Overwegingen
1. Eiseres exploiteert KGBI’s op de volgende adressen:
- KGBI [plaats 4] , [adres 1] te [plaats 4] ,
- KGBI [plaats 4] , [adres 2] te [plaats 4] ,
- KGBI [plaats 4] , [adres 3] te [plaats 4] en
- KGBI [plaats 4] , [adres 4] te [plaats 4] .
Deze KGBI’s zijn alle gelegen in het heffingsgebied van het waterschap Vallei en Veluwe (hierna: het waterschap).
2. Eiseres heeft bij brief van 13 februari 2020 de coördinator heffingstechnologie bij het GBLT (hierna: de coördinator) verzocht om bij de berekening van de zuiveringsheffing over 2020 en 2021 de T-correctie toe te passen op het effluent van de vier KGBI’s. Zij heeft daarbij vermeld dat, om de T-correctie te kunnen toepassen, BZV-oneindig onderzoek moet worden uitgevoerd, dat in overleg met het waterschap en het GBLT een onderzoeksplan wordt uitgewerkt en dat zij verwacht dit plan uiterlijk op 15 mei 2020 aan verweerder te kunnen voorleggen.
Bij brief van 13 mei 2020 aan de coördinator heeft eiseres met haar notitie “Grenswaarden goedwerkende biologie kalvergierbewerkingsinstallaties (KGBI’s) voor T-correctie” een voorstel gedaan voor de toe te passen grenswaarden voor 2020 en 2021 op basis van de gerealiseerde effluentkwaliteit in 2019.
3. Op 20 augustus 2020 heeft over de grenswaarden een overleg plaatsgevonden tussen eiseres en het waterschap. In dit overleg is er onder meer over gesproken om voor de heffing 2020 als een afzonderlijk jaar te beschouwen.
4. De coördinator heeft eiseres bij brief van 8 oktober 2020 medegedeeld dat de grenswaarden voor het chemisch zuurstofverbruik (CZV) en stikstof-Kjeldahl (N-Kj), die in 2011 in overleg tussen eiseres en GBLT zijn afgesproken (CZV maximaal 1.500 mg/l en
N-Kj maximaal 200 mg/l), nog geschikt zijn om te beoordelen of de KGBI’s goed functioneren. De coördinator heeft in voormelde brief verder aangegeven dat, voor zover aan GBLT bekend gemaakt, de oorzaak van de frequentere overschrijdingen van de grenswaarden voornamelijk in de wijziging van het voer van de kalveren ligt, waardoor de kalvergier dikker is geworden. De KGBI’s worden daardoor zwaarder belast met CZV, waardoor bij gelijkblijvende rendementen grotere hoeveelheden CZV in het effluent achterblijven. GBLT beschouwt het bewaken van de effluentkwaliteit als onderdeel van de bedrijfsvoering van de KGBI’s. Verhoging van de heffing door het overschrijden van de in 2011 vastgestelde grenswaarden wordt beschouwd als bedrijfsrisico van eiseres, waarop geanticipeerd kan worden. Het wordt niet nodig geacht een verruiming van de grenswaarden (tot CZV maximaal 2.000 mg/l, BZV maximaal 250 mg/l en N-Kj maximaal 200 mg/l) toe te staan. In het laatste geval zou het bedrijfsrisico onterecht op het waterschap worden afgewenteld.
5. Bij afzonderlijke beschikkingen van 26 oktober 2020 heeft verweerder voor het heffingsjaar 2020 de aanvraag van eiseres om toepassing van de T-correctie voor de vier KGBI’s gedeeltelijk, met aanvullende en gewijzigde voorschriften, ingewilligd. Daarbij is aangegeven dat de T-correctie mag worden toegepast indien
- het CZV voor tenminste 25 % afkomstig is van biologisch niet of nagenoeg niet
afbreekbaar materiaal (T > 25 %);
- de onderzoeken worden uitgevoerd conform deze beschikking;
- de volgende grenswaarden in het effluent van de KGBI niet worden overschreden:
o CZV 1.500 mg O2/l;
o N-Kj 200 mg N/l;
o onopgeloste bestanddelen 600 mg/l en
o bezinkselvolume 5 ml/l;
o (…).
6. Eiseres heeft op 4 december 2020 gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de grenswaarden voor het CZV, de onopgeloste bestanddelen en het bezinkselvolume. Volgens haar was in 2019 sprake van een goed werkende zuivering met een rendement van 97 %.
7. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar vermeld dat de in de beschikkingen gestelde grenswaarden niet onredelijk zijn. De analyses in 2019 zijn onvoldoende om als basis te dienen voor het bepalen van nieuwe gewijzigde grenswaarden voor een goed werkende zuiveringsinstallatie.
