ECLI:NL:RBOVE:2022:2102

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
9658232 \ CV EXPL 22-324
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na aanrijding met bromfiets zonder melding van verkoop

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Nationale-Nederlanden Schadeverzekeringmaatschappij N.V. en een gedaagde partij. De eisende partij, Nationale-Nederlanden, vorderde betaling van € 2.047,69 van de gedaagde, die in het verleden een bromfietsverzekering had afgesloten. De verzekering was afgesloten voor een bromfiets die op naam van de gedaagde stond, maar na de verkoop van de bromfiets had de gedaagde geen melding gemaakt bij de verzekeraar. Op 24 juli 2018 vond er een aanrijding plaats waarbij de bromfiets schade toebracht aan een politieauto, wat leidde tot een schadevergoeding van € 1.824,95 door Nationale-Nederlanden aan de politie. Nationale-Nederlanden trachtte deze kosten te verhalen op de gedaagde, maar de gedaagde verweerde zich door te stellen dat hij gevrijwaard was voor schade die na de verkoop was ontstaan en dat de polisvoorwaarden niet van toepassing waren.

De kantonrechter oordeelde dat Nationale-Nederlanden onvoldoende bewijs had geleverd dat de polisvoorwaarden van toepassing waren op de verzekeringsovereenkomst. De rechter concludeerde dat de vordering van Nationale-Nederlanden moest worden afgewezen, omdat er geen grondslag was voor de vordering. Tevens werd Nationale-Nederlanden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die op € 374,00 werden begroot. Dit vonnis benadrukt het belang van het naleven van meldplichten bij de verkoop van verzekerde voertuigen en de noodzaak voor verzekeraars om de toepasselijkheid van hun voorwaarden goed te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 9658232 \ CV EXPL 22-324
Vonnis van 19 juli 2022
in de zaak van
de naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
tevens handelend onder de naam VIVAT Schadeverzekeringen, als rechtsopvolgster door fusie van de naamloze vennootschap VIVAT Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende in Den Haag,
eisende partij,
gemachtigde: mr. I.J. van der Horst,
tegen
[gedaagde] ,
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. S.G.H. Langeweg.
Partijen zullen hierna Nationale-Nederlanden en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 19 april 2022,
- een akte met producties van Nationale-Nederlanden, door de griffie van de rechtbank Overijssel ontvangen op 2 juni 2022,
- de mondelinge behandeling van 20 juni 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft in het verleden een verzekering voor zijn bromfiets, met het [kenteken] , afgesloten bij Nationale-Nederlanden. Op 11 december 2017 is de polis ingegaan.
De bromfiets heeft tot 13 april 2018 op naam van [gedaagde] gestaan bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). De tenaamstelling van de bromfiets is daarna, in verband met de verkoop daarvan, overgegaan op [A] . [gedaagde] heeft geen melding van de verkoop gemaakt bij zijn verzekeraar.
2.2.
Op 24 juli 2018 heeft een aanrijding plaatsgevonden. Bij dit ongeval heeft de bestuurder van de eerder genoemde bromfiets schade veroorzaakt aan een politieauto. Nationale-Nederlanden heeft een bedrag van € 1.824,95 uitgekeerd aan de politie en heeft (tevergeefs) geprobeerd de kosten daarvan te verhalen op [gedaagde] .

