ECLI:NL:RBOVE:2022:1819

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
08.996011-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en valsheid in geschrifte bij aanvragen studiefinanciering

De rechtbank Overijssel heeft op 23 juni 2022 een 33-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden voor oplichting, valsheid in geschrifte en witwassen. De man en zijn mededaders hebben opzettelijk studiefinanciering aangevraagd bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) op naam van personen die niet recht hadden op deze financiering. De aanvragers bevonden zich in een sociaal-maatschappelijk zwakke positie en hadden geen vooropleiding voor een universitaire studie. De man heeft digitale aanvraagformulieren valselijk opgemaakt en valse verklaringen ingediend, waardoor DUO meer dan € 350.000 aan studiefinanciering heeft uitgekeerd. Naast de gevangenisstraf is er een taakstraf van 240 uur opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op een bedrieglijke wijze heeft gehandeld door zich voor te doen als rechtmatige aanvrager van studiefinanciering, wat heeft geleid tot aanzienlijke financiële schade voor DUO en de betrokken personen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van de ontvangen gelden, die afkomstig waren uit misdrijven. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.996011-19 (P)
Datum vonnis: 23 juni 2022
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 juni 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Lambregts.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: samen met anderen de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO) heeft opgelicht door op naam van zeven personen opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid studiefinanciering aan te vragen;
feit 2: digitale aanvraagformulieren voor studiefinanciering op naam van zes personen vals heeft opgemaakt of heeft vervalst met het doel om deze geschriften als echt en onvervalst (door anderen) te (laten) gebruiken;
feit 3:samen met anderen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse/vervalste Verklaring collegegeld/cursusgeld door deze aan DUO te doen toekomen;
feit 4: samen met anderen een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van geldbedragen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks de periode van 12 mei 2018 tot en met 24 augustus 2018 te Purmerend, Den Helder, Groningen en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen,met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, een (of meer) listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,de Dienst Uitvoering Onderwijs heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, door met genoemd oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk, listiglijk, bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,aanvragen van studiefinanciering in het persoonsgebonden domein op de website van de Dienst Uitvoering Onderwijs op te (laten) maken, in te (laten) vullen en/of in te (laten) dienen waarmee verdachte (samen met zijn mededaders) deed voorkomen dat een of meer personen, waaronder:- [naam 1] (DOC-053);- [naam 2] (DOC-081);- [naam 3] (DOC-109);- [naam 4] (DOC-097);- [naam 5] (DOC-071);- [naam 6] (ZD-001, p. 464), en/of- [naam 7] (DOC-093),- al dan niet met terugwerkende kracht - aanspraak hadden of maakten op studiefinanciering,waardoor voornoemde Dienst Uitvoering Onderwijs werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;
2.
hij op of omstreeks de periode van 12 mei 2018 tot en met 15 augustus 2018 te Purmerend, Groningen en/of elders in Nederland,meermalen,één of meer digitale aanvraagformulieren voor studiefinanciering op naam van- [naam 1] (DOC-053);- [naam 2] (DOC-081);- [naam 3] (DOC-109);- [naam 4] (DOC-097);- [naam 5] (DOC-071), en/of- [naam 7] (DOC-093),- zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, door op/in voornoemde digitale aanvraagformulieren - in strijd met de waarheid - te vermelden dat- [naam 1] met ingang van 1 september 2017 een voltijdsopleiding HBO Sport, Management & Ondernemen volgt aan de University of the Dutch Caribbean;- [naam 2] met ingang van 1 september 2017 een voltijdsopleiding HBO Sport, Management & Ondernemen volgt aan de University of the Dutch Caribbean;
- [naam 3] met ingang van 1 februari 2018 een voltijdsopleiding HBO Business Administration volgt aan de Universiteit van Curaçao;- [naam 4] met ingang van 1 april 2018 een voltijdsopleiding HBO Bank en Verzekeringsmanagement volgt aan de University of the Dutch Caribbean;- [naam 5] met ingang van 1 oktober 2017 een voltijdsopleiding HBO Sport, Management & Ondernemen volgt aan de University of the Dutch Caribbean, en/of- [naam 7] met ingang van 1 april 2018 een voltijdsopleiding HBO Bank en Verzekeringsmanagement volgt aan de University of the Dutch Caribbean,zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij op of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 13 juni 2019 te Purmerend, Groningen en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen,opzettelijk gebruik heeft gemaakt van, opzettelijk heeft afgeleverd en/of opzettelijk voorhanden heeft gehad een valse of vervalste:Verklaring collegegeld/cursusgeld van Capabel Hogeschool inzake [verdachte] (DOC-027),- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware het echt en onvervalst,bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid, (onder meer) bedoelde Verklaring collegegeld/cursusgeld is ondertekend door [naam 8] van Capabel Hogeschool,en bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte (samen met zijn mededaders),die Verklaring collegegeld/cursusgeld heeft verstrekt en/of doen toekomen aan de Dienst Uitvoering Onderwijs,terwijl hij, verdachte (samen met zijn mededaders) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was tot gebruik als ware dit geschrift echt en onvervalst;
4.
