ECLI:NL:RBOVE:2022:1818

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
08.996080-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting, valsheid in geschrifte en witwassen in het kader van studiefinanciering aanvragen

Op 23 juni 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 30-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar voor het medeplegen van oplichting, valsheid in geschrifte en witwassen. De man en zijn mededaders hebben oplichting gepleegd door op naam van andere personen, die zich in een sociaal-maatschappelijk zwakke positie bevonden, studiefinanciering aan te vragen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Deze aanvragen werden gedaan met valse gegevens, waarbij de aanvragers als studenten werden gepresenteerd, terwijl zij geen recht hadden op studiefinanciering. De rechtbank legde naast de gevangenisstraf ook een taakstraf op van 240 uur. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van een medewerker van DUO, waarna het Openbaar Ministerie het strafrechtelijk onderzoek 'DUO II' startte. Tijdens de rechtszittingen op 13 januari en 9 juni 2022 werd de vordering van de officier van justitie, mr. M. Lambregts, behandeld, evenals de verdediging door mr. J.M. Neervoort. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen waarvoor hij partieel werd vrijgesproken. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en het misbruik van vertrouwen dat hiermee gepaard ging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.996080-20 (P)
Datum vonnis: 23 juni 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 januari 2022 en 9 juni 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Lambregts en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.M. Neervoort, advocaat in Den Helder, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: samen met anderen de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO) heeft opgelicht door op naam van elf personen opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid studiefinanciering aan te vragen;
feit 2: digitale aanvraagformulieren voor studiefinanciering op naam van vier personen vals heeft opgemaakt of heeft vervalst met het doel om deze geschriften als echt en onvervalst (door anderen) te (laten) gebruiken;
feit 3: samen met anderen een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van geldbedragen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks de periode van 12 mei 2018 tot en met 18 april 2019 te Purmerend, Den Helder, Groningen en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen,met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, een (of meer) listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,de Dienst Uitvoering Onderwijs heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, door met genoemd oogmerk zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk, listiglijk, bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,aanvragen van studiefinanciering in het persoonsgebonden domein op de website van de dienst Uitvoering Onderwijs op te maken, in te (laten) vullen en/of in te (laten) dienen waarmee verdachte en/of zijn mededaders deden voorkomen dat een of meer personen, waaronder:- [naam 1] (DOC-053);- [naam 2] (DOC-081);- [naam 3] (DOC-109);- [naam 4] (DOC-094);- [naam 5] (DOC-097);- [naam 6] (DOC-071);- [naam 7] (ZD-001, p. 464);- [naam 8] (DOC-093);- [naam 9] (DOC-150);- [naam 10] (DOC-144), en/of- [naam 11] (DOC-143),- al dan niet met terugwerkende kracht - aanspraak hadden of maakten op studiefinanciering,waardoor voornoemde Dienst Uitvoering Onderwijs werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;
2.
hij op of omstreeks de periode van 20 juli 2018 tot en met 12 april 2019 te Den Helder, Groningen en/of elders in Nederland,één of meer digitale aanvraagformulieren voor studiefinanciering op naam van- [naam 4] (DOC-094);- [naam 9] (DOC-150);- [naam 10] (DOC-144), en/of- [naam 11] (DOC-143)- zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, doorop/in voornoemde digitale aanvraagformulieren - in strijd met de waarheid - te vermelden dat[naam 4] met ingang van 1 september 2017 een voltijdsopleiding HBO Business Administration volgt aan de Universiteit van Curaçao;[naam 9] met ingang van 1 oktober 2018 een voltijdsopleiding WO Business Administration volgt aan de University of the Dutch Caribbean;[naam 10] met ingang van 1 oktober 2018 een voltijdsopleiding WO Business Administration volgt aan de University of the Dutch Caribbean, en/of[naam 11] met ingang van 3 september 2018 een voltijdsopleiding WO Business Administration volgt aan de Universiteit van Curaçao,zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij op of omstreeks de periode 8 februari 2019 tot en met 26 april 2019 te Den Helder en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en/of één of meer anderen,van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, hierin bestaande dat hij, verdachte en/of zijn mededaders,(sub b)een voorwerp, bestaande uit een of meer geldbedragen tot een (totaal)bedrag van (ongeveer) EUR 6.435,28 (bestaande uit EUR 2.080 + EUR 1.040 + EUR 3.315,28), althans een geldbedrag, heeft overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat dit/deze geldbedragen - (on)middellijk) - afkomstig was/waren uit enige misdrij(f)ven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleidende opmerkingen
