ECLI:NL:RBOVE:2022:1816

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
08-023718-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk bezit van hennep met een aanzienlijke hoeveelheid

Op 23 juni 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 56-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden voor het opzettelijk aanwezig hebben van 67,61 kilogram hennep. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 juni 2022, waar de officier van justitie, mr. P. Pereira, de vordering indiende. De verdachte, geboren op [geboortedatum 1] 1966 in [geboorteplaats 1], werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep op 15 maart 2020 te Hengelo. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie stelde dat het bewezen kon worden dat de verdachte opzettelijk 50 kilogram en 67,61 kilogram hennep aanwezig had. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een vormverzuim en dat de verdachte vrijgesproken moest worden van het ten laste gelegde feit. De rechtbank oordeelde echter dat de handelingen van de verbalisanten niet in strijd waren met de wet en dat het bewijs voldoende was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk 67,61 kilogram hennep aanwezig had, maar sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Tevens werd de teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 660,-- aan de verdachte gelast.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-023718-22 (P)
Datum vonnis: 23 juni 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1966 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P. Pereira en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
15 maart 2020 te Hengelo (O), al dan niet samen met anderen, al dan niet opzettelijk, aanwezig heeft gehad, ongeveer 50 kilogram en/of 67,61 kilogram hennep.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 15 maart 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft
gehad, een grote hoeveelheid, te weten een hoeveelheid van ongeveer 50 kilogram
en/of 67,61 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte op 15 maart 2020 opzettelijk 50 kilogram en 67,61 kilogram hennep aanwezig heeft gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich - overeenkomstig zijn pleitnota - primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde omdat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Om die reden dienen de processen-verbaal van bevindingen van de opsporingsambtenaren ( [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ) te worden uitgesloten van het bewijs. Indien de rechtbank het verweer van de verdediging volgt en overgaat tot bewijsuitsluiting blijven er onvoldoende bewijsmiddelen over om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te kunnen komen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat sprake is geweest van een onrechtmatige identiteitsfouillering van de medeverdachte [medeverdachte] zodat ook de daaropvolgende doorzoeking ter inbeslagname van het voertuig en de bedrijfsruimte aan [adres 2] onrechtmatig zijn geweest. De identiteitsfouillering van [medeverdachte] was onrechtmatig omdat in het proces-verbaal niet wordt vermeld op grond waarvan deze is gedaan terwijl ook aan de wettelijke bepalingen van artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering, op grond waarvan de identiteitsfouillering zou zijn toegestaan, niet is voldaan. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat geen rechtsgevolg behoeft te worden verbonden aan het verzuim als het niet de verdachte is die door de niet-naleving van een voorschrift is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen (de Schutznorm). In de onderhavige zaak dient beoordeeld te worden of het vormverzuim van bepalende invloed is geweest op het verdere verloop van het opsporingsonderzoek en/of de vervolging van de verdachte. Aan dit criterium is voldaan. Zonder onrechtmatige identiteitsfouillering en het betreden van het voertuig zou de latere doorzoeking van de bedrijfsruimte niet hebben plaatsgevonden. Verder ontbreekt in het proces-verbaal de vermelding wat de wettelijke basis was voor de doorzoeking in het voertuig en in het bedrijfspand. Subsidiair is aangevoerd dat de betrokkenheid van verdachte strafrechtelijk gekwalificeerd moet worden als medeplichtigheid en niet als medeplegen. Omdat medeplichtigheid niet is ten laste gelegd moet verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het verweer tot bewijsuitsluiting.
De vraag die de rechtbank als eerste dient te beantwoorden is of sprake is geweest van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De rechtbank stelt op basis van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] (pagina’s 11 en 12) vast dat de verbalisant en zijn collega [verbalisant 2] op 15 maart 2020 aan [adres 2] waren. Op dat adres is het bedrijf [bedrijf 1] gevestigd. De verbalisanten hebben kentekens opgevraagd van auto’s die om en nabij het pand stonden geparkeerd. De roldeur van het pand van [bedrijf 1] stond open. In het pand stond een bestelauto geparkeerd voorzien van kenteken [kenteken] . Bij controle van het kenteken bleek dit voertuig op naam te staan van [bedrijf 2] .
