ECLI:NL:RBOVE:2022:1958
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het dekenstandpunt en niet-ontvankelijkheid van bezwaar in bestuursrechtelijke tuchtzaak
In deze zaak heeft eiser, een cliënt, een tuchtklacht ingediend tegen zijn voormalige advocaat. De deken van de Orde van Advocaten Zeeland-West-Brabant heeft op 11 november 2021 een dekenstandpunt uitgebracht, waarin hij concludeert dat er geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de advocaat is en dat de klacht ongegrond is. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is op 6 december 2021 door de deken niet-ontvankelijk verklaard, omdat het dekenstandpunt volgens de deken geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De rechtbank Overijssel heeft op 14 april 2022 de zaak behandeld. Eiser is niet verschenen, terwijl de deken wel aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat het dekenstandpunt geen rechtsgevolg heeft en derhalve niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb. Hierdoor was het bezwaar van eiser tegen het dekenstandpunt terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook het verzoek van eiser om vrijstelling van griffierecht gehonoreerd, omdat hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet over voldoende middelen beschikt.
De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.