In deze zaak heeft verzoeker op 13 juni 2022 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.W.M. Bunt, rechter in de Rechtbank Overijssel, die belast was met de behandeling van een verzoek om voorlopige voorziening in een geschil met de Belastingdienst/Toeslagen. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van mr. Bunt op 25 mei 2022, waarin het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk werd verklaard. Verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 31 maart 2022, waarbij zijn bezwaar tegen het uitblijven van een betaling van € 30.000,00 deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond was verklaard.
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek van verzoeker op 30 juni 2022 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzoek te laat was ingediend, namelijk na de einduitspraak in de hoofdzaak. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die na de eerdere beslissing bekend waren geworden. Bovendien werd vastgesteld dat de vrees voor partijdigheid van de rechter niet objectief gerechtvaardigd was, zoals vereist volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De wrakingskamer heeft ook bepaald dat eventuele volgende wrakingsverzoeken in deze zaak niet meer in behandeling zullen worden genomen. Dit besluit is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.