hij op of omstreeks de periode 12 mei 2018 tot en met 24 augustus 2018 te Purmerend, Rotterdam en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en/of één of meer anderen,van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, hierin bestaande dat hij, verdachte en/of zijn mededaders,(sub b)een voorwerp, bestaande uit een of meer geldbedragen tot een (totaal)bedrag van (ongeveer) EUR 248.746 (bestaande uit EUR 50.569 + EUR 64.478 + EUR 78.873 + EUR 54.326 + EUR 500), althans een geldbedrag, heeft overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat deze geldbedragen - (on)middellijk - afkomstig waren uit enige misdrijven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleidende opmerkingen
Het Openbaar Ministerie is het strafrechtelijk onderzoek “DUO II” gestart naar aanleiding van een op 9 oktober 2018 gedane aangifte door een medewerker van DUO. Die medewerker deed aangifte van fraude met studiefinanciering. In de periode tussen 1 september 2017 en 1 september 2018 zijn er 48 aanvragen bij DUO ingediend om, al dan niet met terugwerkende kracht, studiefinanciering te verstrekken vanwege studies die aan de Universiteit van Curaçao, de University of the Dutch Caribbean en de Universiteit van Sankt Gallen in Zwitserland zouden worden gevolgd. DUO heeft daarna in totaal ruim € 350.000,-- aan studiefinanciering uitbetaald op de bankrekeningen van ‘de aanvragers’. De aanvragen en de daarbij vermelde gegevens worden doorgaans achteraf door DUO bij de betrokken onderwijsinstellingen gecontroleerd, zo ook in gevallen waar het in deze zaak over gaat. Uit controles en verklaringen van verschillende aanvragers is gebleken dat de (inschrijvingen van de) 48 aanvragers van studiefinanciering onbekend waren en/of dat de aanvragers géén studie volgden. De door DUO uitgekeerde studiefinanciering is op bankrekeningen van verschillende personen uitbetaald, waaronder die van verdachte.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht – overeenkomstig een overgelegd schriftelijk requisitoir – het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt, behoudens na te melden partiële vrijspraak, op grond van de volgende redengevende feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen [1] zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
Feit 1: medeplegen van oplichting van DUO
De door verdachte bij DUO ingediende aanvragen voor studiefinanciering
Een medewerker van DUO heeft op 9 oktober 2018 aangifte gedaan van fraude met studiefinanciering. Ter ondersteuning van de aangifte heeft DUO een USB-stick met hierop informatie over 48 aanvragers aan de FIOD ter beschikking gesteld. Uit die informatie volgt onder meer dat de op naam van [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] aanvragen voor studiefinanciering zijn gedaan, terwijl die personen bij de universiteiten, waar zij een opleiding zouden volgen, onbekend zijn en/of dat de aanvragers aldaar géén studie volgden. [2]
Bij de aanvragen die op naam van [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] zijn gedaan, is het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] gebruikt. [3] Uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer is vermeld toen verdachte op 14 juni 2018 een vliegticket voor een enkele reis van Amsterdam naar Curaçao boekte. [4] Verdachte was daarnaast via het genoemde telefoonnummer bereikbaar voor zijn voormalige werkgever. Ook stond het genoemde telefoonnummer onder de voornaam van verdachte, namelijk ‘ [verdachte] ’, als contactpersoon in de telefoon van [medeverdachte 3] opgeslagen. [5] Verder moest de studiefinanciering blijkens de aanvraagformulieren op naam van [naam 4] (daterende van 9 juni 2018), [naam 5] (daterende van 12 juni 2018), [naam 6] (daterende van 6 juni 2018) en [naam 7] (daterende van 12 mei 2018) worden overgemaakt naar bankrekeningen die op naam staan van verdachte, namelijk [rekeningnummer 1] of [rekeningnummer 2] , en zo geschiedde. [6]
Uit WhatsApp-berichten volgt dat ‘ [naam 10] ’ DigiD-inloggegevens van personen, waaronder [naam 1] en [naam 2] , van ‘ [naam 11] ’ heeft ontvangen. ‘ [naam 10] ’ stuurde de gegevens vervolgens door naar ‘ [naam 9] ’. ‘ [naam 9] ’ is de persoon die de studiefinanciering op naam van [naam 1] en de anderen heeft aangevraagd. In de telefoon van [medeverdachte 1] staat het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] opgeslagen als contactpersoon ‘ [naam 9] ’. Volgens [medeverdachte 3] is ‘ [naam 9] ’ de bijnaam van verdachte. Daarnaast heeft ook verdachte zelf verklaard dat hij ‘ [naam 9] ’ of ‘ [naam 9] ’ wordt genoemd. [7] [medeverdachte 1] zelf maakt gebruik van het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] en gebruikte de WhatsApp-naam ‘ [naam 10] ’. [8]
Verder volgt uit WhatsApp-chats (al dan niet via een geluidsfragment) tussen ‘ [naam 9] ’ en [medeverdachte 1] dat de personen op wiens naam de aanvragen worden gedaan, de inlogcodes/sms-verificatiecodes en andere persoonsgegevens (zoals een foto van een ID-kaart of een BSN-nummer) ter beschikking hebben gesteld, zodat ‘ [naam 9] ’ en/of [medeverdachte 1] (via een tussenpersoon) kon(den) inloggen om de studiefinancieringsaanvraag in te vullen en in te dienen. De door DUO uitgekeerde geldbedragen zijn vervolgens overgemaakt op de bankrekening van verdachte of diens toenmalige-partner [medeverdachte 2] . [9] ‘ [naam 9] ’ en [medeverdachte 1] hadden veelvuldig contact over de uitbetalingen van de studiefinanciering, waarbij een aantal verschillende rekeningnummers is gebruikt. [10] Zo heeft ‘ [naam 9] ’ in de avond van 15 augustus 2018 aan ‘ [naam 10] ’ geschreven:
‘Awo gedaan papa’. Uit de aanvraagformulieren voor studiefinanciering blijkt vervolgens dat zowel de aanvraag op naam van [naam 1] als die op naam van [naam 2] op 15 augustus 2018 bij DUO zijn ingediend. Een dag eerder, op 14 augustus 2018, is de aanvraag op naam van [naam 3] bij DUO ingediend. [11] Uit een WhatsApp-gesprek van 14 augustus 2018 volgt dat [medeverdachte 1] om 9:32:04 uur een sms-verificatiecode aan ‘ [naam 9] ’ heeft verzonden, waarna om 09:32:18 uur met betrekking tot het BSN-nummer van [naam 3] succesvol middels DigiD op ‘Mijn DUO’ is ingelogd. [12]
Op basis van het voorgaande, en mede gelet op de verklaring van verdachte dat hij de studiefinanciering van [naam 4] en [naam 5] op zijn bankrekening heeft ontvangen, [13] stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] en de naam ‘ [naam 9] ’.