De verbalisanten hebben daarna rondgereden op het industrieterrein rond de Binnenhavenstraat waarna zij op de kruising – Breemaarsweg en Laan Hart van Zuid – een grijze bestelauto zagen. Deze bestelauto leek op de auto die zij eerder bij [bedrijf 1] hadden zien staan. Het kenteken van de bestelauto is nagetrokken en hieruit bleek dat het voertuig niet verzekerd was. De verbalisanten hebben gezien dat de bestuurder van de bestelbus op de Leonardstraat parkeerde. Verbalisant [verbalisant 1] heeft de bestuurder aangesproken en hem naar zijn rijbewijs gevraagd. De bestuurder heeft meegedeeld dat hij geen rijbewijs of identiteitsbewijs bij zich had. Hierop heeft de verbalisant van zijn collega te horen gekregen dat deze het kenteken foutief had ingevoerd, dat het voertuig op naam stond van [bedrijf 2] en dat het voertuig wel verzekerd was. Verbalisant [verbalisant 1] heeft een identiteitsfouillering toegepast.
De rechtbank stelt op grond van het proces-verbaal van aanhouding verder vast dat verbalisant [verbalisant 1] het zitgedeelte en het dashboardkastje heeft onderzocht op zoek naar een identiteitsbewijs. Dit werd niet aangetroffen. De verbalisanten zijn hierna om de auto gelopen. Zij zagen door de gesloten achterdeuren in de laadruimte doeken liggen over een grote berg met spullen. Zij zagen links achterin een tas die net niet was afgedekt door deze doek. Zij zagen een gedeelte van een tas met daarin een doorzichtige zak met henneptoppen. De bestuurder van de bestelauto is aangehouden. Dit bleek de verdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 1990 in [geboorteplaats 2] , te zijn. In de bestelbus werden drie grote Big Shoppers en een grote zwarte weekendtas aangetroffen met daarin in totaal 50 kilogram hennep. De aanhouding van [medeverdachte] en het aantreffen van de hennep in de bestelauto is aanleiding geweest voor de doorzoeking van het bedrijfspand en bedrijventerrein van [bedrijf 1] aan [adres 2] .
Beoordeling van het verweer
De rechtbank is van oordeel dat de handeling van de verbalisanten, die bestond uit het om het voertuig heen lopen en het door de achterruit kijken, los staat van de identiteitsfouillering. De stelling dat dit handelen onderdeel was van de identiteitsfouillering, wordt niet ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen. De laadruimte is immers pas geopend nadat door de achterruit de hennep door de verbalisanten was gezien. De rechtbank heeft geen aanleiding aan te nemen dat de verbalisanten de laadruimte ook zouden hebben geopend als zij die hennep niet zouden hebben gezien, omdat zij op zoek waren naar een identiteitsbewijs. Het rond de auto lopen is naar het oordeel van de rechtbank geen onderdeel van de identiteitsfouillering. Het antwoord op de vraag of de identiteitsfouillering (on)rechtmatig was is daarmee irrelevant. De verbalisanten hebben door het om de auto lopen en door de achterruit kijken niet in strijd met wettelijke bepalingen of enig rechtens te beschermen belang van verdachte gehandeld. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Vaststelling van de redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 15 maart 2020 is, na de aanhouding van [medeverdachte] en na het aantreffen van 50 kilogram hennep, een doorzoeking gehouden in het bedrijfspand en bedrijfsterrein [bedrijf 1] aan [adres 2] . Op het bedrijfsterrein werden zes grote Bigshoppers met zakken hennep aangetroffen. In de loods werd één grote zwarte bigshopper aan met zakken hennep en één losse zak hennep aangetroffen. De inhoud van de tassen is onderzocht. Tijdens het onderzoek bleek dat in de Big Shoppers en in de zwarte weekendtas transparante sealbags aanwezig waren die allen waren gevuld met een op marihuana gelijkende stof. Deze stof is getest met de ODV verdovende middelen test. Hierbij werd positief gereageerd op de aanwezigheid van THC (= tetrahydrocannabinol), zijnde de werkzame stof in marihuana. Marihuana is afkomstig van de hennepplant (geslacht cannabis) en staat als zodanig vermeld op Lijst II van de Opiumwet. Alle verpakkingen werden afzonderlijk gewogen waarbij bleek dat iedere verpakking 1 kilogram droge marihuana bevatte. Het nettogewicht van deze marihuana tezamen bedroeg 67,61 kilogram.
