In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 23 juni 2022 uitspraak gedaan over de voorlopige voorziening in het kader van een sluitingsbevel van een huurwoning in Hellendoorn. De burgemeester had op 20 april 2022 besloten om de woning van verzoekers, [naam 1] en [naam 2], voor een periode van zes maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, nadat er drugs in de woning waren aangetroffen. Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter had eerder op 9 mei 2022 het sluitingsbevel geschorst, maar moest nu de noodzaak, verwijtbaarheid en evenredigheid van de sluiting beoordelen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester voldoende gemotiveerd had dat er sprake was van een noodzaak tot sluiting van de woning, gezien de aard en hoeveelheid van de aangetroffen drugs en het feit dat de woning werd gebruikt voor drugshandel. De persoonlijke omstandigheden van verzoekers, waaronder de reden voor het dealen van drugs door [naam 1], werden niet als voldoende argumenten gezien om de sluiting onterecht te achten. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting evenredig was, ondanks de gevolgen voor verzoekers, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De schorsing van het sluitingsbevel werd opgeheven, en verzoekers moesten de woning verlaten.