Het aannemen van een valse hoedanigheid & medeplegen
De rechtbank komt, op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, tot het oordeel dat verdachte in de periode van 12 mei 2018 tot en met 24 augustus 2018 samen met anderen DUO meermalen heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag. Door verdachte en/of zijn mededaders is daartoe steeds gebruikgemaakt van een valse hoedanigheid door zich voor te doen als een persoon die recht heeft op studiefinanciering. Om een aanvraag voor studiefinanciering te kunnen doen, moet een aanvrager inloggen op ‘Mijn DUO’. Dit betreft een persoonsgebonden domein op de website van DUO. Hiertoe zijn de persoonlijke DigiD-inloggegevens van de aanvrager benodigd. Die inloggegevens werden door verdachte en/of zijn mededaders aan elkaar verstrekt en voor de studiefinancieringsaanvragen gebruikt. De personen, waaronder [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] , op wier naam al dan niet met terugwerkende kracht studiefinanciering werd aangevraagd, zijn bij de aanvragen gepresenteerd als studenten. Hoewel zij in werkelijkheid geen recht hadden op studiefinanciering, heeft DUO de studiefinanciering wél gestort. Die geldbedragen zijn voor een groot deel direct uitbetaald op bankrekeningen van onder meer verdachte en/of zijn mededaders. Hieruit volgt dat verdachte en zijn mededaders bij DUO een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wilde(n) roepen met betrekking tot de persoon van de aanvragers (qua hoedanigheid) om daarvan misbruik te maken. Hierbij is aldus gebruikgemaakt van het oplichtingsmiddel ‘het aannemen van een valse hoedanigheid’, wat maakt dat sprake is geweest van een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen en dit handelen daarom als oplichting in de zin van artikel 326 Sr kan worden geduid. Verdachte en zijn mededader(s) hebben op een nauwe en bewuste wijze samengewerkt, zo blijkt uit de communicatie die tussen verdachte en zijn mededader(s) heeft plaatsvonden. De intellectuele en materiële bijdrage die verdachte heeft geleverd, was daarbij van voldoende gewicht om verdachte als medepleger aan te merken. Immers, verdachte heeft niet slechts studiefinanciering op zijn bankrekening(en) ontvangen, maar hij heeft in ieder geval via [medeverdachte 1] de DigiD-inloggegevens van personen ontvangen en op naam van die personen de (digitale) aanvragen voor studiefinanciering ingediend. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen, zoals hieronder omschreven.
Feit 2: valsheid in geschrift
De door DUO ontvangen studiefinancieringsaanvragen
DUO heeft de volgende (digitale) aanvraagformulieren voor studiefinanciering [14] ontvangen, waaruit volgt dat:
  • [naam 1] met ingang van 1 september 2017 een voltijdsopleiding HBO Sport, Management & Ondernemen volgt aan de University of the Dutch Caribbean (een onderwijsinstelling met BRIN-nummer 88YJ);
  • [naam 2] met ingang van 1 september 2017 een voltijdsopleiding HBO Sport, Management & Ondernemen volgt aan een onderwijsinstelling met BRIN-nummer 88YJ;
  • [naam 3] met ingang van 1 februari 2018 een voltijdsopleiding HBO Business Administration volgt aan een onderwijsinstelling met BRIN-nummer 88EA;
  • [naam 4] met ingang van 1 april 2018 een voltijdsopleiding HBO Bank en Verzekeringsmanagement volgt aan een onderwijsinstelling met BRIN-nummer 88YJ;
  • [naam 5] met ingang van 1 oktober 2017 een voltijdsopleiding HBO Sport, Management & Ondernemen volgt aan de University of the Dutch Caribbean, en
  • [naam 7] met ingang van 1 april 2018 een voltijdsopleiding HBO Bank en Verzekeringsmanagement volgt aan de University of the Dutch Caribbean.
Gebleken is echter, zoals de rechtbank reeds eerder bij het hiervoor besproken feit heeft overwogen, dat [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 7] bij de universiteiten waar zij een opleiding zouden volgen onbekend zijn en/of dat zij géén studie volgden. [15]
Hoewel de naam van de onderwijsinstelling niet in de aanvragen op naam van [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] is vermeld, stelt de rechtbank aan de hand van de BRIN-nummers van de onderwijsinstellingen en op grond van de overige inhoud van het procesdossier vast dat de in de tenlastelegging weergegeven onderwijsinstellingen corresponderen met de in de aanvragen vermelde BRIN-nummers.
Een valselijk opgemaakt geschrift
De rechtbank stelt voorop dat op grond van een digitaal ingevuld aanvraagformulier voor studiefinanciering aan de aanvrager door DUO studiefinanciering kan worden toegekend. Een digitaal ingevuld aanvraagformulier voor studiefinanciering is daarom aan te merken als een geschrift in de zin van artikel 225 lid 1 Sr, omdat aan zo’n aanvraagformulier in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit moet worden toegekend.
