ECLI:NL:RBOVE:2022:1936

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
C/08/280628 / KG ZA 22-105
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in kort geding wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft eiser c.s. een kort geding aangespannen tegen gedaagde c.s. met als doel dat gedaagde c.s. wordt veroordeeld tot nakoming van drie overeenkomsten en het nemen van een aandeelhoudersbesluit. Eiser c.s. stelt dat er onderhandelingen hebben plaatsgevonden en dat er overeenstemming is bereikt over de hoofdpunten van de overeenkomsten. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat eiser c.s. niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiser c.s. al zeven maanden had gewacht met het starten van de procedure na de mededeling van gedaagde dat hij niet meer wilde meewerken aan de uitvoering van de overeenkomsten. Bovendien heeft gedaagde c.s. ter zitting verklaard dat de bedrijfsresultaten van gedaagde sub 2 B.V. verbeteren en dat er inmiddels een nieuwe bestuurder is aangesteld. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is en heeft hij de vorderingen van eiser c.s. afgewezen. Eiser c.s. is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van gedaagde c.s. vergoeden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/280628 / KG ZA 22-105
Vonnis in kort geding van 21 juni 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen [eiser sub 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisers, hierna gezamenlijk te noemen [eiser] c.s.,
advocaat mr. D.P. Kant te Almelo,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen [gedaagde sub 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden, hierna gezamenlijk te noemen [gedaagde] c.s.,
advocaat mr. S. Erkel te Enschede.

1.Samenvatting

1.1.
[eiser] c.s. heeft een kort geding aangespannen, waarin hij vordert dat [gedaagde] c.s. wordt veroordeeld tot nakoming van de drie overeenkomsten en het nemen van het aandeelhoudersbesluit waarover partijen hebben onderhandeld, dan wel dat [gedaagde] c.s. wordt veroordeeld om de onderhandelingen voort te zetten. Om een kort geding procedure te kunnen voeren, moet de eisende partij een spoedeisend belang hebben bij haar vordering. De voorzieningenrechter oordeelt dat [eiser] c.s. niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. De vorderingen van [eiser] c.s. worden daarom afgewezen.
2. De procedure
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 mei 2022 met producties,
  • de producties 1 tot en met 8 van [gedaagde] c.s. ontvangen ter griffie op 23 mei 2022,
  • de mondelinge behandeling op 24 mei 2022, waarbij [eiser] is verschenen namens [eiser] c.s., bijgestaan door mr. Kant, en waarbij [gedaagde] is verschenen namens [gedaagde] c.s., bijgestaan door mr. Erkel. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken,
  • de pleitnota van [eiser] c.s.,
  • de pleitnota van [gedaagde] c.s.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft ter zitting bepaald dat de producties 6 tot en met 8 van [gedaagde] c.s. buiten beschouwing zullen worden gelaten, omdat deze niet uiterlijk 24 uur vóór de mondelinge behandeling zijn ingediend, zoals het procesreglement voorschrijft.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] was op zoek naar een nieuwe bestuurder voor [gedaagde sub 2] B.V. en heeft daar vanaf juli 2020 besprekingen met [eiser] over gevoerd.
3.2.
Op 23 november 2020 heeft [eiser] per e-mail aan [gedaagde] een voorstel gedaan om aandelen van [gedaagde sub 2] B.V. over te nemen voor een nader te bepalen bedrag en om fulltime voor [gedaagde sub 2] B.V. te gaan werken zonder daarvoor een salaris te ontvangen.
3.3.
In december 2020 heeft [gedaagde] [eiser] medegedeeld dat het op dat moment niet haalbaar was om verder te onderhandelen.
3.4.
In januari 2021 heeft [gedaagde] weer contact opgenomen met [eiser] . Partijen hebben daarna verder onderhandeld over het aanstellen van [eiser] – middels [eiser sub 2] B.V. – als manager van [gedaagde sub 2] B.V.
3.5.
