ECLI:NL:RBOVE:2022:1814

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
08-082546-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor faillissementsfraude met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 23 juni 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 44-jarige man, die werd beschuldigd van faillissementsfraude. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 180 uur. De zaak kwam voort uit het faillissement van de besloten vennootschap [bedrijf] B.V., die op 11 mei 2016 door de rechtbank in staat van faillissement was verklaard. De verdachte, als voormalig bestuurder van [bedrijf] B.V., heeft nagelaten de vereiste inlichtingen te verstrekken aan de curator en heeft opzettelijk onjuiste of onvolledige informatie gegeven over de administratie en de activa van de onderneming. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen verantwoordelijk was voor het niet voeren van een deugdelijke administratie, maar ook dat hij samen met anderen handelde in het belang van de onderneming, terwijl hij wist dat de onderneming in financiële problemen verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de rechten van de schuldeisers heeft benadeeld door niet te voldoen aan zijn verplichtingen als bestuurder. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een vierde feit, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de onttrekking van een vrachtwagen aan de boedel. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de schuldeisers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Amelo
Parketnummer: 08-082546-21 (P)
Datum vonnis: 23 juni 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 9 juni 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.Y. Huang en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. G.J. Ligtenberg, advocaat in Rijssen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met een of meer anderen, als bestuurder van de failliet verklaarde rechtspersoon [bedrijf] B.V (hierna: [bedrijf] )
feit 1:heeft geweigerd vereiste inlichtingen te geven dan wel opzettelijk verkeerde, onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft gegeven met betrekking tot de administratie en de voertuigen op naam van [bedrijf] en heeft geweigerd bij de curator te verschijnen;
feit 2:om de schuldeisers van [bedrijf] te benadelen, opzettelijk niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichting om een administratie te voeren, en de boeken, bescheiden of andere gegevensdragers van [bedrijf] niet heeft bewaard of tevoorschijn gebracht;
feit 3:opzettelijk niet heeft voldaan aan de op hem rustende wettelijke verplichting om aan de curator de boekhouding/administratie over 2016 en de balans dan wel de winst- en verliesrekening over 2015 van [bedrijf] te verstrekken;
feit 4:de schuldeisers van [bedrijf] heeft benadeeld door een vrachtwagen te onttrekken aan de boedel.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2016 tot 1 juli 2016 te Wierden en/of Borne en/of Odoornerveen, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
als indirect en/of feitelijk en/of voormalig bestuurder van een rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap [bedrijf] B.V.
welke vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Overijssel op 11 mei 2016 in staat van faillissement is verklaard,
en één of meerdere malen door de curator in het faillissement wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of opzettelijk verkeerde/onjuiste/onvolledige inlichtingen heeft gegeven en/of doen geven met betrekking tot:
- de administratie van [bedrijf] B.V. en/of
- voertuigen op naam van en/of in eigendom bij [bedrijf] B.V. (waaronder
een trailer/oplegger Merk Desot met kenteken [kenteken 1] en de vrachtwagen Scania
R164 met kenteken [kenteken 2] );
en
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met
22 mei 2019 te Wierden en/of Borne en/of Odoornerveen, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
als indirect en/of feitelijk en/of voormalig bestuurder van een rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap [bedrijf] B.V. welke vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Overijssel op 11 mei 2016 in staat van faillissement is verklaard,
en wettelijk verplicht tot het geven van inlichtingen heeft geweigerd bij de curator te verschijnen en/of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of opzettelijk verkeerde/onjuiste/onvolledige inlichtingen heeft verstrekt, waaronder met betrekking tot
- de administratie van [bedrijf] B.V. en/of
- voertuigen op naam van en/of in eigendom bij [bedrijf] B.V. (waaronder
een trailer/oplegger Merk Desot met kenteken [kenteken 1] en de vrachtwagen Scania
R164 met kenteken [kenteken 2] );
2
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot 1 juli 2016,
te Borne en/of Wierden en/of Odoornerveen, althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
als indirect en/of feitelijk en/of voormalig bestuurder van een rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap [bedrijf] B.V., welke vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Overijssel, op 11 mei 2016 in staat van faillissement is verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s),
niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,
