ECLI:NL:RBOVE:2022:1995

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
08-065765-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag met fors geweld tijdens uitgaan

Op 11 juli 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 25-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden met een proeftijd van 2 jaar voor poging tot doodslag. De man heeft op 26 februari 2022 in Hengelo zonder enige aanleiding fors geweld gebruikt tegen het slachtoffer, waarbij hij hem in het gezicht sloeg, stompte en vervolgens meermalen tegen het hoofd en lichaam schopte terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag. Het geweld leidde tot een hersenschudding en een gebroken neus bij het slachtoffer. Naast de gevangenisstraf is de man ook veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en moet hij het slachtoffer een schadevergoeding van ruim 3.000 euro betalen. De rechtbank oordeelde dat de man met zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard, wat leidde tot de veroordeling voor poging tot doodslag. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die recentelijk een stabiel leven had opgebouwd na eerdere problemen met drugs en alcohol.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-065765-22 (P)
Datum vonnis: 11 juli 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K.E. van den Ing en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. T.R. Oude Veldhuis, advocaat in Hengelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, dan wel dat hij hem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel dat hij heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem tegen zijn hoofd en lichaam te slaan, te stompen en te trappen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 februari 2022, in de gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of met dat opzet genoemde [slachtoffer] met een fles, althans enig hard voorwerp, in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen, en/of met dat opzet genoemde [slachtoffer] zodanig krachtig heeft geduwd, dat hij (genoemde [slachtoffer] ) tegen een muur(tje) en/of op de grond is gevallen of terecht is gekomen, en/of met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de
geschoeide voet (krachtig) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of en/of (elders) tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, (ook) terwijl deze [slachtoffer] op de grond was gevallen of terecht was gekomen, en/of terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag, en/of
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 februari 2022, in de gemeente Hengelo (O), aan een persoon, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken neus en/of een (zware) hersenschudding en/of een breukje in de linker pols en/of diverse verwondingen op zijn hoofd), heeft toegebracht, door genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam te stompen en/of te slaan, en/of door genoemde [slachtoffer] met een fles, althans enig hard voorwerp, in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan, en/of door genoemde [slachtoffer] zodanig krachtig te duwen, dat hij (genoemde [slachtoffer] ) tegen een muur(tje) en/of op de grond is gevallen of terecht is gekomen, en/of door genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de geschoeide
voet (krachtig) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of en/of (elders) tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen, (ook) terwijl deze [slachtoffer] op de grond was gevallen of terecht was gekomen, en/of terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 februari 2022, in de gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of met dat opzet genoemde [slachtoffer] met een fles, althans enig hard voorwerp, in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen, en/of met dat opzet genoemde [slachtoffer] zodanig krachtig heeft geduwd, dat hij (genoemde [slachtoffer] ) tegen een muur(tje) en/of op de grond is gevallen of terecht is gekomen, en/of met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de geschoeide voet (krachtig) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, (ook) terwijl deze [slachtoffer] op de grond was gevallen of terecht was gekomen, en/of terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde nu het dossier onvoldoende bewijs bevat dat hij deze feiten heeft gepleegd. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte enkel voor het meer subsidiair ten laste gelegde kan worden veroordeeld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De betrouwbaarheid van getuige [getuige 1]
Anders dan door de raadsvrouw is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) authentiek en betrouwbaar is. [getuige 1] heeft uitgebreid en gedetailleerd verklaard. Haar verklaring vindt bovendien op essentiële punten steun in overige stukken in het dossier, zoals in de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] . De rechtbank zal deze verklaring voor zover nodig gebruiken voor het bewijs. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
4.3.2
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 26 februari 2022 was aangever samen met een aantal vrienden in de binnenstad van Hengelo (O). Zonder duidelijke reden werd aangever daar nabij het stadhuis door verdachte met kracht tegen het hoofd geslagen of gestompt waardoor hij op de grond viel. Toen aangever op de grond lag, heeft verdachte hem meermalen met kracht geschopt, tegen zijn lichaam en tegen zijn hoofd. Aangever heeft daarbij kort het bewustzijn verloren. Later die nacht is hij overgebracht naar het ziekenhuis. Daar werd geconstateerd dat aangever een hersenschudding en een gebroken neus had.
Het geweld tegen aangever is door één persoon begaan. Deze persoon voldoet volledig aan het signalement van verdachte, te weten: rood haar, fors postuur en zeker een meter tachtig lang.
4.3.3
De overwegingen van de rechtbank
Niet ter discussie staat dat verdachte op 26 februari 2022 in Hengelo (O) de roodharige man met fors postuur was die bij de mishandeling van [slachtoffer] betrokken was. Verdachte heeft verklaard dat hij aangever slechts één schop, tegen diens ribbenkast, heeft gegeven. Die verklaring snijdt geen hout. Op basis van de verklaringen van getuigen en op basis van de verwondingen van het slachtoffer, stelt de rechtbank vast dat verdachte aangever heeft geslagen waardoor deze ten val kwam en hem daarna meermalen heeft geschopt, zowel tegen het lichaam als tegen het hoofd.