In de door verdachte ingevulde en ingediende aanvraagformulieren op naam van
[naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 7] is vermeld dat deze personen een hbo-opleiding volgden (aan de University of the Dutch Caribbean of de Universiteit van Curaçao), maar dit was niet het geval en verdachte wist dit. Het is verdachte geweest die het gehele digitale aanvraagproces heeft doorlopen, waarbij hij deed alsof de tenaamgestelde de aanvraag zelf indiende en ondertekende. Dit brengt met zich dat verdachte de aanvraagformulieren op naam van de genoemde personen niet alleen valselijk heeft opgemaakt, maar ook dat hij DUO doelbewust wilde misleiden door de aanvraagformulieren als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. DUO was niet van de valsheid op de hoogte. Verdachte had aldus het oogmerk tot misleiding. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3: opzettelijk gebruikmaken van een valse “Verklaring collegegeld/cursusgeld”
De door DUO ontvangen “Verklaring collegegeld/cursusgeld”
DUO voert controles uit op de rechtmatigheid van toegekende studiefinanciering. Een medewerker van DUO heeft naar aanleiding daarvan op 13 juni 2019 aan de Capabel Hogeschool verzocht om te verifiëren of de ‘onlangs’ door DUO ontvangen “Verklaring collegegeld/cursusgeld” van verdachte door de onderwijsinstelling is ondertekend en of de in dit formulier ingevulde informatie juist is. Uit de voornoemde “Verklaring collegegeld/cursusgeld” volgt dat verdachte sinds 15 juni 2017 tot en met 20 mei 2019 voor de hbo-opleiding Toegepaste Psychologie stond ingeschreven aan een onderwijsinstelling, namelijk ‘Capabel Hoogeschool’. Het formulier lijkt te zijn ondertekend door [naam 8] , waarbij eveneens gebruik lijkt te zijn gemaakt van een stempel van de Capabel Hogeschool in Utrecht. In de Verklaring collegegeld/cursusgeld staat verder vermeld dat verdachte een bedrag van € 6.000,-- aan collegegeld verschuldigd was over de periode van 1 oktober 2018 tot en met 1 juni 2019. De Capabel Hogeschool had de afgifte van een dergelijk door haar ondertekend formulier eerder, omstreeks mei 2019, geweigerd vanwege een betalingsachterstand van verdachte. [naam 8] heeft op 13 juni 2019 aan DUO laten weten dat de door verdachte bij DUO ingediende “Verklaring collegegeld/cursusgeld” niet door hem, namens de onderwijsinstelling Capabel Hogeschool is ondertekend en dat de in het formulier ingevulde informatie voor wat betreft de inschrijving onjuist is. [16] Dit leidde op 24 juli 2019 tot een aangifte door [naam 8] . [17] Verdachte heeft op 26 februari 2020 bij de politie verklaard dat hij een tijdje aan de Capabel Hogeschool heeft gestudeerd. [18]
Opzettelijk gebruikmaken van een valse “Verklaring collegegeld/cursusgeld”
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat verdachte omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 13 juni 2019 een ingevulde Verklaring collegegeld aan DUO heeft doen toekomen. Op grond van een ingevulde “Verklaring collegegeld/cursusgeld” kan aan de aanvrager, in dit geval verdachte, door DUO studiefinanciering worden toegekend. Een “Verklaring collegegeld/cursusgeld” is daarom aan te merken als een geschrift in de zin van artikel 225 lid 1 Sr, omdat aan zo’n formulier in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit moet worden toegekend. Uit de bij DUO ingediende “Verklaring collegegeld/cursusgeld”, waarin overigens ook de personalia van verdachte zijn vermeld, volgt dat [naam 8] van Capabel Hogeschool het formulier heeft ondertekend, maar dit was niet het geval en verdachte wist dit. Capabel Hogeschool had eerder juist vanwege een betalingsachterstand van verdachte geweigerd een dergelijk ondertekend formulier af te geven. Omdat het valse geschrift op het vlak van studiefinanciering uitsluitend een voordeel voor verdachte kan opleveren, concludeert de rechtbank dat de verdachte dit aan DUO heeft doen toekomen. Dit brengt met zich dat verdachte de “Verklaring collegegeld/cursusgeld” niet alleen vals heeft opgemaakt, maar ook dat hij het ondertekende formulier als echt en onvervalst opzettelijk gebruikte om DUO te misleiden. De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen, nu er géén wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat er ten aanzien van dit feit tussen verdachte en een ander een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan.