3.Het geschil

3.1.
Nationale-Nederlanden vordert betaling van [gedaagde] van € 2.047,69, met rente en kosten. Dit bedrag bestaat uit het uitgekeerde schadebedrag (€ 1.824,95), de rente daarover tot en met 13 januari 2022 (€ 6,50) en incassokosten (€ 266,24). Omdat [gedaagde] eenmalig
€ 50,00 heeft betaald, is dit bedrag in mindering gebracht op de incassokosten.
3.2.
Nationale-Nederland legt aan haar vordering ten grondslag dat partijen een overeenkomst met polisvoorwaarden zijn aangegaan op grond waarvan zij de schade kan verhalen op [gedaagde] en dat [gedaagde] , ook nadat hij bij herhaling tot betaling is gesommeerd, in gebreke is gebleven met de betaling daarvan.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij stelt zich op het standpunt dat hij is gevrijwaard voor schade die na 13 april 2018 is ontstaan en dat Nationale-Nederlanden geen beroep toekomt op de polisvoorwaarden. Daarnaast brengt [gedaagde] naar voren dat de schade onvoldoende onderbouwd is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover dat voor de beoordeling van dit geschil van belang is, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat er op 24 juli 2018 een aanrijding is geweest tussen de bromfiets die van [gedaagde] is geweest en een politieauto. Ook is niet in geschil dat Nationale-Nederlanden een bedrag van € 1.824,95 heeft uitgekeerd aan de politie. Wel verschillen partijen van mening over het antwoord op de vraag of Nationale-Nederlanden deze kosten op [gedaagde] kan verhalen.
Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen
4.2.
De kantonrechter overweegt dat Nationale-Nederlanden geen specifieke wettelijke grondslag heeft aangevoerd waarop zij haar vordering baseert. De kantonrechter stelt vast dat in dit geval de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (hierna: Wam) van toepassing is. Voor deze zaak zijn de volgende bepalingen relevant. Artikel 12 lid 1 Wam bepaalt onder meer dat de verzekering met betrekking tot een motorrijtuig dat een kenteken behoeft, eindigt wanneer de verplichting tot verzekering op een ander overgaat. De verzekeringnemer moet binnen acht dagen na de overgang daarvan mededeling doen aan de verzekeraar. In artikel 15 lid 2 Wam staat dat de verzekeraar zich voor de gevallen waarin hij volgens de wet of de verzekeringsovereenkomst gerechtigd mocht zijn de uitkering te weigeren of te verminderen, een recht van verhaal kan voorbehouden tegen de verzekeringnemer, en indien daartoe grond bestaat, tegen de verzekerde die niet is de verzekeringnemer.
4.3.
Beoordeeld moet dus worden of Nationale-Nederlanden een recht van verhaal toekomt op grond van de polisvoorwaarden.
De voorwaarden van de bromfietsverzekering
4.4.
Nationale-Nederlanden stelt dat op de bromfietsverzekering de polisvoorwaarden ‘voorwaarden bromfietsverzekering 03116 16-01’ van toepassing zijn. Artikel 1.5 daarvan bepaalt dat de verzekering automatisch stopt als de verzekerde geen belang meer heeft bij de bromfiets, bijvoorbeeld omdat deze is verkocht, en dat dit binnen veertien dagen aan de verzekeraar moet worden gemeld. Omdat [gedaagde] zich niet aan die meldplicht heeft gehouden, is de verzekering niet gestopt. In artikel 2.5.1 van de voorwaarden staat dat de verzekerde geen vergoeding krijgt als het kenteken niet op zijn naam of de naam van zijn partner staat. Aangezien dat het geval is, stelt Nationale-Nederlanden dat zij de uitgekeerde schade mag verhalen op [gedaagde] .
4.5.
[gedaagde] betwist primair dat de voorwaarden van toepassing zijn op de bromfietsverzekering, omdat deze hem niet ter hand zijn gesteld. Als dat verweer niet slaagt,
is het beding waaruit volgt dat [gedaagde] de schade moet vergoeden nietig of vernietigbaar. Dit beding is namelijk in strijd met de (geest van de) wet, omdat de schade is veroorzaakt door een derde en [gedaagde] toen reeds was gevrijwaard. Als dat niet aan de orde is, is het beding onredelijk bezwarend en op grond daarvan nietig of vernietigbaar. In het uiterste geval zou het in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid om de schade te verhalen op [gedaagde] .
4.6.
De eerste vraag die de kantonrechter moet beantwoorden is of de voorwaarden bromfietsverzekering van Nationale-Nederlanden van toepassing zijn op de verzekeringsovereenkomst die partijen hebben gesloten. De kantonrechter overweegt daartoe dat Nationale-Nederlanden polisgegevens heeft overgelegd. Hierin staat echter niet dat er voorwaarden van toepassing zijn op de bromfietsverzekering. Dit volgt ook niet uit andere stukken die zich in het dossier bevinden. Daardoor is niet komen vast te staan dat de als productie overgelegde voorwaarden van Nationale-Nederlanden op de bromfietsverzekering van toepassing zijn verklaard door Nationale-Nederlanden en dat [gedaagde] met die toepasselijkheid heeft ingestemd.
4.7.
Los daarvan is ook niet komen vast te staan dat Nationale-Nederlanden de voorwaarden aan [gedaagde] ter hand heeft gesteld. Gelet op de betwisting van [gedaagde] , had het op de weg van Nationale-Nederlanden gelegen om te stellen en onderbouwen dat zij de voorwaarden aan [gedaagde] ter hand heeft gesteld. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Nationale-Nederlanden dat om de volgende redenen onvoldoende gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling is namens Nationale-Nederlanden gesteld dat het algemeen gebruikelijk is dat er bij het sluiten van een verzekeringsovereenkomst voorwaarden ter hand worden gesteld, maar is op dit punt geen toelichting gegeven over hoe dat in dit geval is gegaan of wat de normale gang van zaken is bij de totstandkoming van overeenkomsten als de onderhavige bij Nationale-Nederlanden. Er was ook niemand van Nationale-Nederlanden aanwezig om toe te lichten hoe de overeenkomst in dit geval tot stand is gekomen. De gemachtigde van Nationale-Nederlanden beschikte niet over de stukken met betrekking tot de totstandkoming van de overeenkomst en deelde mee dat deze niet bewaard waren gebleven.
4.8.
Bij deze stand van zaken is de kantonrechter van oordeel dat de voorwaarden van de bromfietsverzekering vernietigd moeten worden op grond van artikel 6:233 sub b jo. artikel 6:234 BW. De algemene voorwaarden zullen bij de beoordeling van deze zaak buiten beschouwing worden gelaten. Omdat Nationale-Nederlanden onvoldoende feiten heeft gesteld voor de toepasselijkheid dan wel ter hand stelling van de voorwaarden, komt de kantonrechter aan bewijslevering niet toe. Dit heeft als gevolg dat de grondslag van de vordering van Nationale-Nederlanden vervalt.
Conclusie
4.9.
De kantonrechter zal de vordering van Nationale-Nederlanden afwijzen, omdat een grondslag daarvoor ontbreekt.
Proceskosten
4.10.
Nationale-Nederlanden wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De proceskosten worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op
€ 374,00 aan salaris gemachtigde (twee punten × het tarief van € 187,00).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering van Nationale-Nederlanden af;
5.2.
veroordeelt Nationale-Nederlanden in de kosten van deze procedure aan de zijde van [gedaagde] , tot op heden begroot op € 374,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2022. (ED)