Dat verdachte aangever ook met een fles heeft geslagen, zoals ten laste is gelegd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen worden verklaard. Op dat onderdeel zal verdachte worden vrijgesproken.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het handelen van verdachte op zichzelf genomen de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood met zich heeft gebracht en zo ja, of verdachte die kans willens en wetens heeft aanvaard.
Verdachte heeft aangever in het gezicht gestompt of geslagen waardoor aangever ten val is gekomen. Daarna heeft hij hem, meermalen, met kracht tegen zijn hoofd en lichaam, waaronder de ribbenkast, geschopt, terwijl aangever al op de grond lag. Volgens getuige [getuige 1] trapte verdachte tegen het hoofd van verdachte alsof het een voetbal was. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam is met een vitale levensfunctie. Dat geldt ook voor de organen achter de ribbenkast, waartegen verdachte eveneens heeft getrapt.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen en in het bijzonder gelet op de intensiteit, kracht en herhaling van schoppen tegen zeer kwetsbaar lichaamsdelen, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zou komen te overlijden. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het doden van aangever, zoals primair aan hem ten laste gelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks26 februari 2022, in de gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal,met de al dan niet tot vuist gebalde hand in het gezicht en/of tegen het hoofd
en/of (elders) tegen het lichaamheeft gestompt en
/ofgeslagen,
en/of met dat opzet genoemde [slachtoffer] met een fles, althans enig hard voorwerp, in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen, en/of met dat opzet genoemde [slachtoffer] zodanig krachtig heeft geduwd, dat hij (genoemde [slachtoffer] ) tegen een muur(tje) en/of op de grond is gevallen of terecht is gekomen,en
/ofmet dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen
, althans eenmaal,met de
geschoeide voet
(krachtig
)in het gezicht en/of tegen het hoofd en
/of en/of (elders
)tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt,
(ook)terwijl deze [slachtoffer] op de grond was gevallen
of terecht was gekomen,en
/ofterwijl deze [slachtoffer] op de grond lag,
en/of
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder het primair ten laste gelegde meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primairhet misdrijf: poging tot doodslag.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren op te leggen. Aan het voorwaardelijke strafdeel moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de inhoud van het reclasseringsrapport en daarbij aansluiting te zoeken. Terugkeer naar de gevangenis zal er voor verdachte toe leiden dat hij zijn baan, inkomen en woonruimte verliest. Bepleit is een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest en een deels voorwaardelijke taakstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit en de (proces)houding van verdachte
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van geweld tijdens het uitgaan in de binnenstad van Hengelo. Zonder aanleiding heeft verdachte zeer fors geweld gebruikt tegen aangever, waarbij de kans bestond op dodelijke afloop. Verdachte heeft aangever in het gezicht geslagen of gestompt waardoor aangever ten val kwam en hem toen vol tegen het hoofd en elders tegen het lichaam geschopt. Dit alles grotendeels terwijl aangever weerloos op de grond lag. De kleine, tengere aangever, zoals de rechtbank ter zitting heeft kunnen vaststellen, was bij dit alles niet of nauwelijks in staat zich te verweren tegen zijn grote en forse aanvaller. Aangever heeft een hersenschudding en een gebroken neus opgelopen door het op hem uitgeoefende geweld.
Dat verdachte door zijn handelen geen ernstiger letsel bij of de dood van aangever heeft veroorzaakt, lijkt uitsluitend te danken aan een gelukkig toeval.
Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Hij blijft ontkennen dat hij het feit heeft gepleegd en heeft ter zitting een door geen enkel bewijsmiddel gestaafde versie van het gebeuren gegeven, die erop neerkomt dat aangever een meisje zou hebben lastiggevallen, dat hij daarom aangever geschopt had nadat deze ook hem had belaagd. Daarnaar gevraagd heeft hij overigens ter zitting ook verklaard dat hij had kunnen weglopen: een beroep op zelfverdediging is dan ook terecht niet gedaan.
Het baart de rechtbank zorgen dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Dat hij, zoals zijn vriend de politie vertelde, “zo dronken als een aap” was, zou kunnen verklaren dat hij zich de gebeurtenissen niet goed meer herinnert, maar dat maakt het gepleegde feit niet minder ernstig. Kennelijk is verdachte onder invloed van alcohol in staat zwaar geweld tegen anderen te gebruiken.