Feit 4: medeplegen van gewoontewitwassen
Een geldbedrag van € 50.569,--
Het bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] behoort toe aan verdachte. Dit rekeningnummer is opgegeven in de aanvraagformulieren (met de daarbij vermelde aanvraagdata) voor studiefinanciering die op naam van [naam 12] (16 juli 2018), [naam 13] (6 augustus 2018), [naam 14] (2 juli 2018), [naam 6] (6 augustus 2018) en [naam 7] (12 mei 2018) bij DUO zijn ingediend en waarna een totaalbedrag van € 50.569,-- naar de bankrekening van verdachte is overgemaakt. [19] Uit de door een medewerker van DUO op 9 oktober 2018 gedane aangifte van fraude met studiefinanciering volgt dat het genoemde geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. [20] Verdachte heeft van het genoemde geldbedrag € 9.800,-- overgeboekt naar de bankrekening van [naam 15] voor de aankoop van twee puppy’s en ten minste € 12.000,-- contant opgenomen. Daarnaast heeft hij een gedeelte van het geldbedrag gebruikt om online te gokken. [21]
Een geldbedrag van € 64.478,--
Ook het bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] behoort aan verdachte toe. Dit rekeningnummer is opgegeven in de aanvraagformulieren (met de daarbij vermelde aanvraagdata) voor studiefinanciering die op naam van [naam 16] (4 juli 2018),
[naam 4] (9 juni 2018), [naam 5] (12 juni 2018), [naam 17] (16 juli 2018), [naam 18] (18 juni 2018) en [medeverdachte 1] (20 juli 2018) bij DUO zijn ingediend en waarna een totaalbedrag van € 64.478,-- naar de bankrekening van verdachte is overgemaakt. [22] Uit de door een medewerker van DUO op 9 oktober 2018 gedane aangifte van fraude met studiefinanciering volgt dat het genoemde geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. [23] Verdachte heeft van het genoemde geldbedrag onder meer € 2.500,-- overboekt naar de bankrekening van [medeverdachte 1] en ruim € 63.000,-- contant opgenomen. Daarnaast heeft hij een gedeelte van het geldbedrag gebruikt om online te gokken. [24]
Een geldbedrag van € 78.873,--
De bankrekeningnummers [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 4] behoren toe aan [medeverdachte 2] , de toenmalige partner van verdachte.
Het rekeningnummer [rekeningnummer 3] is opgegeven in de aanvraagformulieren (met de daarbij vermelde aanvraagdata) voor studiefinanciering die op naam van [naam 3] (14 augustus 2018), [naam 19] (3 juli 2018), [naam 20] (30 juli 2018), [naam 2] (15 augustus 2018), [naam 21] (31 juli 2018), [naam 22] (5 juli 2018), [naam 23] (21 augustus 2018) en [naam 24] (31 juli 2018) bij DUO zijn ingediend en waarna een totaalbedrag van € 56.053,-- naar de bankrekening van [medeverdachte 2] is overgemaakt. [25]
Daarnaast is het rekeningnummer [rekeningnummer 4] opgegeven in de aanvraagformulieren (met de daarbij vermelde aanvraagdata) voor studiefinanciering die op naam van [naam 25] (14 augustus 2018) en [naam 26] (9 augustus 2018) bij DUO zijn ingediend en waarna een totaalbedrag van € 22.820,-- naar deze bankrekening van [medeverdachte 2] is overgemaakt. [26]
Uit de door een medewerker van DUO op 9 oktober 2018 gedane aangifte van fraude met studiefinanciering volgt dat de genoemde geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. [27] Verdachte heeft op 27 februari 2020 bij de politie verklaard dat hij een deel van de ontvangen gelden aan een persoon heeft afgedragen en een deel voor zichzelf heeft gebruikt: “Ik gebruikte hiervoor ook de rekening van mijn ex-partner”. [28] Ook [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte haar bankrekening heeft gebruikt. [29] Uit onderzoek is verder gebleken dat er forse bedragen contant zijn opgenomen en dat verdachte een bedrag van € 1.300,-- heeft uitgegeven aan een tas en een bril bij Louis Vuitton. [30]
Een geldbedrag van € 54.326,--
Het bankrekeningnummer [rekeningnummer 5] behoort toe aan [medeverdachte 3] . Dit rekeningnummer is opgegeven in de aanvraagformulieren (met de daarbij vermelde aanvraagdata) voor studiefinanciering die op naam van [naam 27] (25 juli 2018), [naam 28] (11 augustus 2018), [naam 29] (21 augustus 2018), [naam 30] (2 augustus 2018), [naam 31] (3 augustus 2018) en [naam 32] (18 juli 2018) bij DUO zijn ingediend en waarna een totaalbedrag van € 54.326,-- naar de bankrekening van [medeverdachte 3] is overgemaakt. [31] Uit de door een medewerker van DUO op 9 oktober 2018 gedane aangifte van fraude met studiefinanciering volgt dat het genoemde geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. [32] Van het genoemde totaalbedrag is € 5.270,-- overgemaakt naar het aan verdachte toebehorende bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] . Daarnaast is in totaal € 48.800 contant opgenomen. [33] Uit de verklaring van [medeverdachte 3] blijkt het volgende:
Ik heb gezien dat dit door DUO op mijn rekening is gestort. Zodra deze bedragen op mijn rekening waren gestort, heb ik het bedrag gepind. Ik heb het geld van de rekening afgehaald en aan [verdachte] gegeven, zoals ik met hem had afgesproken.
[34] Ook heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij geldbedragen via internetbankieren naar het voormelde rekeningnummer van verdachte heeft overgemaakt:
Als ik een bedrag ontving van € 11.300,--, dan pinde ik € 10.000,-- en vervolgens maakte ik € 1.300,-- over van mijn bankrekening naar de bankrekening van [verdachte] .
[35]
Een geldbedrag van € 500,--
Op 22 februari 2019 is door DUO een bedrag van € 2.106,94 overgemaakt voor studiefinanciering overgemaakt naar het rekeningnummer [rekeningnummer 6] t.n.v. [naam 33] . Uit onderzoek is gebleken dat dit bedrag ten onrechte door DUO is uitgekeerd. Immers, ‘de aanvrager’ stond blijkens een inschrijfcontrole niet ingeschreven bij een onderwijsinstelling. Van het door DUO uitgekeerde bedrag heeft verdachte € 500,-- gepind en € 500,-- overgemaakt naar zijn eigen bankrekening, zo heeft verdachte zelf ook op 27 februari 2020 bij de politie verklaard. [36] Deze overboeking maakt desondanks geen onderdeel uit van de bewezenverklaring, aangezien het niet valt binnen de ten laste gelegde periode. In zoverre wordt verdachte partieel vrijgesproken.
