ECLI:NL:RBOVE:2022:1972

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
08-312128-21 (P) en de vordering tul 08-218014-20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van vader door zoon tijdens woordenwisseling over muziekgeluid

Op 7 juli 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling van zijn vader en moeder. De zaak kwam voort uit een incident op 7 november 2021, waarbij een woordenwisseling over de geluidssterkte van muziek escaleerde. De verdachte, die in het ouderlijk huis woonde, begon zijn vader te slaan nadat deze hem filmde met een mobiele telefoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn vader meermalen op het hoofd heeft geslagen, maar heeft de beschuldiging van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet bewezen geacht. De verdachte werd vrijgesproken van de mishandeling van zijn moeder, omdat er onvoldoende bewijs was.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische problemen en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 110 dagen geëist, maar de rechtbank besloot om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 111 dagen, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van huiselijk geweld en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-312128-21 (P) en de vordering tul 08-218014-20
Datum vonnis: 7 juli 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
3 maart 2022 en van 23 juni 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M. van Leussen, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 7 november 2021:
feit 1:heeft geprobeerd om zijn vader, [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(primair)dan wel zijn vader heeft mishandeld
(subsidiair);
feit 2:zijn moeder, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 7 november 2021 te Borne
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
immers heeft hij, verdachte, deze [slachtoffer 1] een of meer(dere) ma(a)l(en) geslagen
en/of gestompt op/tegen het hoofd, althans het lichaam, en/of een of meer(dere)
ma(a)l(en) geschopt en/of getrapt op/tegen het lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 november 2021 te Borne
zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, te weten [slachtoffer 1] ,
heeft mishandeld door deze [slachtoffer 1] een of meer(dere) ma(a)l(en) te slaan en/of
stompen op/tegen het hoofd, althans het lichaam, en/of een of meer(dere)
ma(a)l(en) te schoppen en/of trappen op/tegen het lichaam;
2
hij op of omstreeks 7 november 2021 te Borne
zijn moeder tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, te weten [slachtoffer 2]
,
heeft mishandeld door deze [slachtoffer 2] een of meer(dere) ma(a)l(en) te schoppen
en/of trappen tegen/op de/het be(e)n(en), althans het lichaam.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten kunnen wel wettig en overtuigend worden bewezenverklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - overeenkomstig zijn pleitnota - vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vaststelling van de feiten
Op basis van de inhoud van de inhoud van het dossier en van wat ter terechtzitting is besproken stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 7 november 2021 ontstaat in de ouderlijke woning aan de [adres 2] een woordenwisseling over de geluidssterkte van de muziek. Deze woordenwisseling escaleert. Verdachte begint zijn moeder, [slachtoffer 2] , uit te schelden. Moeder reageert hierop. Vader, [slachtoffer 1] , is dit alles aan het filmen met zijn mobiele telefoon terwijl hij op een stoel zit. Verdachte krijgt dit in de gaten en wordt heel boos. Verdachte gaat naast vader staan en wil de telefoon pakken, die zijn vader met beide handen vasthoudt. Vader valt met stoel en al achterover. Verdachte gaat bovenop hem zitten en begint op vader in te slaan. Vader voelt pijn aan zijn hoofd, oor, jukbeenderen, mond, neus, lip en ogen.
4.3.2
Bewijsoverwegingen feit 1, primair
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben aangevoerd dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel terwijl ook opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet kan worden bewezenverklaard.
De rechtbank deelt die standpunten en is van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
4.3.3.
Bewijsoverwegingen feit 1, subsidiair
Noodweer/noodweerexcesverweer
Namens verdachte is aangevoerd dat hij zich heeft verdedigd tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door zijn vader. Vader heeft als eerste geslagen waarop verdachte heeft gereageerd door vader twee keer terug te slaan. Subsidiair doet verdachte een beroep op noodweerexces omdat hij onder invloed van emoties vaker heeft geslagen dan noodzakelijk was om zich aan de situatie te onttrekken. Honorering van dit beroep op noodweer(exces) dient tot vrijspraak te leiden.
De rechtbank overweegt het volgende.
Op grond van artikel 41 Sr is degene die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, niet strafbaar.
Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie zodat het beroep daarop en dat op noodweerexces niet slaagt.
Zoals hiervoor immers is vastgesteld probeerde verdachte de telefoon van zijn vader af te pakken, viel vader toen met stoel en al achterover en heeft verdachte vader vervolgens in het gezicht geslagen. Het was verdachte die de aanval inzette, waartegen vader zich verdedigde en mocht verdedigen, ook indien hij verdachte tijdens die worsteling zou hebben geslagen. Een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van vader tegen verdachte is niet aannemelijk geworden.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan.
Feit 2
Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat in het dossier geen wettig en overtuigend bewijs is voor de mishandeling van moeder.
De rechtbank overweegt dat zich in het dossier enkel een verklaring bevindt van [slachtoffer 1] . Hij heeft zelf de mishandeling van [slachtoffer 2] niet gezien. Hij verklaart weliswaar dat dochter [naam] de mishandeling deels zou hebben gezien, maar van haar zit geen verklaring in het dossier. Verder is als bijlage bij de verklaring van vader een onduidelijke foto opgenomen waarop het letsel van moeder zou zijn vastgelegd.
