagde] een bedrag van (€ 8.400,00 - € 2.415,00 =) € 5.985,00 aan [eiser] verschuldigd. De vordering tot betaling van dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
De vordering tot betaling van de bril
3.12.
Tussen partijen staat vast dat zij zijn overeengekomen dat [gedaagde] een bril en glazen van [eiser] zou kopen voor een koopprijs van € 900,00. [gedaagde] is daarom in beginsel gehouden om dat bedrag aan [eiser] te betalen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de koopprijs niet hoeft te betalen, omdat hij de koop binnen drie dagen heeft geannuleerd en omdat het volgens [gedaagde] niet mogelijk is dat [eiser] toen al kosten had gemaakt.
3.13.
De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] als een beroep op consumentenbescherming. De kantonrechter overweegt dat een consument in veel gevallen weliswaar een herroeppingsrecht heeft, maar dat recht geldt niet in alle gevallen. Als het gaat om zaken die volgens specificaties van de consument worden vervaardigd, die niet geprefabriceerd zijn en die worden vervaardigd op basis van een individuele keuze of beslissing van de consument, of die duidelijk voor een specifieke persoon bestemd zijn, dan heeft de consument geen recht op ontbinding van de overeenkomst zonder opgaaf van redenen (dat staat in artikel 6:230p onder f sub 1 BW). [eiser] heeft voldoende onderbouwd dat hij de kosten voor de bril met glazen al heeft gemaakt, omdat de producent de glazen al heeft gemaakt. [gedaagde] kon de koop daarom niet ‘annuleren’. [gedaagde] is verplicht om de koopprijs aan [eiser] te betalen. De vordering tot betaling van € 900,00 aan [eiser] zal dan ook worden toegewezen.
3.14.
[gedaagde] heeft nog opgemerkt dat hij zijn (oude) bril terug wil. Hoewel [gedaagde] niet heeft gevorderd om [eiser] te veroordelen om zijn bril af te geven, merkt de kantonrechter op dat het na betaling van de koopprijs van de nieuwe bril door [gedaagde] op de weg van [eiser] ligt om de oude bril aan [gedaagde] af te geven.
De proceskosten
3.15.
[gedaagde] wordt in deze procedure grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [eiser] betalen. Deze worden tot op heden begroot op:
Kosten dagvaarding: € 129,55
Griffierecht: € 244,00
Salaris gemachtigde:
€ 622,00( 2 punten x het geldende tarief van € 311,00)
Totaal: € 995,55
3.16.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
3.17.
De nakosten worden begroot op € 124,00 (½ punt liquidatietarief met een maximum van € 124,00).
4. De beslissing
De kantonrechter
4.1.
ontbindt de tussen partijen gesloten koopovereenkomst ter zake de paarden;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.985,00;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 900,00;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 995,55, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, begroot op € 124,00;
4.6.
verklaart het bepaalde onder 4.2. tot en met 4.5. uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2022. (SB)