ECLI:NL:RBOVE:2022:1997

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
C/08/282541 / KG ZA 22-132
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overdracht van eigendom en betaling van gebruikerslasten na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een vordering van eiser, een ex-echtgenoot, tegen gedaagde, zijn ex-echtgenote, betreffende de overdracht van de voormalige echtelijke woning. De rechtbank had eerder bepaald dat de woning aan eiser werd toebedeeld, met de voorwaarde dat gedaagde de woning tot 1 juni 2022 mocht gebruiken. Gedaagde heeft echter de woning niet op de afgesproken datum verlaten, wat heeft geleid tot een conflict over de toegang tot de woning en de overdracht van de eigendom. Eiser heeft op 2 juni 2022 de sloten vervangen en gedaagde de toegang ontzegd. Eiser vordert nu dat het vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming van gedaagde voor de overname van de hypothecaire schuld en de eigendomsoverdracht. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiser toegewezen, waarbij is bepaald dat gedaagde onverkort moet meewerken aan de overdracht van haar aandeel in de woning. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van gebruikerslasten aan eiser, die zij erkent verschuldigd te zijn. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde geen eisen kan stellen aan de overdracht en dat haar beroep op verrekening niet slaagt. Het vonnis is uitgesproken op 8 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer : C/08/282541 / KG ZA 22-132
Vonnis in kort geding van 8 juli 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
advocaat: mr. M.C.E. Klunder te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.F. Sabaroedin te Enschede.

1.De procedure

[eiser] heeft op 23 juni 2022 de dagvaarding met producties aan [gedaagde] laten betekenen. Bij akte van 30 juni 2022 heeft [eiser] zijn eis vermeerderd en producties in het geding gebracht. Eveneens op 30 juni 2022 heeft [gedaagde] producties overgelegd. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 juli 2022, waar [eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. Klunder, en [gedaagde] , bijgestaan door mr. Sabaroedin. De pleitnota van de zijde van [gedaagde] is tijdens de mondelinge behandeling besproken. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Op 6 juli 2022 is er nog een brief binnengekomen van mr. Sabaroedin. Hierop is op dezelfde dag per e-mail gereageerd door mr. Klunder. Het vonnis wordt vandaag uitgesproken.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Na de scheiding van partijen heeft deze rechtbank bij beschikking van 14 april 2022 bepaald dat de voormalige echtelijke woning aan [het adres] te [woonplaats] aan [eiser] wordt toebedeeld. Ook is bepaald dat [gedaagde] bevoegd is de woning met de inboedel tot 1 juni 2022 te gebruiken. [gedaagde] heeft de woning niet op 1 juni 2022 verlaten, onder medeneming van haar inboedelspullen. [eiser] heeft op 2 juni 2022 de sloten vervangen en [gedaagde] de toegang tot de woning ontzegd. Er staan nog boedelzaken van [gedaagde] in de woning. [eiser] is financieel in staat om het aandeel van [gedaagde] in de woning over te nemen en heeft haar verzocht mee te werken aan overdracht van de woning. [gedaagde] wil pas meewerken aan de overdracht als verdeling van de inboedel heeft plaatsgevonden. Verder vordert [eiser] nog betaling van een bedrag aan gebruikerslasten. Deze kosten worden door [gedaagde] erkend.
Tegelijkertijd doet [gedaagde] een beroep op verrekening, omdat zij stelt een vordering op [eiser] te hebben.
2.2.
In dit vonnis wijst de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiser] toe. Het beroep van [gedaagde] op verrekening slaagt niet. De motivering van deze beslissing volgt hieronder.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn op [datum] getrouwd.
3.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 februari 2022 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De rechtbank heeft besloten iedere andere beslissing, onder andere over de echtelijke woning, aan te houden. Op 3 maart 2022 is de echtscheiding van partijen ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 14 april 2022 is onder meer de voormalige echtelijke woning van partijen aan [het adres] te [woonplaats] toebedeeld aan [eiser] , onder de opschortende voorwaarde dat [gedaagde] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid én [eiser] de woning kan financieren. In de beschikking is ook bepaald dat [gedaagde] de woning tot 1 juni 2022 kon blijven gebruiken.
3.4.
[eiser] heeft de financiering van de woning geregeld. Hij heeft een hypotheekofferte ontvangen, die geldig is tot 26 juli 2022.
3.5.
Bij e-mailbericht van 24 mei 2022 heeft [eiser] advocaat [gedaagde] verzocht om de sleutels van de woning op 1 juni 2022 aan [eiser] te overhandigen, bij gebreke waarvan [eiser] zich met behulp van een slotenmaker de toegang tot de woning zou verschaffen.
3.6.
Op 1 juni 2022 zat [gedaagde] met haar inboedel nog in de woning. Op 2 juni 2022 heeft [eiser] een slotenmaker de sloten van de woning laten veranderen.
3.7.
Tussen de (advocaten van) partijen is gecorrespondeerd over het vaststellen van een datum bij de notaris voor het passeren van de akte van overdracht van de woning en over het ophalen van de inboedel. Dit heeft niet tot een oplossing geleid, met als gevolg dat dit kort geding aanhangig is gemaakt.