8. Partijen zijn verdeeld over de hoogte van de grenswaarden voor het CZV, de onopgeloste bestanddelen en het bezinkselvolume, die in de beschikking T-correctie voor het heffingsjaar 2020 als voorwaarden voor toepassing van die correctie zijn opgenomen. Partijen verschillen niet van mening over de gestelde grenswaarde voor N-Kj.
De standpunten van partijen
9. Eiseres heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de grenswaarden als volgt moeten worden vastgesteld:
- CZV: 2.000 mg O2/l
- onopgeloste bestanddelen: 2.000 mg/l
- bezinkselvolume: geen grenswaarde.
10. Verweerder heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de grenswaarden, zoals opgenomen in de T-beschikkingen, in stand kunnen blijven.
11. Voor een volledige weergave van de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar het beroepschrift, het verweerschrift en de aanvullende stukken.
12. Ter uitvoering van het bepaalde in hoofdstuk XVIIb (de zuiveringsheffing) van de Waterschapswet en hoofdstuk 6, paragraaf 2, van het Waterschapsbesluit heeft het algemeen bestuur van het waterschap op 27 november 2019 de Verordening zuiveringsheffing Waterschap Vallei en Veluwe 2020 (hierna: de Verordening) vastgesteld. De Verordening is bekend gemaakt door publicatie ervan op 17 december 2019 in het Waterschapsblad 2019, nr. 13201.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Verordening wordt ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater onder de naam zuiveringsheffing een directe belasting geheven ter zake van direct of indirect afvoeren.
Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Verordening geldt voor de heffing als bedoeld in artikel 3 als grondslag de hoeveelheid en de hoedanigheid van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd.
Op grond van het tweede lid geldt voor de heffing als maatstaf de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd. De vervuilingswaarde wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden.
Op grond van het derde lid, voor zover hier van belang, wordt het aantal vervuilingseen-heden met betrekking tot zuurstofbindende stoffen bepaald op basis van de som van het CZV en het zuurstofverbruik door omzetting van stikstofverbindingen, zoals voorgeschreven in Bijlage I van deze verordening.
Op grond van artikel 11, eerste lid, van de Verordening wordt, indien de uitkomst van de methode tot bepaling van het CZV, bedoeld in artikel 8, in belangrijke mate is beïnvloed door biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen, op aanvraag van de heffingplichtige op die uitkomst een correctie toegepast (de T-correctie).
In het tweede lid is bepaald dat de berekening van de correctie geschiedt met inachtneming van het voorschrift, opgenomen in bijlage I, onderdeel C.3.
Ingevolge het derde lid neemt de heffingsambtenaar zijn beslissing als bedoeld in het eerste lid bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Op grond van onderdeel C.3 van Bijlage I van de Verordening wordt, indien de CZV-waarde voor tenminste 25 % afkomstig is van biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen in het afvalwater, op die waarde een correctie toegepast door deze te vermenigvuldigen met de breuk (100 – T) / 75, waarbij T het percentage CZV, afkomstig van biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen, is.
13. De procedure die bij deze berekening wordt toegepast, is vastgelegd in het Protocol T-correctie van 22 oktober 2015. Het dagelijks bestuur van GBLT heeft op 9 maart 2016 het Protocol T-correctie vastgesteld als beleid van GBLT.
In paragraaf 2.2 van het Protocol T-correctie is opgenomen dat, als afvalwater in het oppervlaktewater of op het riool wordt geloosd, daarvoor een heffing is verschuldigd. De hoogte van de heffing is mede afhankelijk van de hoeveelheid en de soort stoffen die worden geloosd. Bij lozingen met een relatief hoge vuillast of als relatief zeer veel afvalwater wordt geloosd, wordt de vervuilingswaarde vastgesteld door middel van meting, bemonstering en analyse. De vervuilingswaarde wordt bepaald aan de hand van het CZV. Nadeel hiervan is dat er stoffen zijn die wel chemisch afgebroken kunnen worden, en dus bijdragen aan het CZV, maar biologisch niet. Als deze biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare fractie (≤ 10% afbreekbaar) een belangrijk deel (≥ 25%) van het CZV-gehalte uitmaakt, kan vanwege die hoedanigheid van verbindingen in het afvalwater een correctie worden toegepast op de heffing: de T-correctie.
In paragraaf 3.2.1 van het Protocol T-correctie is, voor zover hier van belang, vermeld dat een goed werkend en zuiverend biologisch zuiveringsproces voorwaarde is voor toepassing van de T-correctie voor biologisch gezuiverd water. In de meetbeschikking dient de toepassing van de T-correctie te worden gekoppeld aan (minimum en maximum) grenswaarden voor CZV, N-Kj en onopgeloste bestanddelen en/of bezinkbare bestanddelen. De absolute waarde van de grenswaarden is maatwerk, maar dient vastgesteld te worden op basis van de werkelijke effluentwaarden bij een goed werkende zuivering. Indien niet aan de grenswaarden of voorwaarden wordt voldaan, mag de T-correctie niet worden toegepast en zal de vervuilingswaarde worden berekend op basis van de reguliere heffingsformule.