De rechtbank vindt dit alles onvoldoende om te kunnen komen tot bewezenverklaring van feit 2, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 november 2021 te Borne zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, te weten [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door deze [slachtoffer 1] meermalen te slaan op het hoofd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, subsidiair
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest waarvan hij het aantal dagen becijferde op 110 met aftrek van dat voorarrest en oplegging van een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van vijftig uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door vijfentwintig dagen hechtenis. De officier van justitie heeft tevens gevorderd aan de voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de Reclassering voorgesteld.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om, indien en voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, conform het advies van het NIFP-rapport, verdachte het bewezenverklaarde in een verminderde mate toe te rekenen. Verder dient bij een veroordeling een straf te worden opgelegd waarbij aansluiting wordt gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten met aftrek van voorarrest en deels voorwaardelijk.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vader. Daardoor heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vader.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 juni 2022 (vul de feitaanduidingen in), waaruit blijkt dat de verdachte (vul de feitaanduidingen in)eerder is veroordeeld, onder meer voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het rapport van M. Krops, gezondheidszorgpsycholoog (onder supervisie van dr. R.W. Blaauw, gezondheidszorgpsycholoog en gerechtelijk deskundige) van 7 maart 2022. Hieruit komt onder meer het volgende naar voren.
Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was sprak van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en kampte verdachte met een ongespecificeerde depressieve stoornis. Mogelijk was sprake van een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. Vanuit zijn persoonlijkheidspathologie is verdachte primair op zichzelf gericht, heeft hij een lage frustratietolerantie en bezorgt de invloed van zijn gedrag op een ander hem geen schuldgevoelens of berouw. Bij verdachte is sprake van adequaat normbesef (kennis van goed en kwaad) en hij kan de wensen en behoeften van anderen herkennen, maar kiest hij er soms voor om niet te handelen conform dit normbesef. Vanuit zijn neiging tot opportunistisch gedrag, waardoor hij gemakkelijk ingaat op de mogelijkheden voor persoonlijk gewin, en verminderde empathische vermogens, staat hij echter niet stil bij de consequenties van zijn gedrag op anderen.
In situaties waarin de spanningen oplopen weet hij deze niet tijdig te doorvoelen, waardoor zijn emotieregulatievaardigheden en impulscontrole dan tekortschieten en hij negatieve gevoelens uitageert. In de periode voorafgaand aan de tenlasteleggingen verkeerde verdachte vermoedelijk in een depressieve episode. Het is aannemelijk dat reeds opgebouwde spanningen bij verdachte tot uiting kwamen tijdens het conflict met moeder, maar deze verder opliepen door de aanblik van zijn filmende vader. In die situatie werden de tekortschietende emotieregulatieproblemen en impulsiviteit zichtbaar. Geadviseerd wordt om de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De kans op recidive van gewelddadig gedrag is hoog. Met betrekking tot klinische risicofactoren is sprake van een beperkt probleembesef en -inzicht, impulsiviteit, antisociaal gedrag, een gebrek aan verantwoordelijkheid nemen voor het delict, geringe copingvaardigheden en beïnvloeding door risicovolle netwerkleden.
Met betrekking tot de toekomst zijn nog geen afspraken gemaakt over delictpreventie, is sprake van onduidelijkheid ten aanzien van huisvesting, verdachte heeft geen werk of opleiding, geen inkomen, zijn er twijfels over de invulling van zijn vrije tijd en beschikt hij over onvoldoende vaardigheden (en mogelijk ook de intentie) om zich niet te laten beïnvloeden door een negatief netwerk. Daarbij is de kans op destabilisatie groot in geval van stresserende omstandigheden.
Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke gevangenisstaf op te leggen onder de voorwaarden dat hij verdachte zich ambulant laat behandelen voor zijn persoonlijkheids-, agressie- en verslavingsregulatieproblematiek, en zich ook laat begeleiden ten aanzien van school en/of werk, vrijetijdsbesteding en sociale relaties.
