In deze zaak heeft Camelot Transformatie II B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij met betrekking tot de betaling van servicekosten over het jaar 2019. De huurcommissie had eerder een uitspraak gedaan waarin de servicekosten op € 449,45 waren vastgesteld, terwijl Camelot stelde dat deze kosten € 1.614,14 bedroegen. De procedure begon met een dagvaarding op 23 september 2021, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een tussenvonnis op 15 februari 2022. Tijdens de zitting op 23 juni 2022 is de zaak behandeld, maar Camelot heeft geen onderbouwing of specificatie van de gevorderde kosten overgelegd, ondanks verzoeken van de kantonrechter. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van Camelot ongegrond zijn, omdat zij niet heeft aangetoond dat de gevorderde servicekosten hoger zijn dan de door de huurcommissie vastgestelde kosten. De kantonrechter heeft de vorderingen van Camelot afgewezen en de definitieve vaststelling van de servicekosten op € 449,45 bevestigd. Tevens is vastgesteld dat de gedaagde onverschuldigd € 368,05 heeft betaald, waarvoor hij een vordering op Camelot heeft. De kosten van de procedure zijn aan de zijde van de gedaagde begroot op € 248,00, met nakosten van € 62,00.