Een gewoonte maken van het (mede)plegen van witwassen
Op basis van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte in de ten laste gelegde periode een uit enige misdrijven afkomstig totaalbedrag van € 248.246,-- heeft overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt en dat verdachte zich aldus schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Van dit witwassen heeft verdachte een gewoonte gemaakt, omdat in de ten laste gelegde periode sprake is geweest van frequente witwashandelingen.
Medeplegen
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen, nu er in het dossier geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat er ten aanzien van het witwassen van de eerdergenoemde geldbedragen van € 50.569,-- en
€ 64.478,-- tussen verdachte en een andere in de tenlastelegging genoemde persoon een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan gericht op de verboden gedraging. De andere personen zijn hierover niet gehoord door het onderzoeksteam. Verdachte heeft gezwegen, zodat wettig en overtuigend bewijs voor medeplegen ten aanzien van de twee laatstgenoemde bedragen ontbreekt. Het is met name niet uitgesloten dat de andere personen van niets wisten en door verdachte zijn misleid en voorgelogen. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van deze bedragen als pleger aanmerken, nu deze variant impliciet is opgenomen in de tenlastelegging.
De rechtbank oordeelt anders voor wat betreft de overige ten laste gelegde geldbedragen. In die gevallen is de rechtbank van oordeel dat het medeplegen op grond van de in het dossier opgenomen bewijsmiddelen wel wettig en overtuigend bewezen is. Immers, verdachte had die geldbedragen zonder de hulp van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] niet kunnen witwassen en zij wisten, zo blijkt uit hun verklaringen, ook dat de door DUO op hun bankrekeningrekening gestorte bedragen van misdrijf afkomstig waren. Verdachte en deze laatstgenoemde andere personen hebben dan ook met vol opzet op een nauwe en bewuste wijze samengewerkt, waarbij ook verdachte een materiële bijdrage heeft geleverd die van voldoende gewicht is om hem als medepleger aan te merken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 12 mei 2018 tot en met 24 augustus 2018 in Nederland,tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, de Dienst Uitvoering Onderwijs heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door met genoemd oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk, en in strijd met de waarheid,aanvragen van studiefinanciering in het persoonsgebonden domein op de website van de Dienst Uitvoering Onderwijs in te vullen en/of in te dienen waarmee verdachte (samen met zijn mededaders) deed voorkomen dat personen, waaronder:- [naam 1] ;- [naam 2] ;- [naam 3] ;- [naam 4] ;- [naam 5] ;- [naam 6] , en,- [naam 7] ,– al dan niet met terugwerkende kracht – aanspraak hadden of maakten op studiefinanciering, waardoor voornoemde Dienst Uitvoering Onderwijs werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;
2.
hij in de periode van 12 mei 2018 tot en met 15 augustus 2018 in Nederland, digitaleaanvraagformulieren voor studiefinanciering op naam van- [naam 1] ;- [naam 2] ;- [naam 3] ;- [naam 4] ;- [naam 5] , en,- [naam 7] ,– zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt, door op/in voornoemde digitale aanvraagformulieren – in strijd met de waarheid – te vermelden dat- [naam 1] met ingang van 1 september 2017 een voltijdsopleiding HBO Sport, Management & Ondernemen volgt aan de University of the Dutch Caribbean;- [naam 2] met ingang van 1 september 2017 een voltijdsopleiding HBO Sport, Management & Ondernemen volgt aan de University of the Dutch Caribbean;
- [naam 3] met ingang van 1 februari 2018 een voltijdsopleiding HBO Business Administration volgt aan de Universiteit van Curaçao;- [naam 4] met ingang van 1 april 2018 een voltijdsopleiding HBO Bank en Verzekeringsmanagement volgt aan de University of the Dutch Caribbean;- [naam 5] met ingang van 1 oktober 2017 een voltijdsopleiding HBO Sport, Management & Ondernemen volgt aan de University of the Dutch Caribbean, en/of- [naam 7] met ingang van 1 april 2018 een voltijdsopleiding HBO Bank en Verzekeringsmanagement volgt aan de University of the Dutch Caribbean,zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 13 juni 2019 in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse Verklaring collegegeld/cursusgeld van Capabel Hogeschool inzake [verdachte] – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid bedoelde Verklaring collegegeld/cursusgeld is ondertekend door [naam 8] van Capabel Hogeschool, en bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, die Verklaring collegegeld/cursusgeld heeft doen toekomen aan de Dienst Uitvoering Onderwijs, terwijl hij, verdachte wist dat dit geschrift bestemd was tot gebruik als ware dit geschrift echt en onvervalst;
4.
hij in de periode 12 mei 2018 tot en met 24 augustus 2018 in Nederland, alleen en/of tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt hierin bestaande dat hij, verdachte en/of zijn mededaders, een voorwerp, bestaande uit een of meer geldbedragen tot een totaalbedrag van € 248.246, heeft overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat deze geldbedragen - (on)middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 225, 326 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
het misdrijf:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2:
het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 3:
het misdrijf:
opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
feit 4:
het misdrijf:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
en
het misdrijf:
van het medeplegen van witwassen een gewoonte maken.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor zijn betrokkenheid bij de fraude met een grootschalig karakter wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twintig maanden met aftrek van het voorarrest.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft samen met anderen DUO opgelicht door op naam van andere personen (met terugwerkende kracht) studiefinanciering aan te vragen. ‘De aanvragers’ hadden een sociaal-maatschappelijk zwakke positie en geen vooropleiding die nodig is om een universitaire opleiding te volgen, maar om DUO doelbewust te misleiden werden deze personen door verdachte en zijn mededaders bij de aanvragen gepresenteerd als studenten die recht hadden op studiefinanciering. Daartoe heeft verdachte ook zelf zesmaal een digitaal aanvraagformulier voor studiefinanciering vals opgemaakt, waarmee hij zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. Het door DUO – al dan niet met terugwerkende kracht – uitgekeerde overheidsgeld voor scholing en onderwijs werd vervolgens naar een bankrekening van verdachte of zijn mededaders overgemaakt.
