ECLI:NL:RBOVE:2022:1951

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
9509587 CV EXPL 21-4282
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van servicekosten door verhuurder na uitspraak huurcommissie

In deze zaak heeft Camelot Transformatie II B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij met betrekking tot de betaling van servicekosten over het jaar 2019. De huurcommissie had eerder een uitspraak gedaan waarin de servicekosten op € 449,45 waren vastgesteld, terwijl Camelot stelde dat deze kosten € 1.614,14 bedroegen. De procedure begon met een dagvaarding op 23 september 2021, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een tussenvonnis op 15 februari 2022. Tijdens de zitting op 23 juni 2022 is de zaak behandeld, maar Camelot heeft geen onderbouwing of specificatie van de gevorderde kosten overgelegd, ondanks verzoeken van de kantonrechter. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van Camelot ongegrond zijn, omdat zij niet heeft aangetoond dat de gevorderde servicekosten hoger zijn dan de door de huurcommissie vastgestelde kosten. De kantonrechter heeft de vorderingen van Camelot afgewezen en de definitieve vaststelling van de servicekosten op € 449,45 bevestigd. Tevens is vastgesteld dat de gedaagde onverschuldigd € 368,05 heeft betaald, waarvoor hij een vordering op Camelot heeft. De kosten van de procedure zijn aan de zijde van de gedaagde begroot op € 248,00, met nakosten van € 62,00.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 9509587 CV EXPL 21-4282
Vonnis van 28 juni 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CAMELOT TRANSFORMATIE II B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eisende partij, hierna te noemen Camelot,
zelfstandig procederend,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.D. Ubbink, advocaat te Enschede.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 september 2021;
- de akte houdende overlegging producties van Camelot van 26 oktober 2021;
- de conclusie van antwoord van 18 januari 2022;
- het tussenvonnis van 15 februari 2022;
- de behandeling ter zitting op 23 juni 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
De dagvaarding is uitgebracht door de toenmalige gemachtigde van Camelot
mr. F.L.J. van Dijk van OG Advocaten Amsterdam. Bij brief van 22 december 2022 heeft zij zich onttrokken als advocaat van Camelot, en laten weten dat Camelot in persoon zal verder procederen. Daarbij heeft mr. van Dijk het (correspondentie) adres verstrekt van Camelot en van de contactpersoon aldaar de heer [A] . Camelot heeft dus zelfstandig verder geprocedeerd en verdere correspondentie van de rechtbank in deze procedure, waaronder de uitnodiging voor de zitting van 23 juni 2022, is verzonden aan Camelot te Eindhoven.

2.Het geschil

2.1.
Camelot vordert in de dagvaarding om:
I te verklaren voor recht dat de servicekosten over het jaar 2019, zoals door Camelot in rekening zijn gebracht, verschuldigd zijn en door [gedaagde] moeten worden voldaan;
II [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Camelot van € 796,64 binnen vijf dagen na dit vonnis;
III [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Camelot heeft aan gedaagde een eindafrekening voor de servicekosten over 2019 gestuurd.
[gedaagde] heeft bij de huurcommissie tegen die afrekening bezwaar gemaakt en een verzoek ingediend om de eindafrekening te beoordelen.
De huurcommissie heeft een onderzoek laten doen en uitspraak gedaan. De huurcommissie heeft de aan het verzoek ten grondslag liggende bezwaren kennelijk gegrond verklaard.
Camelot is het niet eens met deze uitspraak en heeft daarom deze procedure aanhangig gemaakt.
De huurcommissie heeft in de uitspraak berekend dat de betalingsverplichtingen van [gedaagde] over 2019 € 449,45 bedragen. Camelot is het daar niet mee eens omdat de servicekosten € 1.614,14 bedragen. Camelot verwijst ter onderbouwing naar productie 4 bij de dagvaarding, het rapport van onderzoek van de huurcommissie.
[gedaagde] heeft over het jaar 2019 € 817,50 aan voorschotten betaald, en moet daarom
- aldus Camelot - nog € 796,64 betalen.
2.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij wijst er in de eerste plaats op dat de dagvaarding op meerdere punten niet voldoet aan de in artikel 111 Rv gestelde eisen. Zo ontbreken de gronden van de eis en de bewijsmiddelen. Ook vermeldt de dagvaarding niet de door [gedaagde] aangevoerde verweren tegen de eis, terwijl die bij Camelot bekend waren, onder meer door de bij de Huurcommissie gevoerde procedure.
In de dagvaarding wordt ter onderbouwing van de eis verwezen naar producties, maar de producties zijn niet bij de dagvaarding gevoegd. [gedaagde] heeft de producties pas later ontvangen.
Camelot heeft bij de huurcommissie geen gegevens verstrekt om de werkelijke verbruikskosten vast te stellen; ondanks verzoeken heeft zij geen facturen geproduceerd. Nu Camelot in deze procedure de conclusies van de Huurcommissie bestrijdt had mogen worden verwacht dat Camelot in deze zaak alsnog stukken in het geding zou brengen, bij dagvaarding of akte, maar ook nu ontbreken relevante stukken.
Als de uitspraak van de huurcommissie in stand blijft heeft [gedaagde] teveel betaald aan voorschotten en heeft hij recht op terugbetaling van hetgeen onverschuldigd is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van betaling.
Ter onderbouwing van het bedrag van € 1.614,14 aan servicekosten verwijst Camelot naar productie 4. Dit blijkt te zijn het onderzoeksrapport van de Huurcommissie waarin de vordering van Camelot flink naar beneden is bijgesteld. Deze productie onderstreept dus juist de ongegrondheid van de vorderingen.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Camelot in de kosten van de procedure, en in de nakosten van € 100,00.

