Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
zij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand oktober 2018 tot en met 28 mei 2019 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 3] ), een grote hoeveelheid hennep en/of een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde (telkens) hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, zulks terwijl deze/dit feit(en) betrekking hebben/heeft op een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet.
3.De voorvragen
4.De bewijsmotivering
5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
9.De beslissing
telkens het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
140 (honderdveertig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
70 (zeventig) dagen.