4.Het geschil

de vordering

4.1.
[eiser] vordert - na vermeerdering van eis - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. bepaalt dat het vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] , nodig voor de overname door [eiser] van de op de woning rustende hypothecaire schuld en de levering van het eigendomsdeel van [gedaagde] in de woning aan [eiser] ;
2. [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] € 1.177,35 te betalen vanwege de gebruikerslasten;
3. [gedaagde] primair veroordeelt tot betaling aan [eiser] van € 759,00 ter zake kosten van rechtsbijstand of, subsidiair, veroordeelt in de proces- en nakosten.
4.2. [eiser] brengt ter onderbouwing van zijn vorderingen naar voren dat hij de woning toebedeeld heeft gekregen. [gedaagde] mocht tot 1 juni 2022 in de woning verblijven. Zij heeft de woning toen echter niet verlaten, reden waarom [eiser] zich op 2 juni 2022 met een slotenmaker de toegang tot de woning heeft verschaft. De aan [gedaagde] toekomende inboedel staat nog in de woning en had zij allang op kunnen en moeten halen, zo stelt [eiser] . [gedaagde] heeft niet willen verschijnen op de door [eiser] gemaakte afspraak bij de notaris op 21 juni 2022 om de akte van de woning te laten passeren. Zij heeft laten weten pas haar medewerking te zullen verlenen nadat de boedelverdeling naar behoren is afgerond. De advocaat van [eiser] heeft aan (de advocaat van) [gedaagde] laten weten dat het afgeven van de inboedel aan [gedaagde] geen voorwaarde is voor medewerking aan de overdracht van de woning. [gedaagde] heeft haar standpunt gehandhaafd en blijft weigerachtig mee te werken aan de overdracht van de woning. De hypotheekofferte is beperkt geldig, haast is geboden. Ten slotte heeft [eiser] nog naar voren gebracht dat [gedaagde] hem nog gebruikerslasten ad € 1.177,35 verschuldigd is op grond van de beschikking van 14 april 2022.
het verweer
4.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen van [eiser] . In de eerste plaats betwist [gedaagde] het spoedeisend belang aan de zijde van [eiser] . Uit niets blijkt dat de bindende offerte voor [eiser] komt te vervallen. [eiser] heeft zonder waarschuwing vooraf andere sloten aangebracht, terwijl zij nog in de woning verbleef. [gedaagde] is hierdoor overvallen en was niet meer in staat alle voor haar belangrijke bank- en pincodes, maar ook telefoon- en DigiD-code op te halen. [gedaagde] wil haar privézaken en de inboedel ophalen buiten aanwezigheid van [eiser] . Zij heeft een gerechtvaardigd belang pas te tekenen nadat de verdeling op een fatsoenlijke manier heeft plaatsgevonden. Daarom vindt [gedaagde] dat zij haar medewerking tot het verlenen van de overdracht kan opschorten. [gedaagde] heeft ten slotte nog een beroep op verrekening gedaan met betrekking tot de gebruikerslasten. Het gevorderde bedrag kan worden verrekend met de factuur ad € 1.179,14 die zij heeft gekregen ter zake het leegpompen van de ondergelopen kelder van de woning.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

