ECLI:NL:RBOVE:2022:2031

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
08.068573.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van cocaïne met een gevangenisstraf van drie jaar

De rechtbank Overijssel heeft op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 49-jarige man, die werd beschuldigd van het vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. De verdachte werd op 10 maart 2021 aangehouden na een ANPR-hit op zijn voertuig, de Kia Carens. Tijdens de achtervolging negeerde hij het stopteken van de politie en crashte uiteindelijk. Bij de aanhouding werden drie bigshoppers met in totaal 41,20 kilogram cocaïne aangetroffen. De verdachte verklaarde dat hij dacht dat het om hasj ging en dat hij de opdracht had gekregen van een klant om de drugs te vervoeren. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het vervoeren van de cocaïne en dat hij zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, rekening houdend met de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.068573.21 (P)
Datum vonnis: 19 juli 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres]
.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 juli 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.J. Bronkhorst en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. A. Boumanjal, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet samen met anderen 112 kilogram cocaïne heeft vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 10 maart 2021 te Almelo en/of Bornerbroek en/of Enter en/of Ravenstein, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 112 kilogram, althans een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Anders dan de verdediging stelt zij zich op het standpunt dat zich geen onherstelbaar vormverzuim bij de aanhouding van verdachte heeft voorgedaan. Er was sprake van een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ten tijde van de aanhouding. Die verdenking bestond niet alleen op basis van de melding van een zogeheten ANPR-hit (Automatic Number Plate Recognition), maar ook op basis van de criminele ontmoeting die had plaatsgevonden tussen verdachte en zijn medeverdachten. Voor zover de rechtbank oordeelt dat er wel sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, verzoekt de officier van justitie het te laten bij de enkele constatering daarvan en geen andere rechtsgevolgen daaraan te verbinden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
De verdediging heeft daartoe gesteld dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim bij de aanhouding van verdachte, welk vormverzuim zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting, dan wel subsidiair tot strafvermindering. Volgens de raadsman zou de politie verdachte hebben aangehouden zonder dat op dat moment een verdenking in de zin van artikel 27 Sv bestond. In het aanhoudingsproces-verbaal wordt immers gerelateerd dat verdachte is aangehouden in verband met overtreding van de Opiumwet en die verdenking ontstond pas toen verbalisant [verbalisant 1] het raampje van de Kia insloeg ter aanhouding van verdachte en de bigshoppers met blokken met vermoedelijk drugs achter de voorstoelen zag staan. Aldus was de aanhouding onrechtmatig, nu er vóór het inslaan van het raampje nog geen verdenking van overtreding van de Opiumwet bestond en is er sprake van een onherstelbaar vormverzuim.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De aanhouding
De rechtbank zal eerst ingaan op het verweer van de verdediging dat zich een onherstelbaar vormverzuim heeft voorgedaan bij de aanhouding van verdachte. Op grond van het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 10 maart 2021 ontving de politie een ANPR-hit met betrekking tot de Kia Carens waarin verdachte uiteindelijk is aangehouden. Uit de melding bleek dat het voertuig in het systeem van de politie stond “in verband met ondermijnende criminaliteit met als doel om dit voertuig te controleren”. Naar aanleiding van deze hit heeft de politie de Kia Carens gevolgd. Tijdens het volgen heeft de politie waargenomen dat de Kia Carens en nog drie andere auto’s (een Volkswagen Passat, Toyota Yaris en Mercedes Vito) zich van industrieterrein Twentepoort West naar Twentepoort Oost hebben verplaatst, om vervolgens daar in de buurt van elkaar te parkeren. De vier auto’s kwamen uit respectievelijk Amsterdam, Rotterdam, Weert en Den Haag. De politie heeft gezien dat de twee inzittenden van de Volkswagen Passat schichtig om zich heen keken. Ook zagen ze dat de bestuurder van de Mercedes Vito eenzelfde soort witte jas droeg als de inzittenden van de Volkswagen Passat en dat de bestuurder van de Toyota Yaris op enig moment naar de bestuurderskant van de Mercedes Vito liep om contact te maken met de bestuurder van de Mercedes Vito. Op basis daarvan ontstond het vermoeden bij de politie dat er een criminele ontmoeting had plaatsgevonden, mede gelet op de ANPR-hit. Daarom werd besloten om alle voertuigen staande te houden op grond van de Politiewet. Toen verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] vervolgens verdachte staande wilden houden, ging verdachte er in zijn auto (de Kia Carens) vandoor. Verdachte negeerde het stopteken van de politie gegeven op grond van de Politiewet, terwijl de politie met zwaailichten en sirene verdachte achtervolgde. Verdachte is in zijn ontsnappingspoging door een weiland en twee hekken gereden en heeft zichzelf uiteindelijk klem gereden in een derde hekwerk en een aantal bomen/struiken. Om verdachte aan te houden heeft verbalisant [verbalisant 1] de ruit van het linker achterportier stuk geslagen.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft daarop geroepen dat verdachte zijn handen omhoog moest doen, waarna verdachte dat deed en verbalisant [verbalisant 1] door het linker achterportier beide handen van verdachte vastpakte en deze buiten het voertuig vasthield.