Het Openbaar Ministerie is het strafrechtelijk onderzoek “DUO II” gestart naar aanleiding van een op 9 oktober 2018 gedane aangifte door een medewerker van DUO. Die medewerker deed aangifte van fraude met studiefinanciering. In de periode tussen 1 september 2017 en 1 september 2018 zijn er 48 aanvragen bij DUO ingediend om, al dan niet met terugwerkende kracht, studiefinanciering te verstrekken vanwege studies die aan de Universiteit van Curaçao, de University of the Dutch Caribbean en de Universiteit van Sankt Gallen in Zwitserland zouden worden gevolgd. DUO heeft daarna in totaal ruim € 350.000,-- aan studiefinanciering uitbetaald op de bankrekeningen van ‘de aanvragers’. De aanvragen en de daarbij vermelde gegevens worden doorgaans achteraf door DUO bij de betrokken onderwijsinstellingen gecontroleerd, zo ook in gevallen waar het in deze zaak over gaat. Uit controles en verklaringen van verschillende aanvragers is gebleken dat de (inschrijvingen van de) 48 aanvragers van studiefinanciering onbekend waren en/of dat de aanvragers géén studie volgden. De door DUO uitgekeerde studiefinanciering is op bankrekeningen van verschillende personen uitbetaald, waaronder die van verdachte.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht – overeenkomstig een overgelegd schriftelijk requisitoir – het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het volgende. Verdachte dient volgens de officier van justitie voor wat betreft de aanvragen op naam van [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] van het onder 1 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Het aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde kan volgens de raadsvrouw wettig en overtuigend worden bewezen, met uitzondering van het volgende. Net als de officier van justitie heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte voor wat betreft het onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken van de aanvragen die op naam van [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] zijn gedaan. Daarnaast moet verdachte volgens de raadsvrouw ook partieel van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken, namelijk voor de aanvraag op naam van verdachte zelf. De raadsvrouw heeft verder bepleit dat ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde enkel sprake is geweest van het overdragen van geldbedragen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt, behoudens na te melden partiële vrijspraak, tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen zoals die in de bijlage van dit vonnis zijn vermeld. Omdat verdachte in zoverre de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank – conform artikel 359 lid 3 laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv) – in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt verder als volgt.
Feit 1: medeplegen van oplichting van DUO
Het aannemen van een valse hoedanigheid & medeplegen
De rechtbank komt, op basis van de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, tot het oordeel dat verdachte in de periode van 12 mei 2018 tot en met 12 april 2019 samen met anderen DUO meermalen heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag. Door verdachte en/of zijn mededaders is daartoe steeds gebruikgemaakt van een valse hoedanigheid door zich voor te doen als een persoon die recht heeft op studiefinanciering. Om een aanvraag voor studiefinanciering te kunnen doen, moet een aanvrager inloggen op ‘Mijn DUO’. Dit betreft een persoonsgebonden domein op de website van DUO. Hiertoe zijn de persoonlijke DigiD-inloggegevens van de aanvrager benodigd. Die inloggegevens werden door verdachte en/of zijn mededaders aan elkaar verstrekt en voor de studiefinancieringsaanvragen gebruikt. De personen, waaronder [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , verdachte, [naam 9] , [naam 10] en [naam 11] , op wier naam al dan niet met terugwerkende kracht studiefinanciering werd aangevraagd, zijn bij de aanvragen gepresenteerd als studenten. Hoewel zij in werkelijkheid geen recht hadden op studiefinanciering, heeft DUO de studiefinanciering wél gestort. Die geldbedragen zijn voor een groot deel direct uitbetaald op bankrekeningen van onder meer verdachte en/of zijn mededaders. Hieruit volgt dat verdachte en zijn mededaders bij DUO een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wilde(n) roepen met betrekking tot de persoon van de aanvragers (qua hoedanigheid) om daarvan misbruik te maken. Hierbij is aldus gebruikgemaakt van het oplichtingsmiddel ‘het aannemen van een valse hoedanigheid’, wat maakt dat sprake is geweest van een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen en dit handelen daarom als oplichting in de zin van artikel 326 Sr kan worden geduid. Verdachte en zijn mededader(s) hebben op een nauwe en bewuste wijze samengewerkt, waarbij verdachte een intellectuele en materiële bijdrage heeft geleverd die van voldoende gewicht is om verdachte als medepleger aan te merken. Zo heeft verdachte niet slechts studiefinanciering op zijn bankrekening(en) ontvangen, maar heeft hij ten behoeve van de studiefinancieringsaanvragen op naam van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] en zichzelf ook (als tussenpersoon) DigiD-inloggegevens aan [medeverdachte 1] verstrekt. Voor wat betreft de studiefinancieringsaanvragen op naam van verdachten, [naam 9] , [naam 10] en [naam 11] is de rolverdeling anders; verdachte ontving in deze gevallen de DigiD-inloggegevens van [naam 12] en diende zelf de aanvragen in. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna omschreven.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat verdachte (mede) betrokken is geweest bij de aanvragen voor studiefinanciering die op naam van [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] zijn gedaan. De rechtbank zal verdachte om die reden partieel vrijspreken van wat aan hem onder het vijfde, zesde, zevende en achtste gedachtestreepje ten laste is gelegd.