Tijdens het ingestelde onderzoek van de plasticzak met SIN AAMK6888NL werd gezien dat een zijde van de plastic zak dicht geseald was. Er zat aan een zijde van de plastic zak een scheur in het plastic. Over deze scheur zaten twaalf stukken zwart gekleurde isolatietape. De tape is onderzocht en op de kleefzijde van de tape is een vingerafdruk (dactyloscopisch spoor) van verdachte aangetroffen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een halletje had geregeld voor iemand. Hij zou hiervoor 200 tot 400 euro krijgen. Het was “erin en eruit”. Dat maakte verdachte niet zoveel uit als hij zijn geld maar kreeg.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de hennep aanwezig heeft gehad en dat zijn betrokkenheid niet beperkt blijft tot medeplichtigheid bij het aanwezig hebben van die hennep. Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte weliswaar een halletje beschikbaar heeft gesteld, maar ook dat zijn vingerafdruk aanwezig was op tape waarmee een scheur in een van de sealbags met hennep was dichtgeplakt. Hieruit volgt dat verdachte nauwer betrokken is geweest bij de aanwezigheid van de hennep dan hij doet voorkomen. Ook is de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij niet wist dat het om hennep ging dat opgeslagen zou worden in het halletje, door het aantreffen van deze vingerafdruk niet geloofwaardig. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennep en dat hij ook beschikkingsmacht had over deze hennep.
Conclusie
Gelet op het voorgaande en op de inhoud van de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 maart 2020 opzettelijk 67,61 kilogram hennep aanwezig heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. In het dossier is onvoldoende bewijs aanwezig voor de betrokkenheid van verdachte bij de in de bestelauto aangetroffen hennep met een gewicht van 50 kilogram. Verder is onvoldoende bewijs aanwezig om te kunnen komen tot het oordeel dat verdachte het feit in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft gepleegd.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 maart 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van 67,61 kilogram, hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 3, aanhef, onder C, en 11, tweede lid, van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van de tijd die reeds door hem in verzekering is doorgebracht. De officier van justitie heeft bij zijn eis rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de overschrijding van genoemde redelijke termijn. De raadsman heeft verzocht aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden op te leggen, met een proeftijd van drie jaren, met daarnaast een taakstraf van de maximale duur.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid van meer dan 67 kilogram hennep. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij snel geld kon verdienen door een halletje te regelen. Het maakte hem niets uit waarmee hij dat geld zou verdienen, zolang hij zijn geld maar kreeg. Vast staat dat verdachte door zijn handelen heeft bijgedragen aan de instandhouding van de productie van en handel in softdrugs én, des te kwalijker, aan de ondermijnende criminaliteit die daarmee gepaard gaat en aan de nadelige gevolgen van veelvuldig drugsgebruik voor de maatschappij in het algemeen en voor gebruikers in het bijzonder.
De rechtbank houdt rekening met het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 april 2022, waaruit onder meer volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van een soortgelijk feit.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op wat ter terechtzitting met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte is besproken.
