ECLI:NL:RBOVE:2022:1956
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een verzoek om vrijstelling van griffierecht in bestuursrechtelijke tuchtzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de deken van de Orde van Advocaten Zeeland-West-Brabant. De eiser had een verzoek ingediend om vrijstelling van het griffierecht van € 50,- dat verschuldigd is voor het indienen van een klacht bij de raad van discipline. De deken verklaarde de eiser niet-ontvankelijk in zijn verzoek en wees het verzoek tot doorgeleiding van het vrijstellingsverzoek af, met de reden dat hij niet bevoegd was om te beslissen op een verzoek om vrijstelling van een niet aan hem toekomend recht. De eiser ging in beroep tegen dit besluit.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de brief van de deken geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, omdat het geen rechtsgevolg had. De rechtbank oordeelde dat de deken het bezwaar van de eiser niet ongegrond, maar niet-ontvankelijk had moeten verklaren. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen grond is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten, aangezien de eiser geen griffierecht aan de rechtbank heeft betaald.
De uitspraak is gedaan door mr. A.J.G.M. van Montfort en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.