en/of het bewaren en/of tevoorschijn brengen van de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in die/dat artikel(en) bedoeld, immers heeft verdachte met dat opzet
-niet een zodanige administratie gevoerd, althans laten voeren, en/of bewaard dat daaruit te alle tijde de rechten en de verplichtingen van die rechtspersoon konden worden gekend en/of
-(vervolgens) op (een) daartoe strekkend(e) verzoek(en) van de curator niet alle/die (volledige) (fysieke en digitale) administratie van voornoemde rechtspersoon afgegeven/aangeleverd en/of ter beschikking gesteld en/of verstrekt aan de curator (waaronder in elk geval de boekhouding/administratie over 2016 en/of de balans en/of de winst- en verliesrekening van [bedrijf] over 2015);
3
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 22 mei 2019,
te Borne en/of Wierden en/of Odoornerveen, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
als indirect en/of feitelijk en/of voormalig bestuurder van een rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap [bedrijf] B.V., welke vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Overijssel, op 11 mei 2016 in staat van faillissement is verklaard,
tijdens het faillissement van de rechtspersoon, desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator heeft verstrekt, immers heeft verdachte en/of zijn mededaders met dat opzet in het faillissement van genoemde rechtspersoon niet alle administratie, waaronder in elk geval de boekhouding/administratie over 2016 en/of de balans en/of de winst- en verliesrekening van [bedrijf] over 2015, afgegeven/aangeleverd en/of verstrekt en/of ter beschikking gesteld aan de curator;
4
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot 1 juli 2016,
te Borne en/of Wierden en/of Odoornerveen, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
als indirect en/of feitelijk en/of voormalig bestuurder van een rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap [bedrijf] B.V., welke vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Overijssel, op 11 mei 2016 in staat van faillissement is verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van die besloten vennootschap(pen) lasten heeft verdicht en/of baten niet heeft verantwoord en/of
enig goed aan de boedel heeft onttrokken en/of ter gelegenheid van het faillissement of op een tijdstip waarop hij wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen één of meerdere van de schuldeisers bevoordeeld heeft, immers heeft verdachte met dat opzet een of meer goederen onttrokken aan de boedel van voornoemde rechtspersoon, te weten (onder meer):
een vrachtwagen Scania R164 met kenteken [kenteken 2] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend kunnen worden bewezenverklaard. Zij acht de betrokkenheid van verdachte bij feit 4 niet te duiden als een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte(n) en vordert om die reden vrijspraak van dit feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, vrijspraak bepleit ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 kan niet worden vastgesteld dat verdachte in de ten laste gelegde periodes niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht terwijl ook niet blijkt dat hij opzettelijk verkeerde, onjuiste of onvolledige inlichtingen aan de curator heeft verstrekt. De administratie die hij had heeft hij aan de curator gegeven. Ten aanzien van feit 2 bevindt zich in het dossier onvoldoende bewijs voor opzet op benadeling van de schuldeisers. Bij feit 3 is geen sprake van schending van de afgifteplicht omdat verdachte niet beschikte over de door de curator verzochte stukken. Ten aanzien van feit 4 kan verdachte niet als medepleger van onttrekking aan de boedel van de Scania worden beschouwd, omdat hij op geen enkele wijze de beschikking heeft gehad over dit voertuig.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Toepasselijke bepalingen
Per 1 juli 2016 zijn de bepalingen over strafbaarstelling van faillissementsfraude (artikel 194, artikel 343 en artikel 344a van het Wetboek van Strafrecht) gewijzigd. De aan verdachte verweten gedragingen vallen zowel onder de oude als de huidige strafbepalingen. De rechtbank houdt daarmee rekening.
Vatstelling van de feiten
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting
het volgende vast. De bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
Verdachte is vanaf 30 juli 2015 tot en met 1 april 2016 (zoals wordt vermeld in de aangifte van de curator) met [medeverdachte 1] (indirect) bestuurder geweest van [bedrijf] . Hij was samen met [medeverdachte 1] verantwoordelijk voor de feitelijke werkzaamheden en had met [medeverdachte 1] de dagelijkse leiding van [bedrijf] . Verdachte was verantwoordelijk voor de financiën, personeelszaken, salarisadministratie en het onderhouden van zakelijke contacten met de boekhouder en met de financieringsmaatschappij. Als bestuurder was hij verantwoordelijk voor de administratie van [bedrijf] , had hij de verplichting ervoor te zorgen dat die op juiste wijze plaatsvond en dat, na het in staat van faillissement raken, de (volledige) administratie werd overgedragen aan de curator.
[bedrijf] is op 11 mei 2016 door de rechtbank Overijssel in staat van faillissement verklaard. Mr. W.B. Brusse, verder de curator, is tot curator aangesteld.