Verbalisant [verbalisant 1] zag dat tussen de voorstoelen en de achterbank van de Kia drie bigshoppers lagen en dat daar groene pakketten in zaten die hij ambtshalve herkende als drugspakketten. Verbalisanten relateren in het door hen opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat verdachte op 10 maart 2021 omstreeks 09.44 uur werd aangehouden “ter zake opiumwetgeving".
Voor een geslaagd beroep op artikel 359a Sv is allereerst nodig dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Ingeval het vormverzuim is hersteld of alsnog kan worden hersteld, is deze bepaling niet van toepassing.
Op het moment van stukslaan van de ruit was er naar het oordeel van de rechtbank voldoende verdenking voor een aanhouding op heterdaad voor in elk geval artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Ook de waarnemingen van verbalisanten die ochtend, de melding van een zogeheten ANPR-hit op de Kia waarin verdachte reed en het verzoek deze te volgen in verband met mogelijke betrokkenheid bij ondermijning én het vluchtgedrag van verdachte rechtvaardigden op dat moment overigens een verdenking op grond van de Opiumwet alleszins. Dat niet gerelateerd is waarvoor verdachte aangehouden zou worden voordat de bigshoppers met (vermoedelijk) drugs gezien werden doet aan de rechtmatigheid van de aanhouding enkele seconden daarna op grond van de Opiumwet (zoals gerelateerd in het aanhoudingsproces-verbaal) niet af nu de vondst van een grote hoeveelheid (vermoedelijk) drugs in drie bigshoppers achter de voorstoelen kort na het inslaan van de ruit van het linker achter portier maakte dat – mede gelet op alles wat daaraan vooraf was gegaan - een aanhouding op grond van de Opiumwet in de rede lag, meer dan aanhouding op heterdaad voor enig ander op dat moment gepleegd strafbaar feit, en gerechtvaardigd was. Dat mogelijk kort daarvoor een aanhouding op heterdaad voor een ander strafbaar feit dan de Opiumwet de bedoeling was en dat dat niet gerelateerd is maakt dat niet anders. Immers, het niet vermelden impliceert niet dat die verdenking er niet was. Er is geen sprake van een (onherstelbaar) vormverzuim. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Het feit
Uit onderzoek is gebleken dat de groene pakketten in de Kia die door verdachte bestuurd werd in totaal 41,20 kilogram cocaïne bevatten. Hoewel kort na de aanhouding van verdachte ook in de auto van medeverdachte [medeverdachte] een hoeveelheid van 60,56 kilogram cocaïne is aangetroffen, kan verdachtes strafbare betrokkenheid bij die lading niet worden bewezen. De rechtbank komt dus tot bewezenverklaring van een hoeveelheid van 41,20 kilogram cocaïne.