Vervolgens heeft verdachte samen met anderen, maar ook alleen, geldbedragen witgewassen en heeft hij daarvan een gewoonte gemaakt. Ook heeft verdachte een valse “Verklaring collegegeld/cursusgeld” aan DUO verstrekt. Verdachte en zijn mededaders hebben misbruik gemaakt van het vertrouwen van zowel DUO als de personen onder wiens naam studiefinanciering is aangevraagd (ofwel: de katvangers) en hen financieel benadeeld. De katvangers zijn opgezadeld met een behoorlijke schuld. Hoewel het zeer onverstandig is om persoonsgebonden gegevens aan een ander toe te vertrouwen, doet dit niets af aan de ernst van de door verdachte gepleegde feiten. Het handelen van verdachte heeft afbreuk gedaan aan het vertrouwen dat DUO in de juistheid van (digitale) geschriften moet kunnen stellen. Bovendien heeft verdachte met het witwassen de integriteit van het financiële en economische verkeer geschaad.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 1 oktober 2021 volgt dat hij in het verleden diverse malen met politie en justitie in aanraking is geweest, ook voor vermogensdelicten, en dat artikel 63 Sr van toepassing is. Uit het dossier volgt dat verdachte samen met zijn ex-partner [medeverdachte 2] twee kinderen heeft. Deze kinderen wonen bij de moeder. Verdachte heeft géén (vaste) woon- of verblijfplaats en kampt blijkens de inhoud van het procesdossier met een gokverslaving. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de hbo-opleiding Toegepaste Psychologie heeft gevolgd en dat hij daarna (via een uitzendbureau) in de jeugdzorg is gaan werken. Het is de rechtbank onbekend gebleven wat verdachte vandaag de dag voor dagbesteding heeft.
De strafoplegging
De rechtbank neemt bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor fraude als uitgangspunt, waarbij het benadelingsbedrag in grote mate bepalend is voor de hoogte van de (gevangenis)straf. De rechtbank gaat – in het licht van het procesdossier – uit van een direct aan verdachte toe te rekenen benadelingsbedrag van tenminste € 250.000,--. Voor een dergelijk fiscaal benadelingsbedrag hanteert het LOVS als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf tot achttien maanden. Dit oriëntatiepunt ziet op een verdachte die zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan een dergelijke feit. Verdachte heeft zich in het verleden echter al eerder schuldig gemaakt aan soortgelijke misdrijven in de zin van artikel 43b Sr en de rechtbank houdt hiermee in het nadeel van verdachte rekening. Daarnaast pleit tegen verdachte dat geen sprake is van een eenmalige misstap, maar van veelvuldige fraudehandelingen over een langere periode. Ook neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat juist hij, met zijn opleidingsachtergrond, misbruik heeft gemaakt van personen met een sociaal-maatschappelijk zwakke positie. De rechtbank houdt verder rekening met de samenloopbepaling van artikel 57 Sr, evenals het bepaalde in artikel 63 Sr. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat er, in het voordeel van verdachte, rekening mee moet worden gehouden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM met vier maanden is overschreden. De rechtbank acht, alle bovengenoemde elementen afwegend, de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twintig maanden passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
het misdrijf:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2:
het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 3:
het misdrijf:
opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
feit 4:
het misdrijf:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
en
het misdrijf:
van het medeplegen van witwassen een gewoonte maken;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden;
- beveelt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. L. Kesteloo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2022.
Buiten staat
mr. L. Kesteloo is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s, zijn dit documenten of pagina’s uit het dossier van de FIOD/Belastingdienst, kantoor Zwolle, genaamd DUO II, met dossiernummer 64100. Er wordt steeds verwezen naar documenten/bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
2.Zie AG-001-01 en een schriftelijk bescheid (DOC-005), te weten een overzicht van de door DUO aan ‘de aanvragers’ uitbetaalde studiefinanciering op bankrekeningen van verschillende personen, waaronder die van verdachte.
3.Zie AMB-027.
4.Zie AMB-043.
5.Zie AMB-027.
6.Zie BOB-003-01, de schriftelijk bescheiden, te weten de aanvragen studiefinanciering op naam van [naam 4] (DOC-097), [naam 5] (DOC-071), [naam 6] en [naam 7] (DOC-093), AMB-001 en de daaraan als bijlage gevoegde overzichten van het bankrekeningnummer van verdachte en pagina’s 129 en 130, de zinnen onder het kopje ‘bankrekening [rekeningnummer 1] ’, van 1-ZD.
7.Zie pagina 10, de tweede alinea, van V03-04 en pagina 2, de tweede alinea, van het V01-04.
8.Zie AMB-031a en AMB-032a.
9.Zie AMB-031 en AMB-033.
10.Zie AMB-034.
11.Zie de schriftelijk bescheiden, te weten de aanvragen studiefinanciering op naam van [naam 1] (DOC-053), [naam 2] (DOC-081), [naam 3] (DOC-109) en AMB-033.
12.Zie het schriftelijk bescheid (BOB-014-03), te weten een lijst met verstrekte IP-gegevens, en de derde alinea van pagina 78 van 1-ZD.
13.Zie pagina 3 van V01-05.