De rechtbank is van oordeel dat het aanwezig hebben van zo’n grote hoeveelheid softdrugs het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) heeft oriëntatiepunten vastgesteld voor het aanwezig hebben van softdrugs. Als uitgangspunt geldt bij een hoeveelheid softdrugs van 25 tot 250 kilogram een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat de verdachte langer dan redelijk in onzekerheid over de afloop van de strafzaak heeft moeten leven. Het feit is gepleegd op 15 maart 2020 en verdachte is ook op die dag in verzekering gesteld. De redelijke termijn is op 15 maart 2020 gaan lopen. Op 23 juni 2022 wijst de rechtbank vonnis. Aldus wordt pas na meer dan twee jaar en drie maanden na de start van de redelijke termijn vonnis gewezen. Als uitgangspunt geldt dat het geding met een einduitspraak dient te zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is gaan lopen, behoudens bijzondere omstandigheden die een langere duur rechtvaardigen. In dit verband overweegt de rechtbank dat vanuit de verdediging geen enkel verzoek tot nader onderzoek is gedaan. Ook kan de rechtbank geen andere reden aanwijzen die het tijdsverloop kan verklaren. De rechtbank verbindt daaraan de volgende consequentie. De oriëntatiepunten van de LOVS geven een gevangenisstraf van twaalf maanden als uitganspunt. Indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden is deze straf ook passend en geboden. De officier heeft bij de nagenoeg gelijkluidende bewezenverklaring bij de medeverdachte acht maanden geëist. De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie in zijn strafeis (te) ruimhartig is omgegaan met de strafvermindering als gevolg van genoemde overschrijding. Desondanks zal de rechtbank deze eis van de officier van justitie volgen.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van acht maanden met aftrek van de tijd die reeds door hem in voorarrest is doorgebracht.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het inbeslaggenomen geldbedrag aan verdachte moet worden teruggegeven.
De verdachte heeft verzocht om teruggave van het geld.
Het geldbedrag is onder verdachte inbeslaggenomen.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van het geldbedrag van € 660,--, aangezien het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van een geldbedrag van € 660,-- aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Scheeper, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en mr. P.M. Breukink, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2022.
Buiten staat
Mr. Jordaans en mr. Breukink, zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie-eenheid Oost-Nederland, District Twente, Basisteam Twente-Midden met nummer PL0600-2021354641. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 juni 2022, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Ik was op 15 maart 2020 bij het bedrijf [bedrijf 1] een heftruck aan het repareren. Ik heb een halletje geregeld voor iemand. Ik zou hiervoor 200 tot 400 euro krijgen. Ik heb de sleutel van de loods. Ik heb op 15 maart 2020 de deur opengedaan. Het was erin en eruit. Dat maakte mij niet zoveel uit als ik mijn geld maar kreeg.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3] , [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , pagina 18, voor zover inhoudende:
Op 15 maart 2020 hebben wij het bedrijfspand en bedrijventerrein [bedrijf 1] aan [adres 2] doorzocht. Wij zijn doorgelopen naar het achterste gedeelte op het bedrijventerrein. Wij troffen vervolgens zes grote Bigshoppers aan. Wij zagen dat er een achteringang was om de loods te kunnen betreden. Wij hebben middels deze deur de loods betreden. Wij troffen binnen één grote zwarte bigshopper aan met zakken hennep en één losse zak hennep.
3. Een kennisgeving van inbeslagneming, pagina 188, voor zover inhoudend:
Inbeslagneming
Plaats: [adres 2] .
Omstandigheden: 6 big shoppers, 1 grote zwarte tas aangetroffen op het terrein en in het pand van [bedrijf 1] . In de big shoppers en in de zwarte tas bevonden zich losse doorzichtige zakken met daarin henneptoppen. Tevens is een losse doorzichtige plastic zak aangetroffen met hierin henneptoppen.