De rechtbank acht ook het ten laste gelegde medeplegen bewezen. Voor medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking waarbij de rechter rekening dient te houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De verdachte moet een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het delict.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 10 maart 2021 de bestuurder was van de Kia Carens. Hij was als taxichauffeur door een klant, ene [naam] , benaderd die hem zei dat hij geld kon verdienen door softdrugs te vervoeren. [naam] heeft hem geld gegeven voor de aankoop van een auto. Op 11 december 2020 heeft verdachte de Kia Carens gekocht waar vervolgens een verborgen ruimte, een zogeheten stash, is ingebouwd. Verdachte wist dat dat gebeurde. Verdachte mocht de auto alleen gebruiken voor als hij voor hem (de rechtbank begrijpt: voor [naam] ) moest werken. Eind januari 2021 kreeg verdachte de Kia terug. Verdachte kreeg ook een versleutelde berichten-telefoon van [naam] . Op 9 maart 2021 kreeg verdachte een berichtje van [naam] dat hij, verdachte, de volgende dag moest werken. Op 10 maart 2021 is verdachte vroeg in de ochtend na opdracht van [naam] naar de opgegeven plek in Amsterdam gereden waar [naam] en een andere persoon drie big shoppers in de Kia hebben gezet. Verdachte heeft de drie big shoppers vervolgens van Amsterdam naar Almelo vervoerd.
Op basis van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt met anderen bij het vervoeren van de cocaïne.
Verdachte heeft ter zitting verder verklaard dat hij wel wist dat het om het vervoeren van drugs ging, maar dat hij dacht dat er pakketten hasj in de tassen zat. Verdachte heeft niet meer in de tassen gekeken en zou na het klusje 3500 euro krijgen. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden heeft verdachte op z’n minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat zich in de pakketten geen softdrugs, maar harddrugs zouden bevinden.
De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen een zeer grote hoeveelheid (41,20 kilogram) cocaïne heeft vervoerd en dat verdachte zich aldus schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 maart 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft vervoerd een zeer grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit komt, verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan zeven maanden voorwaardelijk op te leggen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en een taakstraf van 240 uren.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het vervoeren van 41,20 kilogram cocaïne. Deze hoeveelheid is van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Ook duidt deze grote hoeveelheid van verdovende middelen tezamen met de wijze waarop verdachte de hoeveelheid ingeladen heeft gekregen en vervoerd op een organisatorisch verband.
Cocaïne betreft een stof die schadelijk voor de gezondheid van personen is en verslavend is. Met name de handel en de verspreiding er van gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de veelal door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Door het plegen van het bewezenverklaarde feit heeft verdachte daaraan bijgedragen.
Bij de afweging welke straf aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). In geval van het vervoeren van harddrugs van (meer dan) 20 kilogram vermelden die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van (meer dan) 50 maanden. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de justitiële documentatie betreffende verdachte van 15 juli 2022, waaruit blijkt dat verdachte geen recente documentatie heeft.
De rechtbank is van oordeel dat, gezien de ernst van het gepleegde feit, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank uitgaande van de oriëntatiepunten in strafverminderende zin rekening gehouden met de
rol van verdachte en zijn proceshouding zowel in het politieonderzoek als ter terechtzitting.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren wordt opgelegd. Gelet op de ernst van het gepleegde feit ziet de rechtbank geen reden om een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en artikel 47 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en mr. M.T. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2022.
Mr. Bos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie, Landelijke Eenheid met nummer LEFCC21001-77 (onderzoek 26Dender) van
4 augustus 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 10 maart 2021 (pag. ZD 001-004), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat er tussen de voorstoelen en de achterbank van de Kia een drietal bigshoppers lagen. Zonder de tassen aan te raken en duidelijk zichtbaar vanaf mijn positie zag ik dat er groene pakketten in deze tassen zaten. Ik herkende deze pakketten ambtshalve als bekende drugs pakketten.

2.

Het proces-verbaal ter terechtzitting van 5 juli 2022, onder meer inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 10 maart 2021 reed ik in een Kia Carens van Amsterdam naar Almelo. Ik had de opdracht gekregen van ene [naam] . Hij zei dat ik geld kon verdienen door softdrugs te vervoeren. Hij heeft mij geld gegeven voor de aankoop van een auto. Op 11 december 2020 heb ik de Kia Carens gekocht waar vervolgens een verborgen ruimte, een stash, is ingebouwd. Eind januari 2021 kreeg ik de Kia terug.
Van [naam] kreeg ik ook een versleutelde berichten-telefoon. Op 9 maart 2021 kreeg ik een versleuteld bericht dat ik de volgende dag moest werken. Op 10 maart 2021 ben ik naar de opgegeven plek in Amsterdam gereden waar [naam] en een andere persoon drie big shoppers in de Kia hebben gezet. Ik ben toen naar Almelo gereden. Ik dacht dat er pakketten hasj in de bigshoppers zaten. Ik wist dat het om drugs ging.
