In deze zaak vordert BMC TRUCK & BUS B.V. (hierna: BMC) in kort geding de afgifte van twee trucks die in eigendom aan haar toebehoren, maar die zich onder [X] bevinden. De procedure is ontstaan uit een geschil tussen BMC en [X] over de beëindiging van hun samenwerking in de verkoop van trucks. BMC stelt dat [X] ten onrechte weigert de trucks af te geven, terwijl [X] zich beroept op een retentierecht en een vordering op BMC. De voorzieningenrechter oordeelt dat BMC eigenaar is van de trucks en dat [X] geen recht heeft om deze onder zich te houden. De vorderingen van BMC worden toegewezen, en [X] wordt veroordeeld tot afgifte van de trucks binnen twee dagen na betekening van het vonnis, onder verbeurte van een dwangsom. Daarnaast wordt [X] veroordeeld in de proceskosten. De vorderingen van [X] in reconventie worden afgewezen, omdat deze geen belang meer heeft na de toewijzing van de vorderingen in conventie.