De beoordeling door de rechtbank
14. De rechtbank stelt vast dat door eiseres de redelijkheid van het beleid in het Protocol T-correctie niet is bestreden. Volgens dit beleid moeten de daarbij te hanteren grenswaarden worden vastgesteld op basis van de werkelijke effluentwaarden bij een goed werkende zuivering. Wat onder een goed werkend en zuiverend biologisch zuiveringsproces moet worden verstaan, is niet nader gedefinieerd. Gelet op het doel van het beleid gaat de rechtbank er in ieder geval van uit dat bij een goed werkend en zuiverend biologisch zuiveringsproces in een KGBI, het primaire proces ertoe leidt dat zo weinig mogelijk verontreinigende stoffen op het oppervlaktewater of riool worden geloosd.
In het Protocol T-correctie is bepaald dat de absolute waarde van de grenswaarden wel maatwerk is. Verweerder heeft hierover ter zitting verklaard dat de grenswaarde van 1.500 mg/l voor het CZV in 2011 door Tricijn in samenspraak met eiseres is vastgesteld. Op basis van de 95e percentielwaarde is gebleken dat 5 % van de analyseresultaten boven een bepaalde waarde uitkwam. Destijds is voor het CZV een waarde van 1.500 mg/l vastgesteld.
Een grenswaarde kan als voorschrift in de beschikking T-correctie worden opgenomen indien de grenswaarde kan worden vastgesteld als de waarde van het 95e percentiel, gerekend over het voorgaande jaar, op de voorwaarde dat het afvalwater niet een te hoge vuillast heeft.
15. De rechtbank ziet geen reden deze wijze van vaststelling van grenswaarden onjuist te achten. Een redelijke toepassing van het beleid brengt naar het oordeel van de rechtbank echter wel met zich dat, als de belastingplichtige zich heeft ingespannen om het gehalte van de vervuilende stoffen in het effluent zo laag mogelijk te laten zijn, beoordeeld moet worden of de grenswaarde die tien jaar is geleden is bepaald, nog steeds als maatwerk kan gelden.
16. Eiseres heeft in haar brief van 13 mei 2020 aan verweerder het voorstel gedaan om voor de grenswaarden voor een goed werkend en zuiverend biologisch zuiveringsproces voor 2020 uit te gaan van de gerealiseerde effluentkwaliteit in 2019.
17. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar betoogd dat er aanwijzingen zijn dat in 2019 niet altijd sprake was van een goed werkend en zuiverend biologisch zuiveringsproces. In dat kader is gewezen op de bijlage bij de uitspraak op bezwaar, waarin de verweerder bekende storingen, meldingen en bevindingen zijn opgesomd. Zo hadden de KGBI’s [plaats 4] en [plaats 4] in 2019 te maken met een verstoring van de werking door verhoogde temperaturen.
18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat, vanwege deze verstoringen, het jaar 2019 niet geschikt was om als maatwerkpeiljaar te dienen. Gesteld noch gebleken is dat aansluiting had moeten worden gezocht bij de effluentwaarden in andere jaren. De rechtbank hecht er daarbij aan op te merken dat de grenswaarde voor het CZV voor het heffingsjaar 2019 door verweerder ook op 1.500 mg/l is vastgesteld en dat eiseres deze waarde destijds niet heeft bestreden.
19. Ten aanzien van het standpunt van eiseres dat zij door de jaren heen een stabiel zuiveringsrendement binnen de KGBI’s behaalt, overweegt de rechtbank dat verweerder in de uitspraak op bezwaar en het verweerschrift voldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd dat uitsluitend het zuiveringsrendement niet kan dienen als criterium voor de beoordeling of sprake is van een goed werkend en zuiverend biologisch zuiveringsproces.
20. Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de slotsom dat verweerder de in de beschikkingen T-correctie van 26 oktober 2020 opgenomen grenswaarden, zoals hiervoor in rechtsoverweging 5 verwoord, met toepassing van het beleid in redelijkheid zo heeft kunnen vaststellen. Hierbij merkt de rechtbank op dat, nu de grenswaarden zijn gebaseerd op de effluentwaarden van reeds enige tijd geleden, verweerder bij toekomstige heffingsjaren zal moeten bezien of bijvoorbeeld de effluentwaarden van 2020 maatstaf kunnen zijn voor een hernieuwde bepaling van de grenswaarden, als in dat jaar sprake was van een goed werkend en zuiverend biologisch zuiveringsproces.
21. Het beroep is ongegrond.
22. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.