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 11 maart 2021 (pag. ZD 155), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Na het klusje zou ik 3500 euro krijgen.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van
18 maart 2021 (pag. ZD 034-035) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 16 maart 2021 waren wij belast met het uitvoeren van en het toezicht houden op het transport, het testen en wegen en het vernietigen van een partij verdovende middelen. Deze partij verdovende middelen was op 10 maart 2021 in beslag genomen onder verdachte [verdachte] .
3 bigshoppers in beslag genomen onder verdachte [verdachte] :
-Bigshopper met vermoedelijk verdovende middelen met goednummer 247209
-Bigshopper met vermoedelijk verdovende middelen met goednummer 247223
-Bigshopper met vermoedelijk verdovende middelen met goednummer 247224
Per tas werden de volgende hoeveelheden van deze blokken aangetroffen:
-Bigshopper met goednummer 247209: 16 blokken
-Bigshopper met goednummer 247223: 15 blokken
-Bigshopper met goednummer 247224: 16 blokken
5.
Het proces-verbaal oververpakken van [verbalisant 5] , [verbalisant 6] ,
[verbalisant 7] en [verbalisant 8] van 25 mei 2021 (pag. ZD 036-046) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
[afbeelding]
Onderzoek SIN AAOL6961NL
Wij zagen zestien vacuüm verpakte pakketten.
Op basis van de vraagstelling zijn de bigshopper en twee willekeurig geselecteerde pakketten gescheiden van de overige veertien pakketten.
Onderzoek SIN AAOL6962NL
Wij zagen vijftien vacuüm verpakte pakketten.
Op basis van de vraagstelling zijn de bigshopper en twee willekeurig geselecteerde pakketten gescheiden van de overige dertien pakketten.
Onderzoek SIN AAOL6963NL
Wij zagen zestien vacuüm verpakte blokken.
Op basis van de vraagstelling zijn de bigshopper en twee willekeurig geselecteerde pakketten gescheiden van de overige veertien pakketten.
6.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van [verbalisant 10] , [verbalisant 6] ,
[verbalisant 9] en [verbalisant 8] van 17 maart 2021 (pag. ZD 048-072), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft onderzoek aan SIN AAOL6961NL
Inhoud verpakking: In totaal 14 wit geperste blokken met indruk: ICON
Gewicht inhoud verpakking : 14.02 kilogram (netto exclusief verpakking, na berekening)
Monstername: 12 monsters genomen en voorzien van SIN:
AAMG7988NL
AAMG7993NL
AAMG7994NL
AAMG7995NL
AAMG7996NL
AAMG7997NL
AAMG7998NL
AAMG7999NL
AAMG8000NL
AAMH1750ML
AAMH1749NL
AAMH1743NL
Uitslag kleurtest: positief cocaïne
Betreft onderzoek aan SIN AAOL6962NL
Inhoud verpakking In totaal 13 wit geperste blokken met indruk: ICON
Gewicht inhoud verpakking: 13.09 kilogram (netto exclusief verpakking, na berekening)
Monstername: 12 monsters genomen en voorzien van SIN:
AAMH1747NL
AAMH1746NL
AAMH1745NL
AAMH1744NL
AAMH1743NL
AAMK1742NL
AAMG1255NL
AAMG7968NL
AAMG7967NL
AAMG7975NL
AAMG7976NL
AAMG7977NL
Uitslag kleurtest: positief cocaïne
Onderzoek aan SIN: AAOL6963NL
Inhoud verpakking In totaal 14 wit geperste blokken met indruk: ICON
Gewicht inhoud verpakking: 14.09 kilogram (netto exclusief verpakking, na berekening)
Monstername: 12 monsters genomen en voorzien van SIN:
AAMG7978NL
AAMG7979NL
AAMG7985NL
AAMG7984NL
AAMG7983NL
AAMG7982NL
AAMG7974NL
AAHG7693NL
AAMH1741NL
AAMH1740NL
AAMH1739NL
AAMH1738NL
Uitslag kleurtest: positief cocaïne
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 11] van 23 september 2021 onder meer inhoudende zakelijk weergegeven:
Overzicht geteste monsters
[afbeelding]