ECLI:NL:RBOVE:2022:1955
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit over niet-ontvankelijkheid van bezwaar inzake griffierecht in tuchtklacht tegen advocaat
In deze zaak heeft eiser, een klager tegen een advocaat, bezwaar gemaakt tegen een besluit van de deken van de Orde van Advocaten Zeeland-West-Brabant. De deken had meegedeeld dat de klacht alleen ter kennis van de raad van discipline zou worden gebracht indien het griffierecht van € 50,- tijdig door eiser werd betaald. Eiser verzocht om vrijstelling van dit griffierecht wegens betalingsonmacht, maar de stafjurist van de Orde van Advocaten verklaarde dat er geen wettelijke basis was voor vrijstelling en dat het niet aan de deken was om dit verzoek in te dienen. Het bezwaar van eiser tegen deze mededeling werd door de deken niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank Overijssel heeft op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelde dat de berichten van de stafjurist geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waren, omdat ze geen rechtsgevolgen met zich meebrachten. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat er geen sprake was van een besluit waartegen bezwaar openstond. Eiser had geen recht op vrijstelling van het griffierecht, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door rechter A.J.G.M. van Montfort, in aanwezigheid van griffier A. Landstra.