ECLI:NL:RBOVE:2022:1994

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
283305 KG RK 22-296
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechters in civiele procedure

Op 3 juli 2020 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters J.H. Olthof en U. van Houten van de Rechtbank Overijssel. Dit verzoek was gebaseerd op de vrees voor partijdigheid van de rechters in een civiele procedure. De wrakingskamer van de rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat verzoekster haar verzoek niet heeft gemotiveerd. Volgens de wet dient een wrakingsverzoek gemotiveerd te zijn, wat inhoudt dat de verzoeker moet aangeven waarom de rechterlijke onpartijdigheid in het geding zou kunnen komen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek slechts uit onsamenhangende opmerkingen bestond en dat er geen concrete feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief konden rechtvaardigen. Daarom heeft de wrakingskamer besloten om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren zonder een mondelinge behandeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 11 juli 2022 door de mrs. F. Koster, M.M. Verhoeven en R.F. van Aalst, waarbij tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: 283305 KG RK 22-296
Beslissing van 11 juli 2022
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster tot wraking.

1.De procedure

Op 3 juli 2020 heeft verzoekster het verzoek tot wraking gedaan van mrs. J.H. Olthof en
U. van Houten, rechters in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaken die respectievelijk zijn geregistreerd onder de zaaknummers 282898 JE RK 22-1171 en 276786 JERK 22-174.

2.De beoordeling

2.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
2.2.
Op grond van artikel 37 lid 2 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering dient een wrakingsverzoek gemotiveerd te worden. Van een gemotiveerd wrakingsverzoek is pas sprake als uit het verzoek op enigerlei wijze blijkt dat en waarom de verzoeker van mening is dat er feiten en omstandigheden zijn waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel 5 lid 2, aanhef en onder c van het protocol van de wrakingskamer van deze rechtbank kan de wrakingskamer een wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk verklaren indien het verzoek niet is gemotiveerd.
2.3.
De wrakingskamer constateert dat verzoekster in haar wrakingsverzoek niet heeft gemotiveerd waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dat verzoek bestaat namelijk slechts uit een aantal onsamenhangende opmerkingen en bevat geen concrete feiten en omstandigheden waaruit de rechtbank de vooringenomenheid van de mrs. Olthof en/of Van Houten of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden. De wrakingskamer ziet dan ook aanleiding om een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege te laten en verzoekster meteen niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek.

3.De beslissing

De wrakingskamer
3.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. F. Koster, M.M. Verhoeven en R.F. van Aalst in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.