Feit 2: valsheid in geschrift
Een valselijk opgemaakt geschrift
De rechtbank stelt voorop dat op grond van een digitaal ingevuld aanvraagformulier voor studiefinanciering aan de aanvrager door DUO studiefinanciering kan worden toegekend. Een digitaal ingevuld aanvraagformulier voor studiefinanciering is daarom aan te merken als een geschrift in de zin van artikel 225 lid 1 Sr, omdat aan zo’n aanvraagformulier in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit moet worden toegekend.
In de door verdachte ingevulde en ingediende aanvraagformulieren op naam van [naam 9] , [naam 10] en [naam 11] is vermeld dat deze personen een universitaire opleiding volgden (aan de Universiteit van Sankt Gallen in Zwitserland), maar dit was niet het geval en verdachte wist dit. Dit brengt met zich dat verdachte de aanvraagformulieren op naam van de genoemde personen niet alleen valselijk heeft opgemaakt, maar ook dat hij DUO doelbewust wilde misleiden door de aanvraagformulieren als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. DUO was niet van de valsheid op de hoogte. Verdachte had aldus het oogmerk tot misleiding. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat verdachte het digitaal ingevulde aanvraagformulier voor studiefinanciering op zijn eigen naam zelf heeft ingevuld en bij DUO heeft ingediend. Hoewel uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte zijn DigiD-inloggegevens aan [medeverdachte 1] ter beschikking heeft gesteld om de aanvraag voor studiefinanciering op zijn eigen naam valselijk door [medeverdachte 1] in te laten vullen en door DUO te laten toekennen en uitbetalen, is aan verdachte de deelnemingsvorm medeplegen bij dit feit niet ten laste gelegd. De rechtbank zal verdachte om die reden partieel vrijspreken van wat aan hem onder het eerste gedachtestreepje ten laste is gelegd.
Voorts wordt verdachte partieel vrijgesproken van een onderdeel van de in de tenlastelegging aan hem verweten misleiding, namelijk de specifieke aanduiding van de onderwijsinstellingen. De aanvraagformulieren betroffen (dit keer) niet onderwijsinstellingen gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, doch te Sankt Gallen, Zwitserland.
Feit 3: (gewoonte)witwassen
Overdragen, omzetten en gebruikmaken van de geldbedragen
Op basis van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte in de periode van 8 februari 2019 tot en met 26 april 2019 de geldbedragen tot een totaalbedrag van € 6.435,28 heeft overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt. Immers, de uit enig misdrijf afkomstige geldbedragen zijn op een bankrekening van verdachte gestort, waarna verdachte geldbedragen aan anderen heeft doen toekomen en/of een geldbedrag contant heeft opgenomen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen. Die conclusie is namelijk niet gerechtvaardigd, nu uit de bewijsmiddelen niet volgt dat sprake is geweest van frequente witwashandelingen in de aan verdachte ten laste gelegde periode. De rechtbank zal verdachte in zoverre dan ook partieel van het ten laste gelegde vrijspreken. De rechtbank zal verdachte eveneens vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen, nu er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat er ten aanzien van dit feit tussen verdachte en een ander een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 12 mei 2018 tot en met 18 april 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, de Dienst Uitvoering Onderwijs heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door met genoemd oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk, en in strijd met de waarheid, aanvragen van studiefinanciering in het persoonsgebonden domein op de website van de dienst Uitvoering Onderwijs in te (laten) vullen en/of in te (laten) dienen waarmee verdachte en/of zijn mededaders deden voorkomen dat personen, waaronder:- [naam 1] ;- [naam 2] ;- [naam 3] ;- [naam 4] ;- [naam 9] ;- [naam 10] , en,- [naam 11] ,– al dan niet met terugwerkende kracht – aanspraak hadden of maakten op studiefinanciering, waardoor voornoemde Dienst Uitvoering Onderwijs werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;
2.