Goednummer PL0600-2020116336-2222247
Totale hoeveelheid: 67,61 kg
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door H.J. Kolkman, W.J. Robertus en R.P.B. Hoffmann, pagina’s 47 tot en met 48, voor zover inhoudende:
Op 15 maart 2020 werd op het bedrijfsterrein van [bedrijf 1] aan [adres 2] een hoeveelheid op marihuana gelijkende stof inbeslaggenomen. Aangetroffen werden: zes grote Big Shoppers en een grote zwarte weekendtas. De inhoud van deze tassen werd door ons onderzocht. Tijdens het onderzoek bleek dat in de zwarte weekendtas 10 transparante sealbags aanwezig waren die allen waren gevuld met marihuana. Het betrof hier marihuana welke per pakket was verpakt in twee luchtdichte zakken. 10 x 1 kilo
(Nader onderzoek marihuana goednummer 2222247)
De op marihuana gelijkende stof is getest met de ODV verdovende middelen test. Hierbij werd positief gereageerd op de aanwezigheid van THC (= tetrahydrocannabinol), zijnde de werkzame stof in marihuana. Marihuana is afkomstig van de hennepplant (geslacht cannabis) en staat als zodanig vermeld op Lijst II van de Opiumwet.
Wegen
Alle verpakkingen werden afzonderlijk gewogen waarbij bleek dat iedere verpakking 1 kilo droge marihuana bevatte. Het nettogewicht van deze marihuana tezamen bedroeg 67610 gram. (67,61 kilo)
5. Het proces-verbaal dactyloscopisch vooronderzoek, opgemaakt door [naam 1] , pagina’s 111, 113 en 114, voor zover inhoudend:
In verband met bezit softdrugs (lijst II) te Hengelo (O) werd door mij, als forensisch onderzoeker en tevens dactyloscopisch expert niveau 1, een forensisch onderzoek verricht naar dactyloscopische sporen aan onderstaande sporendrager
Sporendragers
Goednummer : PL0600-2020116336-2224955
SIN : AAMK6888NL
Object : Zak
Merk/type : Sealbag
Inhoud : [adres 2]
Bijzonderheden : Aangetroffen in een sealbag op het bedrijfsterrein
Onderzoek zak plastic met SIN AAMK6888NL
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen.
Ik zag dat het een transparante kleurloze plastic zak betrof. Ik zag dat een zijde van de plastic zak dicht geseald was. Ik zag dat aan een zijde van de plastic zak een scheur in het plastic zat. Ik zag dat over deze scheur twaalf stukken zwart gekleurde isolatietape zaten. Ten bate van het onderzoek heb ik de tape van de plastic zak verwijderd.
Dactyloscopisch vooronderzoek
Ik heb de plastic zak en de twaalf stukken tape onderzocht op de aanwezigheid van dactyloscopische sporen. Hierbij zag ik op stukken tape een dactyloscopisch spoor dat door mij geschikt werden bevonden voor een vervolgonderzoek door een deskundige op het gebied van vergelijkend dactyloscopisch onderzoek. Ik heb een dactyloscopisch spoor
veiliggesteld, voorzien van SIN AAKH6292NL en fotografisch vastgelegd.
Veiliggestelde spoor
Spoornummer : PL0600-2020116336-164612
SIN AAKH6292NL
Relatie met SIN AAMK6888NL
Spoortype Dacty
Plaats veiligstellen: Kleefzijde tape
6. Het proces-verbaal meervoudige procedure dactyloscopisch spoor, opgemaakt door
[naam 2] , en de daarbij gevoegde bijlage, pagina 117, voor zover inhoudend:
Vergelijkend onderzoek
Uit een door mij ontvangen rapport Meervoudige Procedure van de Landelijke Eenheid Dactyloscopie, blijkt dat een vergelijkend onderzoek met een dactyloscopisch spoor, de zogenaamde Meervoudige Procedure, heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon, geregistreerd in de landelijke vinger- en handpalmafdrukken verzameling Havank (Het Automatische Vingerafdrukkensysteem Nederlandse Kollectie), onder de volgende personalia:
Betrokkene
[verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1966 in [geboorteplaats 1]
Spoor
Spoornummer : PL0600-2020116336-164612
SIN : AAKH6292NL
Spoortype : Dacty
Spooromschrijving : Vingerafdruk