Uitgaansgeweld in de publieke ruimte zorgt in het algemeen voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daaraan heeft verdachte bijgedragen. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk, als zinloos betiteld, geweld gedurende langere tijd lichamelijke en/of psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 4 mei 2022, waaruit blijkt dat hij niet recentelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
In het reclasseringsrapport van 25 mei 2022, opgemaakt door B.C. Bast, wordt het volgende gerapporteerd en geadviseerd.
Verdachte heeft speciaal onderwijs gevolgd. Hij heeft een posttraumatische stress-stoornis (PTSS) opgelopen als gevolg van het ongeval met de monstertruck in Haaksbergen. Hij is daardoor (hard)drugs gaan gebruiken. Door een behandeling van Tactus Verslavingszorg lijkt verdachte psychisch weer in evenwicht gekomen en heeft hij zijn drugsgebruik onder controle in die zin dat hij geen harddrugs meer gebruikt. Wel blowt hij dagelijks en drinkt hij alcohol. Verdachte maakt een gemotiveerde indruk om zijn leven op orde te houden. Eigen woonruimte en inkomen uit werk lijken daarvoor belangrijke pijlers te zijn.
De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie agressiebeheersing en het meewerken aan middelencontroles. Mogelijke gevolgen als het verlies van werk, inkomen en woonruimte worden als bezwaren gezien tegen een gevangenisstraf, omdat verdachte vanwege zijn beperkingen het bovengemiddeld lastig zal hebben de eerdergenoemde pijlers in zijn leven opnieuw op te bouwen.
Overwegingen en conclusie rechtbank
De rechtbank is, alle omstandigheden in aanmerking nemend en afwegend, het volgende van oordeel. Door de ernst van het feit is vanuit het oogpunt van vergelding een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming zonder meer op zijn plaats. De rechtbank heeft echter ook oog voor de beperkingen van verdachte en de wijze waarop hij, na een aantal moeizame jaren, in staat is gebleken om recent toch een stabiel leven op te bouwen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om van de eis van de officier van justitie af te wijken en geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank neemt hierbij uitdrukkelijk mede in overweging dat het letsel, hoewel voor aangever zonder meer pijnlijk en onaangenaam, niet levensbedreigend is geweest. De rechtbank zal een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur opleggen met als doel verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de voorwaarden verbinden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering. De rechtbank wijst verdachte uitdrukkelijk op het feit dat hij gebaat is bij een open houding in de contacten met de reclassering, om inzicht in zijn handelen te krijgen en daarmee recidive te voorkomen. Dat betekent dat verdachte in zijn contacten met de reclassering zou moeten proberen te reconstrueren hoe hij tot het bewezenverklaarde handelen heeft kunnen komen.
Om recht te doen aan de ernst van het feit en de gevolgen die dit voor het slachtoffer heeft gehad zal de rechtbank naast de voorwaardelijke gevangenisstraf tevens de maximale taakstraf opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden zijn. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie agressiebeheersing en het meewerken aan middelencontroles verbinden.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert, in de uiteindelijke vordering, gedateerd 9 juni 2022 en ontvangen bij het parket op 23 juni 2022, en aangepast ter zitting van 27 juni 2022, verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.042,75 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • eigen risico ziektekostenverzekering € 385,00
  • reparatiekosten telefoon € 479,00
  • onderzoekskosten telefoon € 30,00
  • kleding/muts € 29,95
  • tegemoetkoming verlofuren t.b.v. wachtdagen € 108,96
  • reiskosten € 9,84
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 3000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en integraal toegewezen dient te worden.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair, in het geval van een bewezenverklaring heeft de raadsvrouw verzocht de schadeposten ‘reparatiekosten telefoon’, ‘onderzoekskosten telefoon’ en ‘kleding/muts’ af te wijzen nu geen causaal verband is aangetoond tussen het voorval en de beschadiging van de telefoon en het verloren raken van de muts.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht deze te matigen tot een bedrag van € 1.500,00.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde schadeposten ‘eigen risico’, ‘tegemoetkoming verlofuren t.b.v. wachtdagen’ en ‘reiskosten’ zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal deze schadeposten daarom toewijzen.
De opgevoerde schadeposten ‘reparatiekosten telefoon’ en ‘onderzoekskosten telefoon’ zijn betwist. De rechtbank is van oordeel dat er voldoende rechtstreeks verband bestaat tussen het bewezenverklaarde en de beschadiging van de telefoon van aangever. De rechtbank zal deze gevorderde schadeposten daarom ook toewijzen.