spoedeisend belang
5.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Hij heeft er belang bij dat de akte tot overdracht zo snel mogelijk wordt gepasseerd en de woning op zijn naam komt te staan. Dat klemt temeer omdat de hypotheekofferte beperkt geldig is (tot 26 juli 2022) en het maar de vraag is of [eiser] een nieuwe offerte met dezelfde voorwaarden aangeboden krijgt, gelet op de stijgende/gestegen hypotheekrentes. Dit betekent dat [eiser] ontvankelijk is in zijn vorderingen en dat de voorzieningenrechter de vorderingen inhoudelijk zal gaan behandelen.
overdracht woning
5.2.
Uit de stukken en wat partijen in dit geding naar voren hebben gebracht, volgt dat de relatie tussen hen zeer ernstig verstoord is en dat zij niet in staat zijn om fatsoenlijk met elkaar te communiceren. Dit maakt echter niet dat [gedaagde] zich niet hoeft te houden aan de beschikking van 14 april 2022 wat betreft de overdracht van (haar aandeel in) de woning. De beschikking is duidelijk en spreekt voor zich. [gedaagde] dient onverkort mee te werken aan overdracht van haar aandeel in de woning als [eiser] de woning kan overnemen en haar uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek kan laten ontslaan. Dat is thans het geval. Het is nu [gedaagde] die moet presteren. Zij wist dat zij de woning op 1 juni 2022 moest verlaten, maar heeft daartoe geen acties ingezet. Dat zij alsnog op uiterst korte termijn vrijwillig wil meewerken aan de overdracht is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk, nu [gedaagde] tijdens de zitting haar standpunt dat zij eerst de inboedel op wil halen voordat zij wil meewerken aan de overdracht heeft gehandhaafd. De brief van de advocaat van [gedaagde] van 6 juli 2022 leidt niet tot een ander oordeel, zulks temeer nu in die brief staat dat pas na het ophalen van de inboedel op 19 juli 2022 een afspraak gemaakt kan worden bij de notaris. Het is echter niet aan [gedaagde] om eisen te stellen, zij is juist degene die moet presteren. Dit betekent dat de hiervoor in 4.1. onder 1. genoemde vordering zal worden toegewezen.
de gebruikerslasten versus de rekening van het leegpompen van de kelder
5.3.
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 3.3. van de beschikking van 14 april 2022 stelt [eiser] zich op het standpunt dat hem € 1.177,35 ter zake gebruikerslasten toekomt. Dit bedrag ziet op de periode van 14 april 2022 tot en met 31 mei 2022. [eiser] heeft toen de gebruikerslasten betaald, terwijl [gedaagde] deze kosten had moeten betalen. [gedaagde] erkent dat zij de gevorderde gebruikerslasten moet betalen. Zij vindt echter dat die vordering van [eiser] kan worden verrekend met een vordering van haar op [eiser] ad € 1.179,14, zoals die blijkt uit de factuur van [Service & Onderhoud] , voor het leegpompen van de onder-gelopen kelder van de woning. Deze kosten komen voor rekening van [eiser] als eigenaar van de woning, zo stelt [gedaagde] . [eiser] betwist deze kosten verschuldigd te zijn.
5.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat voor toewijzing van een geldvordering in kort geding in de regel slechts plaats is indien met grote mate van waarschijnlijkheid moet worden aangenomen dat in een bodemprocedure toewijzing van de vordering te verwachten is. Niet ter discussie staat dat [gedaagde] € 1.177,35 verschuldigd is aan [eiser] ter zake de gebruikerslasten, zodat deze vordering voor toewijzing gereed ligt. [gedaagde] doet echter een beroep op verrekening. De vraag die de voorzieningenrechter moet beantwoorden, is of
de factuur voor het leegpompen van de kelder kan verrekenen met het bedrag van de gebruikerslasten die [eiser] heeft betaald. Die vraag wordt ontkennend beantwoord, wat de voorzieningenrechter als volgt motiveert.
5.5.
Bij de beoordeling van een beroep op verrekening als bedoeld in artikel 6:127 BW, gaat het erom of de schuldenaar ( [gedaagde] ) de bevoegdheid tot verrekening zoals bedoeld in artikel 6:127 lid 2 BW heeft op het moment dat zij aan de schuldeiser ( [eiser] ) verklaart dat zij haar schuld met een vordering op de schuldeiser verrekent. Op grond van artikel 6:136 BW kan de rechter een vordering van de schuldeiser (hier: [eiser] ) toewijzen ondanks het beroep van de schuldenaar (hier: [gedaagde] ) op verrekening, als de gegrondheid van het verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering voor toewijzing vatbaar is. [eiser] betwist niet alleen de verschuldigdheid van de factuur - hij is niet op de hoogte gebracht van het water in de kelder, hij heeft geen opdracht tot leegpompen gegeven -, ook betwist hij de hoogte van de factuur en de noodzaak van het maken van de kosten (er is een pomp aanwezig in de woning). Als onweersproken is komen vast te staan dat [eiser] niet op de hoogte is gebracht van de ondergelopen kelder en dat er een pomp aanwezig is om het water zelf weg te pompen. Gelet hierop gaat het beroep op verrekening van [gedaagde] niet op.
De gestelde vordering is door [eiser] betwist en niet op eenvoudige wijze vast te stellen. De conclusie is dat [gedaagde] de gebruikerslasten van € 1.177,35 moet betalen.
proces- en nakosten
5.6.
In de omstandigheid dat [gedaagde] - ondanks de beschikking van deze rechtbank van 14 april 2022 - tot op heden bewust weigerachtig is gebleven mee te werken aan de over-dracht en levering van haar aandeel in de woning aan [eiser] , ziet de voorzieningenrechter aanleiding om, in afwijking van de in familiezaken gebruikelijke compensatie van kosten, [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
-griffierecht € 1.301,00
-kosten dagvaarding 125,03
-salaris advocaat
656,00
totaal € 2.082,03
5.7.
De nakosten zullen worden toegewezen als na te melden.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] die nodig is voor de overname door [eiser] van de op de woning (gelegen aan [het adres] [woonplaats] ) rustende hypothecaire schuld en de levering van het eigendomsdeel van [gedaagde] in die woning aan [eiser] ;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.177,35 vanwege de gebruikerslasten;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden begroot op € 2.082,03, waaronder € 656,00 salaris advocaat;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en explootkosten van betekening van het vonnis;
6.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op
8 juli 2022.