hij in de periode van 20 juli 2018 tot en met 12 april 2019 in Nederland, digitale aanvraagformulieren voor studiefinanciering op naam van- [naam 9] ;- [naam 10] , en,- [naam 11] ,– zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienenvalselijk heeft opgemaakt, door op/in voornoemde digitale aanvraagformulieren – in strijd met de waarheid – te vermelden dat- [naam 9] met ingang van 1 oktober 2018 een voltijdsopleiding WO Business Administration volgt;- [naam 10] met ingang van 1 oktober 2018 een voltijdsopleiding WO Business Administration volgt, en,- [naam 11] met ingang van 3 september 2018 een voltijdsopleiding WO Business Administration volgt,zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij in de periode 8 februari 2019 tot en met 26 april 2019 in Nederland, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, hierin bestaande dat hij, verdachte een voorwerp, bestaande uit geldbedragen tot een totaalbedrag van € 6.435,28, heeft overgedragen, omgezet en daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat deze geldbedragen – (on)middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 225, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
het misdrijf:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2:
het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 3:
het misdrijf:
witwassen, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor zijn betrokkenheid bij de fraude met een grootschalig karakter wordt veroordeeld tot:
  • een onvoorwaardelijke taakstraf van tweehonderdveertig uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door honderdtwintig dagen hechtenis, en;
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden, met een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de strafmodaliteit en de strafmaat aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd, mits aan verdachte géén onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft samen met anderen DUO opgelicht door op naam van andere personen, al dan niet met terugwerkende kracht, studiefinanciering aan te vragen. ‘De aanvragers’ hadden een sociaal-maatschappelijk zwakke positie en geen vooropleiding die nodig is om een universitaire opleiding te volgen, maar om DUO doelbewust te misleiden werden deze personen door verdachte en zijn mededaders bij de aanvragen gepresenteerd als studenten die recht hadden op studiefinanciering. Daartoe heeft verdachte ook zelf driemaal een digitaal aanvraagformulier voor studiefinanciering vals opgemaakt, waarmee hij zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. Het door DUO – al dan niet met terugwerkende kracht – uitgekeerde overheidsgeld voor scholing en onderwijs werd vervolgens naar een bankrekening van verdachte of zijn mededaders overgemaakt. Vervolgens heeft verdachte geldbedragen witgewassen. Verdachte en zijn mededaders hebben misbruik gemaakt van het vertrouwen van zowel DUO als de personen onder wiens naam studiefinanciering is aangevraagd (ofwel: de katvangers) en hen financieel benadeeld. De katvangers zijn opgezadeld met een behoorlijke schuld. Hoewel het zeer onverstandig is om persoonsgebonden gegevens aan een ander toe te vertrouwen, doet dit niets af aan de ernst van de door verdachte gepleegde feiten. Het handelen van verdachte heeft afbreuk gedaan aan het vertrouwen dat DUO in de juistheid van (digitale) geschriften moet kunnen stellen. Bovendien heeft verdachte met het witwassen de integriteit van het financiële en economische verkeer geschaad.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 1 oktober 2021 volgt dat hij in het verleden diverse malen met politie en justitie in aanraking is geweest, maar dat hij nog niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Wél is artikel 63 Sr van toepassing. De rechtbank heeft verder acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapport van 20 januari 2022 en op wat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard. Verdachte heeft schulden, woont met zijn zus en twee broers bij zijn moeder en heeft drie kinderen. Hij draagt deels de verantwoordelijkheid als ouder voor zijn kinderen. Verdachte zegt zijn leven te willen beteren en heeft daartoe blijkens het reclasseringsrapport de eerste concrete stappen in de goede richting gezet.