14.Zie de schriftelijke bescheiden, te weten de aanvragen studiefinanciering op naam van de begunstigden [naam 1] (DOC-053), [naam 2] (DOC-081), [naam 3] (DOC-109), [naam 4] (DOC-097), [naam 5] (DOC-071) en [naam 7] (DOC-093).
15.Zie AG-001-01 en een schriftelijk bescheid (DOC-005), te weten een overzicht van de door DUO aan ‘de aanvragers’ uitbetaalde studiefinanciering op bankrekeningen van verschillende personen, waaronder die van verdachte.
16.Zie het schriftelijk bescheid (DOC-027), te weten de Verklaring collegegeld/cursusgeld en de daaraan als bijlage gevoegde e-mailcorrespondentie.
17.Zie het schriftelijk bescheid (DOC-066), te weten de BHV-registratie van de aangifte van [naam 8] .
18.Pagina 5, de laatste alinea van de verklaring, de tweede zin onder het kopje ‘antwoord gehoorde’, van V01-01.
19.Zie BOB-004-01, de schriftelijk bescheiden, te weten de aanvragen studiefinanciering op naam van [naam 12] (DOC-070), [naam 13] (DOC-117), [naam 14] (DOC-078), [naam 6] en [naam 7] (DOC-093), AMB-001 en de daaraan als bijlage gevoegde overzichten van het bankrekeningnummer van verdachte en pagina’s 129 en 130, de zinnen onder het kopje ‘bankrekening [rekeningnummer 1] ’, van 1-ZD.
20.Zie AG-001-01 en een schriftelijk bescheid (DOC-005), te weten een overzicht van de door DUO aan ‘de aanvragers’ uitbetaalde studiefinanciering op bankrekeningnummers van verschillende personen, waaronder die van verdachte.
21.Zie pagina’s 130 en 131, de zinnen onder het kopje ‘besteding’, van 1-ZD.
22.Zie BOB-003-01, de schriftelijk bescheiden, te weten de aanvragen studiefinanciering op naam van [naam 16] (DOC-065), [naam 4] (DOC-097), [naam 5] (DOC-071), [naam 17] (DOC-075), [naam 18] (DOC-090) en [medeverdachte 1] (DOC-094) en AMB-001 en de daaraan als bijlage gevoegde overzichten van het bankrekeningnummer van verdachte.
23.Zie AG-001-01 en een schriftelijk bescheid (DOC-005), te weten een overzicht van de door DUO aan ‘de aanvragers’ uitbetaalde studiefinanciering op bankrekeningen van verschillende personen, waaronder die van verdachte.
24.Zie pagina’s 132 en 133, de zinnen onder het kopje ‘besteding’, van 1-ZD.
25.Zie BOB-001-01, de schriftelijk bescheiden, te weten de aanvragen studiefinanciering op naam van [naam 3] (DOC-109), [naam 19] (DOC-159), [naam 20] (DOC-039), [naam 2] (DOC-081), [naam 21] (DOC-084), [naam 22] (DOC-088), [naam 23] (DOC-102) en [naam 24] (DOC-106), AMB-001 en de daaraan als bijlage gevoegde overzichten van het bankrekeningnummer van verdachte.
26.Zie BOB-002-01, de schriftelijk bescheiden, te weten de aanvragen studiefinanciering op naam van [naam 25] (DOC-083) en [naam 26] (DOC-086), AMB-001 en de daaraan als bijlage gevoegde overzichten van het bankrekeningnummer van verdachte.
27.Zie AG-001-01 en een schriftelijk bescheid (DOC-005), te weten een overzicht van de door DUO aan ‘de aanvragers’ uitbetaalde studiefinanciering op bankrekeningnummers van verschillende personen, waaronder die van verdachte.
28.Zie de laatste drie zinnen van pagina 2 van V01-04.
29.Zie de eerste vijf zinnen van de tweede alinea onder het kopje ‘antwoord gehoorde’ van pagina 2 van V02-01.
30.Zie pagina 134, de zinnen onder het kopje ‘besteding’, en pagina 135, de zinnen onder het kopje ‘besteding’, van 1-ZD.
31.Zie BOB-005-01, de schriftelijk bescheiden, te weten de aanvragen studiefinanciering op naam van [naam 27] (DOC-074), [naam 28] (DOC-080), [naam 29] (DOC-082), [naam 30] (DOC-091), [naam 31] (DOC-099) en [naam 32] (DOC-101) en AMB-001 en de daaraan als bijlage gevoegde overzichten van het bankrekeningnummer van verdachte.
32.Zie AG-001-01 en een schriftelijk bescheid (DOC-005), te weten een overzicht van de door DUO aan ‘de aanvragers’ uitbetaalde studiefinanciering op bankrekeningnummers van verschillende personen, waaronder die van verdachte.
33.Zie pagina 136, de eerste twee zinnen onder het kopje ‘besteding’, van 1-ZD.
34.Zie pagina 2, de achtste, de negende en de tiende regel onder het kopje ‘antwoord gehoord’ van V03-01.
35.Zie pagina 2, de vierde zin van de tweede alinea onder het kopje ‘antwoord gehoorde’, van V03-01.
36.Zie het schriftelijk bescheid (DOC-048), te weten e-mailcorrespondentie over onder meer de inschrijfcontrole van [naam 34] , pagina 1 van AMB-029-01, pagina 136, de laatste drie alinea’s, en pagina 137, de eerste alinea, van 1-ZD, het schriftelijk bescheid (BOB-036-02), te weten een fotoafdruk van de camerabeelden van 22 februari 2019, en pagina 2, de derde alinea en de tweede en derde zin van de zesde alinea, van V01-05.