3.De beoordeling

3.1.
De dagvaarding in combinatie met de producties 1 tot en met 4, die na het betekenen van de dagvaarding alsnog aan [gedaagde] zijn verstrekt, voldoet aan de eisen van artikel 111 lid 3 Rv.
3.2.
In deze zaak heeft de huurcommissie uitspraak gedaan over de servicekosten 2019. Verhuurder is het niet met die uitspraak eens, zij is op grond van artikel 7:262 BW deze procedure begonnen en heeft een beslissing van de kantonrechter gevraagd over de servicekosten 2019.
In lid 2 van 7:262 BW is bepaald dat tegen de beslissing van de kantonrechter geen hoger beroep open staat.
3.3.
Tussen partijen is in geschil of de servicekosten over 2019 € 1.614,14 bedragen, zoals Camelot stelt, of € 449,45, zoals de Huurcommissie heeft vastgesteld.
Nu het Camelot is die in deze procedure opkomt tegen de vaststelling door de Huurcommissie ligt het op de weg van Camelot om haar stellingen te onderbouwen en te bewijzen. In de dagvaarding stelt Camelot onder 7.:
Camelot kan zich met deze gang van zaken niet verenigen omdat de servicekosten wel degelijke € 1.614,14 bedragen. Camelot verwijst daarvoor naar productie 4.
Zoals [gedaagde] ook in het verweer heeft aangevoerd betreft dit echter geen onderbouwing van de stelling van Camelot, omdat productie 4 juist het rapport van de huurcommissie is waarin wordt geconcludeerd dat Camelot geen gegevens heeft opgestuurd, zodat de kosten worden vastgesteld op basis van gemiddelde tarieven die door het Nibud worden gehanteerd. De conclusie in productie 4 is dat de servicekosten voor 2019 € 449,45 bedragen.
In het tussenvonnis van 15 februari 2022 is de zaak naar zitting verwezen.
Onder III is overwogen:
Onderwerpen die onder meer aan de orde zullen komen:
  • De onderbouwing van de vorderingen door Camelot. Waaruit blijkt dat zij meer kosten heeft gemaakt dan de door de huurcommissie vastgestelde kosten? Het gaat dan, begrijpt de kantonrechter, om kosten aan gas-water en licht en overige kosten;
  • De bewijsmiddelen waarmee Camelot haar vorderingen kan onderbouwen;
  • Het verweer van gedaagde;
  • De reactie van Camelot op het verweer van gedaagde.
(…)
2.4.
De kantonrechter wenst van Camelot uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling de volgende stukken te ontvangen:
De specificatie van de door haar gevorderde kosten, en de bewijsmiddelen waaruit die kosten blijken.
Camelot heeft, ondanks het gevoerde verweer en de vragen van de kantonrechter in het tussenvonnis, haar vordering op geen enkele wijze onderbouwd of toegelicht.
Hoe op grond van de overgelegde stukken moet worden geconcludeerd dat de servicekosten voor het door gedaagde gehuurde over 2019 € 1.614,14 bedragen is op geen enkele wijze geconcretiseerd.
Het gevorderde komt de kantonrechter dus ongegrond voor en de vorderingen zullen worden afgewezen.
3.4
Omdat tegen deze uitspraak op grond van 7:262 BW, tweede lid, geen hoger beroep openstaat, zijn de servicekosten over 2019 door dit vonnis dus definitief vastgesteld op
€ 449,45.
3.5.
[gedaagde] heeft echter, zo blijkt uit de dagvaarding punt 8, in 2019 € 817,50 aan voorschotten voldaan. Een bedrag van € 368,05 is dus onverschuldigd betaald en voor dat bedrag heeft [gedaagde] een vordering op Camelot.
Voorts heeft [gedaagde] gesteld dat hij aanspraak heeft op terugbetaling van € 202,50 omdat Camelot dat bedrag bij de aanvang van de overeenkomst ten onrechte in rekening heeft gebracht voor MyCastle: Camelot zou de betalingsverplichting ook hebben erkend, maar heeft tot nu toe niet aan haar terugbetalingsverplichting hebben voldaan. De kantonrechter gaat er vanuit dat partijen nu zelf in staat zijn om tot afrekening over te gaan en hier geen nieuwe aparte procedure voor behoeft te worden gevoerd, met alle kosten van dien.
3.6.
Camelot zal worden veroordeeld in de kosten, aan de zijde van gedaagde begroot op
€ 248,00 (2 punten ad € 124,00) voor salaris gemachtigde.
De nakosten worden toegewezen met dien verstande dat het tarief wordt begroot op een half salarispunt van het in de hoofdzaak toegewezen salaris in rolzaken, dus € 62,00.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt Camelot in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 248,00. Begroot de nakosten op € 62,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2022.
(SL(O)