Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Jajoni Bestuur c.s. (alle gedaagden tezamen),
1.De procedure
- de dagvaarding met producties,
- het e-mailbericht van de griffie van 29 juni 2022 aan de advocaten van partijen dat de zitting niet fysiek, maar via een video-verbinding zal worden gehouden,
- de op 1 juli 2022 ontvangen pleitnota van de zijde van [eiser] ,
- de e-mailberichten van de advocaten van partijen van 1 juli 2022 aan de griffie van de rechtbank en in reactie daarop het e-mailbericht van de griffie van de rechtbank dat de pleitnota van Jajoni Bestuur c.s. uiterlijk 3 juli 2020 om 13.00 uur moet zijn ontvangen en dat de mondelinge behandeling online zal worden gehouden,
- de op 1 juli 2022 ontvangen producties van de zijde van Jajoni Bestuur c.s.,
- de op 3 juli 2022 ontvangen pleitnota, van de zijde van Jajoni Bestuur c.s.,
- het e-mailbericht van de griffie van de rechtbank van 4 juli 2022 aan de advocaten van partijen,
- de op 4 juli 2022 via een videoverbinding gehouden mondelinge behandeling, waar partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Door de griffier zijn aantekeningen gemaakt tijdens de mondelinge behandeling.
2.De beslissing samengevat
Waarover gaat deze zaak?
3.De feiten
[A] Beheer B.V. (hierna [A] Beheer) in dienst getreden. Van 1 januari 2019 tot 1 december 2019 was [eiser] in dienst bij Jajoni Bestuur als financieel directeur.
(oud)en [eiser] een aandeelhoudersovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst heeft betrekking op de aandelen die [eiser] (2,5%) en [A] Beheer zijn gaan houden in [A] Food Family B.V.
(oud).
(nieuw)(hierna: RFF).
(oud)is per 16 maart 2018 Dutch Foodsurprise B.V. (hierna DFS) geworden. [eiser] is aldus per die datum aandelen gaan houden in DFS.
403-verklaring (hoofdelijk) aansprakelijk is voor al hetgeen [eiser] uit hoofde van het vonnis van 12 januari 2022 van RFF te vorderen heeft.
4.Het geschil
primairtot opheffing van de gelegde conservatoire (derden)beslagen en
subsidiairtot een veroordeling van Jajoni Bestuur en [gedaagde sub 2] om een abstracte bankgarantie dan wel voldoende zekerheid te stellen ten behoeve van de Werkmaatschappijen en Jajoni Invest voor een bedrag van € 1.500.000,- waarna de beslagen moeten worden opgeheven, dit alles op straffe van verbeurte van (een) dwangsom(men) en met hoofdelijke veroordeling van Jajoni Bestuur c.s. in primair de volledige kosten van deze procedure, althans subsidiair de kosten van deze procedure, de nakosten en de wettelijke rente over deze kosten.
5.De beoordeling
Jajoni Bestuur c.s. ingediende producties en de pleitnota c.s. te laat zijn overgelegd en dat de pleitnota, gelet op de omvang (van 35 pagina’s) bovendien is aan te merken als een verkapte conclusie, waarin Jajoni Bestuur c.s. ook de gelegenheid heeft gehad om de eerder overgelegde pleitnota van [eiser] te betrekken. Van de zijde van Jajoni Bestuur c.s. is verzocht zowel de producties als de pleitnota, die wat hen betreft als voorgedragen kan worden beschouwd, bij de beoordeling te betrekken. De producties zijn grotendeels bekend bij [eiser] en wat betreft de pleitnota hebben Jajoni Bestuur c.s. zich aan de opdracht van de griffie van de rechtbank gehouden.