Ook door het Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering is over verdachte gerapporteerd(vul de feitaanduidingen in). Het meest recente rapport van 16 juni 2022(vul de feitaanduidingen in) houdt het volgende in. Uit het reclasseringsdossier komen grote zorgen naar voren, waaronder sociaal netwerk, gezin, psychosociaal functioneren, school/dagbesteding en de houding van verdachte. Ook het middelengebruik komt als een risicofactor naar voren. Ondanks veel inzet vanuit de jeugdreclassering, een klinisch traject en een verblijf op een woongroep middels een uithuisplaatsing, is het niet gelukt om een stabiele leefsituatie te creëren zonder strijd en geweld in de thuissituatie. Ook heeft het nog niet geleid tot een positief sociaal netwerk. De reclassering sluit zich aan bij het advies van de psycholoog. Wel wordt door hen geconcludeerd dat de intrinsieke motivatie van verdachte om aan zijn problemen te werken beperkt is. Verdachte laat niet het achterste van zijn tong zien en is berekenend. Hoewel hij zich aan de afspraken houdt, stelt hij zich zeer sociaal wenselijk op. Dit wordt ook gezien door Stichting Jong Volwassenen waar verdachte sinds zijn schorsing, 8 maart 2022, verblijft. De indicatie voor de plaatsing bij Stichting Jong Volwassenen loopt via de jeugdreclassering. Het toezicht, in de zaak met parketnummer 08-218014-20, loopt tot februari 2023. Het is noodzakelijk dat het toezicht bij de jeugdreclassering door blijft lopen daar de volwassen reclassering niet kan plaatsen bij Stichting Jong Volwassenen. Het risico op recidive en het risico op letselschade wordt ingeschat als hoog. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen. Verder wordt geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole, dagbesteding en overig (niet verblijven/wonen op het adres van zijn ouders, zich inzetten om eigen huisvesting te realiseren en inzage geven in zijn financiën).
Op 23 juni 2022 zijn de deskundigen J. Hoveling, jeugdreclasseringswerker en
L. de Vries, reclasseringswerker, gehoord. Zij hebben het advies toegelicht. Geadviseerd is om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Toezicht door de jeugdreclassering loopt tot februari 2023. Daarna komt eventueel toezicht voor rekening van de volwassen reclassering.
Gelet op de bevindingen van de psycholoog zal de rechtbank verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
De rechtbank heeft gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank is van oordeel dat bij dit feit, huiselijk geweld tegen een ouder, bij deze verdachte een straf van enige zwaarte, zoals een gevangenisstraf, dient te worden opgelegd. Het feit dat verdachte al eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, werkt daarbij strafverzwarend.
De rechtbank acht daarom oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest passend en geboden.
De rechtbank ziet af van het opleggen van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie gevorderd. Door de rapporteurs en de toezichthouders wordt geconcludeerd dat verdachte, ondanks de vele waarschuwingen die hij heeft gekregen, niet het achterste van zijn tong laat zien en dat hij berekenend is. Hoewel hij zich aan de afspraken houdt, stelt hij zich zeer sociaal wenselijk op. De hulpverleningsgeschiedenis van verdachte en zijn houding ten opzichte van de aangeboden hulpverlening brengen de rechtbank tot de conclusie dat verdachte niet gemotiveerd is om met hulp van de diverse daartoe uitgeruste instanties aan zichzelf te werken zodat oplegging van een deels voorwaardelijke straf met daarbij de bijzondere voorwaarden van hulp en toezicht naar verwachting geen enkele verandering teweeg zal brengen.
Alles overwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 111 dagen met aftrek van voorarrest passend en geboden.
De rechtbank zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.

8.De vordering tenuitvoerlegging

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 19 januari 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is verdachte in de zaak met parketnummer 08-218014-20,(vul de feitaanduidingen in) voor zover van belang, veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van honderd uren, subsidiair vijftig dagen jeugddetentie met aftrek, waarvan vijftig uren, subsidiair vijfentwintig dagen jeugddetentie voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op (vul de feitaanduidingen in)3 februari 2021.
Het (vul de feitaanduidingen in)bewezenverklaarde feit (vul de feitaanduidingen in)is (vul de feitaanduidingen in)na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit(vul de feitaanduidingen in) heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. (vul de feitaanduidingen in)In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Als toezichthouder op naleving van de bijzondere voorwaarden onder dat parketnummer is Jeugdbescherming Overijssel benoemd. De rechtbank acht het van belang dat deze instelling in elk geval tot aan het einde van de proeftijd als toezichthouder fungeert en dat verdachte woonruimte bij Stichting Jong Volwassenen behoudt tot hij andere woonruimte heeft gevonden. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging daarom afwijzen.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, subsidiair, het misdrijf: mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
111 (honderdenelf) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-218014-20
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. M.G.J.B. Heutink en
mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2022.
Buiten staat
Mr. Stam is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2021522786 gesloten op 18 november 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 maart 2022, voor zover inhoudend als de verklaring van verdachte:
Ik heb op 7 november 2021 in Borne mijn vader twee keer op zijn hoofd geslagen.
2.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 1] op dinsdag 9 november 2021, pagina 4, voor zover inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
Afgelopen zondag
(de rechtbank leest: op 7 november 2021)was [verdachte] thuis
(de rechtbank leest: aan de [adres 2] ). [verdachte] werd woest toen hij zag dat ik aan het filmen was. Ik zat op de stoel en had de telefoon in mijn rechterhand. Ik zag dat [verdachte] naast mij kwam staan en mijn telefoon pakte of wilde pakken. Ik heb toen met twee handen mijn telefoon vastgehouden. Ik viel met stoel en al achterover terwijl ik mijn telefoon nog vast had. Op dat moment ging [verdachte] boven op mij zitten en begon op mij in te slaan. Ik voelde pijn aan mijn hoofd, mijn oor, mijn jukbeenderen, mijn mond, neus, lip en mijn ogen.