Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
STICHTING BEHEER ONROEREND GOED DOETVAST,
gevestigd in Utrecht,
wonende in [woonplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen STICHTING BEHEER ONROEREND GOED DOETVAST (hierna: Doetvast) en een gedaagde huurder. Doetvast heeft de gedaagde, die sinds 1 juli 1983 een woning huurt, aangeklaagd wegens voortdurende overlast die hij zou veroorzaken. De procedure is gestart met een dagvaarding op 4 januari 2022 en de mondelinge behandeling vond plaats op 12 januari 2022. Tijdens de zitting zijn beide partijen verschenen, evenals de wijkagent als informant. Doetvast heeft klachten van omwonenden over het gedrag van de gedaagde gepresenteerd, waaronder luidruchtig gedrag en bedreigingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Doetvast voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de gedaagde zich niet als een goed huurder gedraagt en dat er een spoedeisend belang is bij ontruiming. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, met de verplichting voor de gedaagde om de woning binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te verlaten, op straffe van een dwangsom. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van Doetvast, die zijn vastgesteld op € 996,60. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat Doetvast niet heeft aangetoond dat deze kosten zijn gemaakt in overeenstemming met de geldende eisen.