De Zuivelhoeve naar voren gebracht dat sprake is van afstand van recht dan wel rechtsverwerking. Ter onderbouwing van het standpunt dat er sprake is van afstand van recht heeft hij er op gewezen dat hem op 15 mei 2019 een “generaal pardon” is verleend. Het begrip “generaal pardon” is een juridische term die in het civiele, fiscale en strafrecht letterlijk “algehele kwijtschelding” betekent. Daarnaast is er aan het vermelde in randnummer 4.2. in de incidentele conclusie tot onbevoegdheidsverklaring in de procedure als vermeld onder r.o. 3.10 geen woord Spaans. Deze verklaring/passage is volgens [eiser] toe te rekenen aan de Werkmaatschappijen en daarmee is naar de mening van [eiser] (ook) afstand gedaan van enig (mogelijk) (vorderings)recht. Zo dit niet het geval is, dan geldt dat er sprake is van rechtsverwerking, aldus [eiser] . Door het gegeven “generaal pardon” en de gedane uiting in voornoemde incidentele conclusie, mocht [eiser] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat hij niet meer zou worden aangesproken op de afwijkende latest estimates c.q. de wijze waarop zijn taken als financieel directeur heeft uitgeoefend.
30 juni 2022. Het “generaal pardon” zoals dat in het overleg van 15 mei 2019 is genoemd is door alle partijen begrepen als het niet onmiddellijk ontslaan van [eiser] vanwege de malversaties. Dat [eiser] het generaal pardon ook zo begreep (als dat hij gespaard werd van een ontslag op staande voet) blijkt ook uit de vervolgens op gang gekomen correspondentie in het ontstane arbeidsgeschil. De uitlating in de incidentele conclusie in een eerdere procedure moet volgens De Zuivelhoeve worden gezien in de context waarin deze mededeling is gedaan, namelijk in een betoog dat inhield dat de kantonrechter niet bevoegd zou zijn in die procedure. Uit de aangehaalde passage blijkt nergens dat partijen elkaar over en weer finale kwijting verlenen. Er staat alleen dat [gedaagde sub 2] toentertijd niets te vorderen zou hebben en dat lijkt tot op de dag van vandaag ook nog zo. [gedaagde sub 2] heeft dan ook geen vordering ingesteld. Deze stelling regardeert De Zuivelhoeve echter geenszins. Van de door [eiser] gestelde afstand van recht of rechtsverwerking is dan ook geen sprake.
De Zuivelhoeve schade heeft geleden door de vermeende onjuiste latest estimates. Daarnaast wordt de schadeberekening van De Zuivelhoeve betwist.
22 werknemers uiterlijk op 1 januari 2019 uit dienst getreden. Uitgaande van dit moment als peildatum voor de berekening van de schade, bedraagt de schade € 1.273.140,07.
22 werknemers al in januari 2019 uit dienst waren getreden. Daarnaast geven volgens hem de definitieve cijfers van DZP en DZV ook helemaal geen reden tot een reorganisatie en lieten de latest estimates bij DDM al een verlies van meer dan € 500.000,-- zien. Bij DZW was er slechts sprake van een afwijking van € 17.000,--, wat in de ogen van [eiser] niet noemenswaardig is. Daarbij komt dat uit de overgelegde productie 13 bij de dagvaarding van 4 maart 2022 blijkt dat 12 medewerkers uit dienst zijn getreden om redenen die niet zijn gelegen in een herstructurering of verval van functie. Ook is het [eiser] bekend dat er in ieder geval twee medewerkers zijn die pas op of na 1 mei 2019 in dienst zijn getreden. Verder heeft [eiser] erop gewezen dat de meeste van de 22 medewerkers niet in dienst waren bij de Werkmaatschappijen, maar bij DFS en RFF.
productie 13 volgt dat een groot aantal medewerkers om andere redenen dan vanwege herstructurering of verval van functies zijn vertrokken en dat niet weersproken is dat twee medewerkers pas op of na 1 mei 2019 in dienst zijn getreden.
Jajoni Bestuur en [gedaagde sub 2] , wordt hij jegens hen als de in het ongelijk gestelde partij beschouwd. Nu er geen noemenswaardig partijdebat over de ontvankelijkheid heeft plaatsgehad, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten van Jajoni Bestuur en [gedaagde sub 2] op nihil te begroten.
6.De beslissing
[woonplaats] aan [het adres] , kadastraal bekend gemeente