De curator heeft in een gesprek en daarna op 14 juni 2016 per e-mail verdachte verzocht om diverse stukken te overhandigen, waaronder de volledige boekhouding van [bedrijf] tot aan 11 mei 2016, de datum van het faillissement. Verdachte heeft de administratie van [bedrijf] tot en met december 2015 aan de curator verstrekt. Hierna heeft de curator vastgesteld dat de administratie van [bedrijf] vanaf medio januari 2016 tot 11 mei 2016 geheel ontbrak. Op 15 juli 2016 heeft de curator nogmaals per e-mail verdachte en [medeverdachte 1] verzocht om binnen een week de volledige boekhouding van [bedrijf] te overhandigen dan wel aan hem schriftelijk te berichten waarom zij daartoe niet in staat waren. De curator heeft van verdachte noch van [medeverdachte 1] een reactie ontvangen.
Na december 2015 was de administratie en de boekhouding van [bedrijf] niet op orde. Vanaf januari 2016 is er geen administratie of boekhouding gevoerd. De balans en de winst- en verliesrekening over 2015 is nooit opgemaakt.
Na het faillissement van [bedrijf] is door de curator bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) informatie opgevraagd over voertuigen die in het jaar voor de faillissementsdatum op naam stonden van [bedrijf] . Uit informatie van de RDW blijkt dat een vrachtwagen Scania met kenteken [kenteken 2] en een trailer met kenteken [kenteken 1] op naam van [bedrijf] stonden.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij niet heeft voldaan aan verzoeken van de curator om stukken en informatie verstrekken. Hij heeft ter zitting ook verklaard dat het vanaf januari 2016 financieel niet goed ging met [bedrijf] . Eind februari 2016 was sprake van een aanzienlijk liquiditeitstekort. In die tijd werd er geen boekhouding meer bijgehouden. Ook met de boekhouder waren er financiële problemen.
Bewijsoverwegingen
Feit 1
Als bestuurder was verdachte verantwoordelijk voor de administratie van [bedrijf] en had hij de verplichting de volledige administratie aan de curator over te dragen.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich onvoldoende bewust was van zijn verplichtingen als bestuurder en dat hij alles wat hij had aan de curator heeft gegeven. Het verweer komt er in de kern op neer dat verdachte zich aan het onder 1 ten laste gelegde niet schuldig heeft gemaakt omdat hij niet beschikte over de gegevens die hij had moeten verstrekken.
De door verdachte aangevoerde argumenten doen niet af aan zijn wettelijke verplichtingen als bedoeld bij dit feit. Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Feit 2
Voor een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde is vereist dat het nalaten een deugdelijke administratie te voeren moet zijn geschied “ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van de rechtspersoon”. Er moet sprake zijn geweest van opzet op de benadeling van de schuldeisers, waarbij voorwaardelijk opzet voldoende is. Voor het bewijs van dit voorwaardelijk opzet is vereist dat de gedragingen van verdachte ten minste de aanmerkelijke kans op die benadeling hebben doen ontstaan. Daarnaast moet verdachte die aanmerkelijke kans bewust hebben aanvaard.
Vast staat dat door verdachte niet is voldaan aan de op hem als feitelijk bestuurder van [bedrijf] rustende verplichting ten aanzien van het tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers als bedoeld in de artikelen 2:10 BW en 3:15i BW.
Vanwege het ontbreken van een deugdelijke administratie heeft de curator zich geen goed beeld kunnen vormen van de vermogenstoestand van [bedrijf] . Ook heeft hij niet kunnen onderzoeken of er ten onrechte goederen en/of gelden aan de boedel van [bedrijf] zijn onttrokken. Dat de schuldeisers zijn benadeeld staat ook vast. Het totaalsaldo van de preferente schuldeisers bedraagt € 180.230,98. Het totaalbedrag van de concurrente schuldeisers bedraagt € 286.287,69.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de schuldeisers benadeeld zouden worden door geen deugdelijke boekhouding en administratie te voeren. Verdachte wist, zoals hij ter zitting heeft verklaard, dat er financiële problemen waren en dat er facturen waren die moesten worden betaald. Verdachte heeft ter verdediging aangevoerd niet eerder een grote(re) onderneming als [bedrijf] te hebben bestuurd, maar de verplichting een deugdelijke boekhouding te voeren geldt voor alle ondernemingen. Ondanks de financiële problemen heeft hij nagelaten een overzicht bij te houden van de vermogenspositie van [bedrijf] , terwijl een dergelijk overzicht het enige is waar het vermogen van een onderneming (ook bij faillissement) uit blijkt. Kortom, verdachte wist dat er veel schuldeisers waren en dat er onvoldoende geld in kas was, toch heeft hij geen overzicht bijgehouden. Dat hierdoor de schuldeisers benadeeld zouden gaan worden, is naar het oordeel van de rechtbank duidelijk en moet voor een ondernemer als verdachte ook duidelijk zijn geweest. Door toch geen boekhouding/administratie bij te houden, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank naar uiterlijke verschijningsvorm bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de schuldeisers benadeeld zouden gaan worden.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder
2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Feit 3
Verdachte heeft niet voldaan aan de op hem als feitelijk bestuurder van [bedrijf] rustende verplichting tot het tevoorschijn brengen van (volledige) (fysieke en digitale) administratie van [bedrijf] , waaronder in elk geval de boekhouding/administratie over 2016 en/of de balans en/of de winst- en verliesrekening van [bedrijf] over 2015. Zoals eerder overwogen doet het gegeven dat verdachte niet over alle administratie beschikte, niet af aan zijn verplichting om te zorgen dat hij die administratie wel heeft én afgeeft. Ook het verweer dat geen sprake is geweest van schending van de afgifteplicht wordt daarom verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder
3 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Medeplegen feiten 1, 2 en 3
Op grond van de aangifte van de curator, de verklaring van verdachte en van medeverdachte [medeverdachte 1] is de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten door verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen zijn begaan. Zij waren samen verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van [bedrijf] en hadden ook beiden de verantwoordelijkheid zorg te dragen voor deugdelijke administratie/boekhouding en de overdracht daarvan aan de curator. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van medeplegen van de feiten 1, 2 en 3.
Feit 4
De rechtbank is, in lijn met de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende aanknopingspunten bieden om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het onder feit 4 ten laste gelegde. Medeverdachte [medeverdachte 1] had de vrachtwagen onder zich en niet kan worden vastgesteld dat verdachte daarover ook de beschikking had of dat bij dit feit sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 4 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 11 mei 2016 tot 1 juli 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, als indirect en/of feitelijk en/of voormalig bestuurder van een rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap [bedrijf] B.V. welke vennootschap bij vonnis van de rechtbank Overijssel op 11 mei 2016 in staat van faillissement is verklaard, meerdere malen door de curator in het faillissement wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en opzettelijk onvolledige inlichtingen heeft gegeven met betrekking tot
- de administratie van [bedrijf] B.V. en
- voertuigen op naam van en/of in eigendom bij [bedrijf] B.V. (waaronder
een trailer/oplegger Merk Desot met kenteken [kenteken 1] en de vrachtwagen Scania
R164 met kenteken [kenteken 2] );
en
hij in de periode van 1 juli 2016 tot en met 22 mei 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, als indirect en/of feitelijk en/of voormalig bestuurder van een rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap [bedrijf] B.V. welke vennootschap bij vonnis van de rechtbank Overijssel op 11 mei 2016 in staat van faillissement is verklaard, en wettelijk verplicht tot het geven van inlichtingen heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en opzettelijk onvolledige inlichtingen heeft verstrekt, waaronder met betrekking tot
- de administratie van [bedrijf] B.V. en
- voertuigen op naam van en/of in eigendom bij [bedrijf] B.V. (waaronder
een trailer/oplegger Merk Desot met kenteken [kenteken 1] en de vrachtwagen Scania
R164 met kenteken [kenteken 2] );
2.
hij in de periode van 1 januari 2016 tot 1 juli 2016, in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, als indirect en/of feitelijk en/of voormalig bestuurder van een rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap [bedrijf] B.V., welke vennootschap bij vonnis van de rechtbank Overijssel, op 11 mei 2016 in staat van faillissement is verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers, niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld, immers heeft verdachte met dat opzet
- niet een zodanige administratie gevoerd en bewaard dat daaruit te allen tijde de rechten en de verplichtingen van die rechtspersoon konden worden gekend en
- ( vervolgens) op daartoe strekkende verzoeken van de curator niet alle/die (volledige) (fysieke en digitale) administratie van voornoemde rechtspersoon afgegeven/aangeleverd en/of ter beschikking gesteld en/of verstrekt aan de curator (waaronder in elk geval de boekhouding/administratie over 2016 en de balans en de winst- en verliesrekening van [bedrijf] over 2015);
3.