Op 17 augustus 2021 heeft [gedaagde] een notitie met verschillende (te bespreken) punten over de aanstelling van [eiser] naar [eiser] en zijn accountant gestuurd. Hierin staat onder meer een managementvergoeding van € 10.000,00 per maand vermeld.
3.6.
Op 1 september 2021 heeft de door [gedaagde] ingeschakelde notaris per e-mail drie conceptovereenkomsten (een managementovereenkomst, een optieovereenkomst voor aandelen en een koopovereenkomst voor een prioriteitsaandeel) en een concept aandeelhoudersbesluit naar [gedaagde] gestuurd. Deze e-mail is door [gedaagde] doorgestuurd naar [eiser] . Bij de e-mail schreef de notaris van [gedaagde] :
“Zoals besproken is er echter toch nog een groot aantal punten die nader uitwerking of afstemming behoeven. De hiervoor bedoelde concepten dienen dan ook nu nog vooral als “discussiestukken” te worden gezien op basis waarvan jullie de verdere gesprekken zullen voeren.”
Daarnaast heeft hij een aantal punten genoemd waar nog aandacht aan zou kunnen worden besteed, waaronder of [eiser] de werkzaamheden zal verrichten op basis van een managementovereenkomst of arbeidsovereenkomst, of de overeenkomst automatisch wordt verlengd als de optie wordt uitgeoefend, wat de opzegmogelijkheden moeten zijn, wat is afgesproken over vergoedingen en wat de voorwaarden zijn voor uitoefening van het optierecht.
3.7.
Op 7 oktober 2021 heeft de adviseur van [eiser] een e-mail naar de notaris gestuurd waarin hij schrijft:
“Ter voorbereiding op een gezamenlijke bespreking met de heer [eiser] en [gedaagde] treft u hierbij alvast de opmerkingen vanuit onze kant aan op de concept akten.”
De notaris heeft daarop als volgt gereageerd:
“Het lijkt mij goed om het overzicht gezamenlijk te bespreken in een overleg waarbij – mede ook gelet op de aard van een aantal van de gemaakte opmerkingen en de daarbij te maken keuzes – ook de heren [eiser] en [gedaagde] aanwezig zijn.
Wat mij betreft zou die afspraak bijvoorbeeld kunnen plaatsvinden op woensdag 20 oktober tussen 10:00 en 12:30 uur of op donderdag 21 oktober tussen 14:00 en 16:30 uur. (…)”
3.8.
Op 15 oktober 2021 spraken [gedaagde] en [eiser] en diens vrouw elkaar op de Fespa beurs in Amsterdam. [gedaagde] nodigde [eiser] en diens vrouw uit om de stukken op 20 oktober 2021 bij de notaris te ondertekenen.
3.9.
Op 18 oktober 2021 is [gedaagde] bij [eiser] op kantoor geweest. Daar heeft hij aan [eiser] en diens vrouw medegedeeld dat hij niet langer wenste mee te werken aan het uitvoeren van de overeenkomsten en dat deze niet door hem zouden worden ondertekend op 20 oktober 2021.
3.10.
[gedaagde] en [eiser] hebben elkaar sindsdien niet meer gesproken en/of op andere wijze direct of indirect contact met elkaar gehad.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] c.s. vordert primair dat [gedaagde] c.s. wordt veroordeeld tot nakoming van de drie overeenkomsten zoals opgenomen als productie 3 bij dagvaarding en het nemen van een aandeelhoudersbesluit tot ontslag van [gedaagde] en benoeming van [eiser] als directeur van [gedaagde sub 2] B.V., een en ander op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag(deel). Subsidiair vordert hij dat [gedaagde] c.s. wordt veroordeeld om de onderhandelingen met [eiser] c.s. voort te zetten, in die zin dat de overeenkomsten en het aandeelhoudersbesluit worden besproken, afgerond en ondertekend/genomen, op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag(deel). Daarnaast vordert [eiser] c.s. dat [gedaagde] c.s. wordt veroordeeld in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
[eiser] c.s. legt aan zijn vordering ten grondslag dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de hoofdpunten van de drie overeenkomsten en het aandeelhoudersbesluit en dat [gedaagde] c.s. daarom de overeenkomsten moet nakomen en het aandeelhoudersbesluit moet nemen.