De strafoplegging
De rechtbank neemt bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor fraude als uitgangspunt, waarbij het benadelingsbedrag in grote mate bepalend is voor de hoogte van de (gevangenis)straf. De rechtbank gaat – in het licht van het procesdossier – uit van een direct aan verdachte toe te rekenen benadelingsbedrag van € 60.000,--. Voor een dergelijk fiscaal benadelingsbedrag hanteert het LOVS als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot vijf maanden, eventueel te vervangen door een taakstraf. Dit oriëntatiepunt ziet op een verdachte die zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan een dergelijke feit, zoals verdachte. Anderzijds betreft het hier geen enkelvoudige fraudehandeling. De rechtbank houdt daarnaast rekening met de samenloopbepaling van artikel 57 Sr, evenals het bepaalde in artikel 63 Sr. Omdat verdachte reeds in het kader van een andere strafzaak meewerkt aan reclasseringstoezicht en dit toezicht op een gewenste wijze lijkt te verlopen, zal de rechtbank aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Wel acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf – als stok achter de deur – op zijn plaats. De rechtbank acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van tweehonderd uren passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
het misdrijf:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2:
het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 3:
het misdrijf:
witwassen, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M. Melaard en
mr. L. Kesteloo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2022.
Buiten staat
mr. L. Kesteloo is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de opsomming van de bewijsmiddelen.
Indien hierna wordt verwezen naar documenten, zijn dit documenten uit het dossier van de FIOD/Belastingdienst, kantoor Zwolle, genaamd DUO II, met dossiernummer 64100. Er wordt steeds verwezen naar documenten van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
Feit 1: Medeplegen van oplichting van DUO
De bewijsmiddelen:
de verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 9 juni 2022;
een proces-verbaal van aangifte door G.J.M. Sewüster namens DUO van 9 oktober 2018 met documentcode AG-001-01;
het proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-018;
het proces-verbaal van ambtshandeling met documentcode AMB-031a;
het proces-verbaal van ambtshandeling met documentcode AMB-032a;
het proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-033;
het proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-034;
het proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-036;
het proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-036a;
het proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-037;
het proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-040;
het proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-041;
het proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-042;
een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-047, te weten e-mailcorrespondentie tussen de University of the Dutch Caribbean en DUO;
een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-053, te weten een aanvraag studiefinanciering op naam van de begunstigde [naam 1] ;
een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-081, te weten een aanvraag studiefinanciering op naam van de begunstigde [naam 2] ;
een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-094, te weten een aanvraag studiefinanciering op naam van een begunstigde, namelijk verdachte.
een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-109, te weten een aanvraag studiefinanciering op naam van de begunstigde [naam 3] ;
een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-143, te weten e-mailcorrespondentie met onder meer de aanvraag studiefinanciering op naam van de begunstigde [naam 11] ;
een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-144, te weten e-mailcorrespondentie met onder meer de aanvraag studiefinanciering op naam van de begunstigde [naam 10] ;
een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-146, te weten e-mailcorrespondentie met onder meer de aanvraag studiefinanciering op naam van de begunstigde [naam 13] ;
een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-147, te weten e-mailcorrespondentie met onder meer de aanvraag studiefinanciering op naam van de begunstigde [naam 14] ;
een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-150, te weten een aanvraag studiefinanciering op naam van de begunstigde [naam 9] ;
een schriftelijk bescheid met documentcode BOB-014-03, te weten een lijst met verstrekte IP-gegevens;
een schriftelijk bescheid met documentcode BOB-042-03, te weten een de gebruikersgegevens van een IP-adres;
een schriftelijk bescheid met documentcode BOB-068-03, te weten een de gebruikersgegevens van een IP-adres;
een schriftelijk bescheid met documentcode BOB-077-03, te weten historische financiële gegevens;
een schriftelijk bescheid met documentcode BOB-078-03, te weten historische financiële gegevens;
een schriftelijk bescheid met documentcode BOB-079-02, te weten e-mailbericht van Gemeente Den Helder;
een schriftelijk bescheid met documentcode BOB-083-02, te weten CIOT-informatie;
een proces-verbaal van verhoor van [naam 11] met documentcode V20-01;
een proces-verbaal van verhoor van [naam 9] met documentcode V19-01.
Feit 2: Valsheid in geschrift
De bewijsmiddelen:
33. de verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 9 juni 2022;
33. een proces-verbaal van verhoor van [naam 11] met documentcode V20-01;
33. het proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-040;
33. een proces-verbaal van verhoor van [naam 9] met documentcode V19-01;
33. het proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-041;
33. het proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-042.
Feit 3: Witwassen
De bewijsmiddelen:
39. de verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 9 juni 2022;
39. het proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-036a;
39. een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-146, te weten e-mailcorrespondentie met onder meer de aanvraag studiefinanciering op naam van de begunstigde [naam 13] ;
39. een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-147, te weten e-mailcorrespondentie met onder meer de aanvraag studiefinanciering op naam van de begunstigde [naam 14] .