Ten aanzien van de opgevoerde schadepost ‘kleding/muts’ is de rechtbank van oordeel dat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij zal voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal de gevorderde materiële schade gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.012,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft bekomen. De rechtbank zal gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en de door de benadeelde partij geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal het meer verzochte afwijzen.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van € 3.012,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2022.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder het primair ten laste gelegde meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf: poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich blijft melden bij Reclassering Nederland op het adres Molenstraat 50 te Enschede zoals ook tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis het geval was. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie ‘alcohol en agressie’ of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing, te bepalen door de reclassering.. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd en op welke wijze;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]tot vergoeding van de geleden materiële schade toe tot een bedrag van
€ 1.012,80;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een bedrag van € 29,95 aan materiële schade niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]tot vergoeding van de geleden immateriële schade toe tot een bedrag van
€ 2000,00onder afwijzing van het overige;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.012,80te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 3.012,80te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
40 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. M. Scheeper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Gottemaker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2022.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022100480. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 7 maart 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 3 tot en met 5):
Wij gingen 26 februari 2022 omstreeks 00:30 uur de stad in. Rond 1:00 uur gingen wij naar [restaurant] in Hengelo (O). Ik weet nog flitsen. Een flits is dat ik op het bankje zat bij het gemeentehuis met alles onder het bloed. Waaronder mijn gezicht.

2.

Een geschrift, te weten het “specialistenbericht” van E. Tijhof, arts-assistent namens dr. J.H. Hegeman, chirurg, van 25 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 6 en 7):
[slachtoffer]
Opnamedatum 26-2-2022
Beloop
Bij tertiary survey een pijnlijke pols links.
Conclusie
Trauma capitis na gevecht met fractuur os nasale.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 8 maart 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 19 tot en met 23), waarbij A staat voor antwoord en V voor vraag:
A: Op 26 februari 2022 zijn we naar de stad (de rechtbank begrijpt: Hengelo (O)) gegaan. [slachtoffer] werd geslagen en viel met zijn hoofd tegen een muurtje en bleef liggen. De jongen bleef doortrappen.
V: Kan je de jongen beschrijven?
A: Ik schat hem ongeveer 1,80 m lang, kort rood haar.
V: Waarom weet je zo zeker dat [verdachte] degene is die [slachtoffer] heeft mishandeld?
A: Op de foto, die hij op zijn Instagram heeft staan. Hij heeft ook rood haar en ik herken hem aan zijn gezicht.
V: Hoe sloeg [verdachte] hem?
A: [slachtoffer] rende voor hem weg, dus hij had zijn rug naar hem gekeerd. Hij werd dus van achteren neer geslagen.
V: Hoe sloeg hij hem, was dit met de vuist of de vlakke hand?
A: Hij sloeg met de vuist.
V: Je ziet dat [slachtoffer] valt. Wat gebeurt er dan?
A: [slachtoffer] bleef liggen. Ik zag geen beweging meer eigenlijk. Ik zag dat [verdachte] door bleef trappen.
V: Hoe trapte [verdachte] hem?
A: Hij schopte hem tegen zijn hoofd, alsof hij tegen een bal aan trapte.
V: Hoe vaak schopte hij hem?
A: 3 à 4 keer.
V: Waar raakte hij hem?
A: Op zijn hoofd.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 10 maart 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 46 tot en met 48):
Op 26 februari 2022 zag ik tegenover mijn zaak [restaurant] in Hengelo (O), bij een muurtje van het gemeentehuis een persoon op de grond liggen. Ik zag dat een manspersoon deze liggende persoon met zijn been trapte. Hij trapte maar steeds door. Ik heb gezien dat de genoemde manspersoon tegen het lichaam van de liggende man trapte. Hij ging maar doortrappen en wild doen. De man was een blanke jongen tussen 20-30 jaar. Hij was fors van postuur en ca. 1.80-182 lang. Wat me opviel is dat hij rood haar had.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 10 maart 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 49 en 50):
Op zaterdag 26 februari 2022 was ik uit in Hengelo (O). Bij het stadhuis zag ik dat er ruzie was op straat. Ik zag dat een jongen tegen de muur van het stadhuis viel en op de grond bleef liggen. Toen hij op de grond lag werd hij nog wel 3, 4 of 5 keer geschopt door een jongen. De jongen op de grond werd echt hard geschopt, grotendeels aan de linker kant van zijn lichaam en hoofd. Ik zag dat hij al helemaal onder het bloed zat en toch ging de jongen door met schoppen. Dit ging maximaal agressief, echt gericht om iemand pijn te doen. Hij schopte ook keihard met de punt van zijn schoen.
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 15 maart 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 80 tot en met 86):
V: Wat is er gebeurd in de nacht van 26 februari jl.?
A: Deze avond was ik ongeveer om 23:00 uur 23:30 uur in Hengelo.
(…)
Uur of 4 ben ik naar huis gegaan.
V: Kun jij je herinneren wat daar bij [restaurant] is gebeurd?
Wil je nog wat verklaren over hetgeen waar je verdacht van wordt?
A: Ik heb hem getrapt, bij zijn ribbenkast.