Subsidiair stelt [eiser] c.s. dat [gedaagde] c.s. de onderhandelingen moet voortzetten, omdat het afbreken van de onderhandelingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Volgens [eiser] c.s. mocht hij er namelijk gerechtvaardigd op vertrouwen dat [eiser] interimmanager van [gedaagde sub 2] B.V. zou worden en op termijn een aandelenpakket zou verwerven.
4.3.
[gedaagde] c.s. voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Geen spoedeisend belang

5.1.
[eiser] c.s. is een kort geding begonnen. Bij een kort geding procedure wordt met spoed een voorlopige beslissing gevraagd. Vanwege de snelheid van deze procedure is er geen tijd om bijvoorbeeld getuigen te horen of ander nader bewijs te leveren. Om zo’n versnelde procedure te kunnen voeren, moet de eisende partij een spoedeisend belang hebben bij haar vordering.
5.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] c.s. onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom.
5.3.
Allereerst stelt [eiser] c.s. dat hij belang heeft bij een snelle beslissing, omdat de bedrijfsresultaten van [gedaagde sub 2] B.V. zouden kunnen verslechteren wanneer het langer duurt voordat de overeenkomsten worden nagekomen. In dat geval zou het voor [eiser] c.s. niet meer opportuun zijn om interimmanager te worden en aandelen te verwerven van [gedaagde sub 2] B.V.
[eiser] c.s. heeft echter al zeven maanden laten verstrijken sinds [gedaagde] heeft medegedeeld dat hij de overeenkomsten niet meer wilde uitvoeren, vóórdat hij deze procedure is gestart. Daarnaast heeft [gedaagde] c.s. ter zitting verklaard dat de resultaten van [gedaagde sub 2] B.V. juist verbeteren en dat het bedrijf dit jaar winst maakt. Bovendien heeft hij ter zitting verklaard dat het bedrijf inmiddels al een nieuwe bestuurder heeft. [eiser] c.s. heeft zijn stelling dat het slecht gaat met het bedrijf niet nader onderbouwd, terwijl dit wel op zijn weg had gelegen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft hij daarom onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij om deze reden een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen.
5.4.
Ten tweede stelt [eiser] c.s. dat al bekend was dat [eiser] interimmanager zou worden bij [gedaagde sub 2] B.V. en dat het niet door laten gaan van de afspraken tot gevolg zou kunnen hebben dat er negatieve berichten over [eiser] in de betreffende markt worden verspreid. Aan deze negatieve effecten moet volgens [eiser] c.s. zo snel mogelijk een eind worden gemaakt.
[gedaagde] c.s. betwist dat hij negatieve berichten over [eiser] verspreidt en [eiser] c.s. heeft niet (nader) onderbouwd dat er daadwerkelijk negatieve berichten over [eiser] rondgaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dan ook niet aannemelijk geworden dat [eiser] c.s. om deze reden een spoedeisend belang bij zijn vorderingen heeft.
5.5.
Ten slotte stelt [eiser] c.s. dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering omdat [gedaagde] zijn aandelen in [gedaagde sub 2] B.V. zou kunnen verkopen, waardoor de optieovereenkomst niet meer uit zou kunnen worden gevoerd.
Nergens blijkt echter uit dat [gedaagde] zijn aandelen wil gaan verkopen, zodat ook op grond van deze stelling niet aannemelijk is geworden dat [eiser] c.s. een spoedeisend belang heeft.
5.6.
De voorzieningenrechter concludeert dat [eiser] c.s. niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij een voorlopige beslissing in kort geding en wijst om die reden zijn vorderingen af.
Proceskosten
5.7.
[eiser] c.s. wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten van [gedaagde] c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
€ 656,00
totaal € 1.332,00
5.8.
De nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en nakosten zullen worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] c.s. af,
6.2.
veroordeelt [eiser] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] c.s. tot op heden begroot op € 1.332,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [eiser] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Louter en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: