ECLI:NL:RBOVE:2022:1839

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
08/248936-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen met letsel

Op 27 juni 2022 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de zaak tegen een 52-jarige man, die werd beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 augustus 2020 te Deventer, samen met anderen, geweld heeft gepleegd tegen de aangever. De verdachte heeft de medeverdachten aangemoedigd en orders gegeven om geweld te gebruiken. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank legde een taakstraf van 150 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade had geleden door het geweld. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de rol van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De uitspraak benadrukt de impact van openlijk geweld op slachtoffers en omstanders, en de verantwoordelijkheid van de dader.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer : 08/248936-20 (P)
Datum vonnis : 27 juni 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 juni 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Pol en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. A.R. Maarsingh, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:met een ander openlijk geweld heeft gepleegd tegen [aangever] (hierna: [aangever]
) door hem meermalen (met kracht) te stompen in het gezicht en het hoofd en te trappen tegen het lichaam dan wel;
subsidiair:met een ander heeft geprobeerd om die [aangever] zwaar te mishandelen dan
wel;
meer subsidiair:met een ander die [aangever] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 2 augustus 2020 te Deventer
openlijk, te weten, op of aan de Kapjeswelle, in elk geval op of aan de openbare weg
en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [aangever] , welk
geweld bestond uit het één of meerdere malen met kracht stompen en/of slaan
in/tegen/op het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van deze
[aangever] en/of het één of meerdere malen trappen en/of schoppen tegen/op het
lichaam van deze [aangever] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 augustus 2020 te Deventer
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [aangever] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
opzettelijk (meermalen) (krachtig) tegen het hoofd/gezicht en/of lichaam van die [aangever]
heeft geslagen en/of gestompt en/of (meermalen) (met kracht en met
geschoeide voet tegen het lichaam van die [aangever] heeft geschopt/getrapt, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 augustus 2020 te Deventer
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[aangever] heeft mishandeld door deze [aangever] één of meerdere malen (met
kracht) in/tegen/op het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of
te slaan en/of te trappen en/of te schoppen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is te bewijzen. Hij baseert zich hierbij op de aangifte van [aangever] en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) en [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ). De voor verdachte ontlastende verklaring van de getuige [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ) acht de officier van justitie niet overtuigend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een vrijspraak bepleit, nu uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte geweld tegen [aangever] heeft gebruikt. Verdachte stelt juist dat [aangever] hem heeft geslagen. Volgens de raadsman kan daarnaast ook niet worden bewezen dat verdachte op een andere wijze een significante bijdrage heeft geleverd aan het openlijke geweld zoals ten laste is gelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. In dat geval kunnen hem ook de geweldshandelingen van anderen als onderdeel van het in vereniging gepleegde openlijke geweld worden aangerekend.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 augustus 2020 heeft bij de Kapjeswelle in Deventer een geweldsincident plaatsgevonden tussen aangever [aangever] en een groep mannen, waaronder verdachte. Verdachte is op aangever afgelopen. Er zijn vervolgens nog (ongeveer) vier andere mannen rondom aangever komen staan. Verdachte heeft aangever vervolgens opeens een stomp met gebalde vuist tegen zijn kin gegeven. De vier medeverdachten hebben aangever elk een klap of stomp tegen zijn hoofd gegeven. Aangever is daarna naar de overkant van de straat gerend, waar diezelfde vier mannen weer om hem heen zijn gaan staan. Hij werd weer op zijn hoofd geslagen en ook in zijn zij geschopt. Aangever is toen weer de straat opgerend, maar midden op de straat ten val gekomen. Terwijl hij op de grond lag, is hij weer geslagen en geschopt. Uit het dossier is verder gebleken dat verdachte aan zijn medeverdachten orders heeft gegeven en hen heeft aangespoord om geweld toe te passen op aangever.
De andersluidende verklaring van verdachte, namelijk dat hij zelf niet heeft geslagen, maar dat aangever hem zou hebben geslagen, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Weliswaar wordt die verklaring ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2] , maar die verklaring is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende betrouwbaar. Het komt de rechtbank namelijk ongeloofwaardig voor dat [getuige 2] alleen de klap van aangever aan verdachte heeft gezien, maar andere personen geen geweld heeft zien plegen, zoals door hem is verklaard. Het is bovendien twijfelachtig wat [getuige 2] precies heeft kunnen waarnemen, aangezien hij heeft verklaard dat hij op zo’n 200 tot 400 meter afstand van het voorval stond en dat hij niet alles heeft kunnen zien.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verdachte door te handelen zoals hiervoor is vermeld een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd, zodat de rechtbank aldus wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 augustus 2020 te Deventer openlijk, te weten, op de Kapjeswelle, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [aangever] , welk geweld bestond uit het meerdere malen met kracht stompen en slaan tegen het gezicht en het hoofd en het lichaam van deze [aangever] en het meerdere malen trappen en schoppen tegen het lichaam van deze [aangever].
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke taakstraf van 150 uren gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en zonder dat dat nodig was, samen met anderen, aangever meermalen getrapt en geslagen. Verdachte heeft daarbij zijn medeverdachten orders gegeven en aangemoedigd tot het plegen van geweld tegen aangever. Aangever heeft geprobeerd te vluchten naar de overkant van de straat, maar werd achterna gelopen door een aantal medeverdachten. Ze hebben aangever geschopt en geslagen tot hij op de grond is gevallen. Omstanders zijn aangever te hulp geschoten en hij is met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Daar werd geconstateerd dat hij een scheur in zijn kin heeft en schaafwonden aan de knokkels van zijn rechterhand. Dat aangever geen ernstiger letsel heeft opgelopen, is, gelet op alle trappen en klappen die hij heeft gehad, niet te danken aan het handelen van verdachte of zijn medeverdachten. Dergelijk geweld veroorzaakt niet alleen pijn of letsel bij het slachtoffer, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer en bij de omstanders. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin wordt voor openlijke geweldpleging met lichamelijk letsel tot gevolg hebbende een taakstraf voor de duur van 150 uur als uitgangspunt genomen.
In strafverzwarende zin heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte een grotere rol heeft gehad in het geweld dan zijn medeverdachten. Uit verschillende verklaringen blijkt immers dat verdachte de leider van de groep was en hij zijn medeverdachten orders gaf tot het plegen van het geweld. Strafverzwarend is daarnaast dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen of neemt voor zijn handelen.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop van bijna twee jaar tussen de pleegdatum en de datum van dit vonnis.
Tot slot heeft de rechtbank kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 26 april 2022, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden vaker is veroordeeld voor (forse) geweldsdelicten. De laatste veroordeling dateert van 15 oktober 2015 voor belediging en wederspannigheid waarvoor een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken en een werkstraf van 120 uur is opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis indien verdachte deze straf niet naar behoren verricht, passend en geboden. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, moet hiervan worden afgetrokken.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[aangever] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Hij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.207,49, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico ad € 385,00;
- vernielde scooter ad € 200,00;
- onherstelbaar vernielde kleding ad € 252,48;
- reparatie telefoonscherm ad € 120,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.250,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de immateriële schade toe te wijzen tot € 500,00. De vordering met betrekking tot materiële schade dient volgens de officier van justitie te worden toegewezen tot het bedrag van het eigen risico van € 385,00. Voor het overige refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Indien er geen vrijspraak volgt, heeft de verdediging verzocht alleen het eigen risico van € 385,00 toe te wijzen en het overige af te wijzen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 385,00 een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. Dit betreft de schadepost eigen risico. Zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. De overige materiële schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Voor deze posten zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Hij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door het handelen van verdachte. De rechtbank is, mede gelet op de aard van het bewezen verklaarde feit, van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 500,00 een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 2 augustus 2020. Het overige deel van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd en zij zal de benadeelde partij in zoverre dan ook niet-ontvankelijk verklaren. Hij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 17 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast
berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het feit oplevert:
(primair) het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever] toe tot een bedrag van € 885,00 (bestaande uit € 385,00 materiële schade en € 500,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] (primaire feit) van een bedrag van € 885,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2020) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 885,00 (zegge: achthonderdvijfentachtig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 17 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat
der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: voor een deel van € 1.322,49 (zegge: dertienhonderdtweeëntwintig euro en negenveertig eurocent) niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. G.M.J. Vijftigschild en mr. M.T. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Mulder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2022.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020362142. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van verhoor aangever van 3 augustus 2020, pagina 12 e.v., voor zover inhoudende als de verklaring van aangever:
Op 2 augustus 2020 bevond ik mij aan de Kapjeswelle te Deventer. Ik zag dat er van een groep van ongeveer 10 mannen 1 man op mij af kwam lopen. Deze man was blank, ongeveer 50 jaar en had een paardenstaart. Inmiddels kwamen er meerdere mannen uit zijn groep bij staan. Er stonden er ongeveer 4. De man met de paardenstaart gaf mij opeens een stomp met zijn, gebalde, vuist tegen mijn kin. Ik voelde hevige pijn en zag dat het bloedde. Ik werd duizelig. Inmiddels stonden de vier mannen om mij heen. Elk van hen gaf mij wel een klap of stomp tegen mijn hoofd. Ik voelde echt veel pijn aan mijn hoofd. Ik rende naar de overkant van de straat. Ik zag dat de mannen achter mij aan renden. Aan de overkant zag ik dat dezelfde mannen weer om mij heen gingen staan. Ik zag en voelde dat zij mij wederom begonnen te slaan. Ik werd weer op verschillende plaatsen op mijn hoofd geslagen en ik werd ook in mij zij geschopt. Ik stak de straat weer over. De mannen bleven mij maar slaan en achterna zitten. Midden op straat kwam ik ten val. Ik voelde dat ik, terwijl ik op de grond lag, ook weer klappen of schoppen kreeg.
2. Het proces-verbaal van verhoor aangever van 3 september 2020, pagina 19 e.v., voor zover inhoudende als de verklaring van aangever:
[verdachte] was de eerste man die mij sloeg. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij in mijn gezicht sloeg met zijn vuisten. Ik zag dat er vervolgens nog meer mannen op mij afkwamen nadat [verdachte] mij had geslagen. Ik zag en voelde dat die mannen mij sloegen en trapten. Ik heb [verdachte] ook "Ja" horen zeggen tegen die andere mannen, alsof ze van hem toestemming kregen om mij te mishandelen.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige 2] van 27 augustus 2020, pagina 34 e.v., voor zover inhoudende als de verklaring van getuige:
Op 2 augustus 2020 was ik op de Kapjeswelle in Deventer. Ik zag dat de gast met dat lange haar meteen orders naar de rest van de groep gaf. Hij zei: “Jongens kijk.” Hierbij wees hij naar [aangever] . Op een agressieve manier werd de rest van de jongens op [aangever] af gestuurd. Ik zag dat [aangever] van alle kanten geslagen en trapt werd door de groep. Ik zag dat [aangever] bewusteloos op de grond viel. Ik zag dat [aangever] nog enkele trappen op zijn hoofd kreeg, toen hij op de grond lag. U toont mij een filmfragment van de vechtpartij. Ik herken de persoon die later links in beeld komt. De persoon met een paardenstaart is de persoon die [verdachte] werd genoemd en ook duidelijk orders gaf aan de jongens.
4. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 29 augustus 2020, pagina 38 e.v., voor zover inhoudende als de verklaring van verbalisant:
Ter plaatse aan de Kapjeswelle zag ik dat er een manspersoon midden op de rijbaan lag. Ik zag dat er bloed uit de neus van het slachtoffer kwam. Vervolgens werd ik aangesproken door een persoon. Deze vertelde mij dat er opnames van de mishandeling waren gemaakt met de mobiele telefoon. Ik ontving deze filmopnames. Op de beelden is te zien dat het slachtoffer een conflict heeft met, in eerste instantie, 3 mannen.
Op 00.08 sec is te zien dat een jongen het slachtoffer met zijn rechterhand in het gezicht slaat.
Op 00.09 sec is te zien dat er in de rug van het slachtoffer een vierde jongen met ontbloot bovenlijf aan komt lopen. Op de rug van deze jongen is een tatoeage te zien. Hij slaat met zijn rechterhand in de richting van het hoofd van het slachtoffer. Verbalisant herkent deze jongen met zekerheid als [medeverdachte] .
Op 00.10 sec is te zien dat een jongen het slachtoffer met zijn rechterhand/vuist in het gezicht slaat.