hij in de periode van 1 juli 2016 tot en met 22 mei 2019, in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, als indirect en/of feitelijk en/of voormalig bestuurder van een rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap [bedrijf] B.V., welke vennootschap bij vonnis van de rechtbank Overijssel, op 11 mei 2016 in staat van faillissement is verklaard,
tijdens het faillissement van de rechtspersoon, desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator heeft verstrekt, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet in het faillissement van genoemde rechtspersoon niet alle administratie, waaronder in elk geval de boekhouding/administratie over 2016 en de balans en de winst- en verliesrekening van [bedrijf] over 2015, afgegeven/aangeleverd en/of verstrekt en/of ter beschikking gesteld aan de curator.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 194 (oud), 194 (nieuw), 343 (oud) en 344a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
tot 1 juli 2016 het misdrijf: medeplegen van als bestuurder van een rechtspersoon die in staat van faillissement is verklaard en wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, weigeren de vereiste inlichtingen te geven en opzettelijk onvolledige inlichtingen geven;
en
vanaf 1 juli 2016 het misdrijf: medeplegen van als bestuurder van een rechtspersoon die in staat van faillissement is verklaard en wettelijk verplicht tot het geven van inlichtingen, weigeren de vereiste inlichtingen te geven en opzettelijk onvolledige inlichtingen geven;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van als bestuurder van een rechtspersoon, welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon, niet voldoen aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld;
feit 3
het misdrijf:medeplegen van als bestuurder van een rechtspersoon, welke in staat van faillissement is verklaard, opzettelijk niet voldoen aan de verplichting tot het verstrekken aan de curator van de administratie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en tot het verrichten van een taakstraf voor de duur van 240 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd ertoe strekkende dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, maar een taakstraf dan wel een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. De door de officier van justitie gevorderde duur van de taakstraf dient te worden gematigd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De strafbare feiten
De verdachte heeft zich als bestuurder schuldig gemaakt aan faillissementsfraude. Kort gezegd heeft hij, terwijl hij wist dat [bedrijf] financieel in zwaar weer verkeerde, samen met een of meer anderen, niet voldaan aan de verplichting een behoorlijke administratie te voeren en heeft hij, toen [bedrijf] in staat van faillissement was verklaard, aan de curator niet de vereiste inlichtingen verstrekt. Een en ander is hiervoor uitgebreid beschreven.
In het algemeen geldt dat faillissementsfraude kan leiden tot benadeling van de schuldeisers, met schade voor niet alleen die schuldeisers maar mogelijk ook voor andere ondernemingen, personen (bijvoorbeeld werknemers) en de maatschappij tot gevolg. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich om die gevolgen niet lijkt te hebben bekommerd.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de aard en de hoogte van de straf, acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ten aanzien van fraudedelicten. Hierin wordt de hoogte van de straf gerelateerd aan de hoogte van het benadelingsbedrag. Dat bedrag, het totaal van de vorderingen van preferente en concurrente schuldeisers bedraagt € 466.517, --. Daarbij past een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf tot achttien maanden.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit rekening met de wijziging van de regels van sanctierecht per 1 juli 2016 en past ten gunste van verdachte het mildere sanctieregime van artikel 344a Sr toe.
Ook houdt de rechtbank rekening met de aard van de gepleegde strafbare feiten in die zin dat het niet bijhouden van een deugdelijke boekhouding ook resulteert in het niet kunnen overleggen van die boekhouding. Er is dus sprake van eendaadse samenloop.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet opportuun. Daarbij weegt de rechtbank de volgende factoren mee.
Uit de inhoud van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 april 2022 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor dit soort feiten.
Verdachte is hoofdkostwinner is, moet zijn gezin onderhouden en daarnaast ook aan vorderingen van schuldeisers voldoen. Hij is ook daadwerkelijk bezig met het aflossen van zijn schulden. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou tot inkomensverlies leiden hetgeen niet in het belang van de schuldeisers is.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij na het faillissement van [bedrijf] nogmaals failliet is verklaard met een eigen bedrijf. De rechtbank ziet hierin aanleiding om aan verdachte, ter voorkoming van herhaling van soortgelijke feiten, ook een voorwaardelijke straf op te leggen.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren opleggen en daarnaast een taakstraf voor de duur van 180 uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien deze niet of niet naar behoren wordt uitgevoerd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 55 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
tot 1 juli 2016 het misdrijf: medeplegen van als bestuurder van een rechtspersoon die in staat van faillissement is verklaard en wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, weigeren de vereiste inlichtingen te geven en opzettelijk onvolledige inlichtingen geven
en
vanaf 1 juli 2016 het misdrijf: medeplegen van als bestuurder van een rechtspersoon die in staat van faillissement is verklaard en wettelijk verplicht tot het geven van inlichtingen, weigeren de vereiste inlichtingen te geven en opzettelijk onvolledige inlichtingen geven;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van als bestuurder van een rechtspersoon, welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon, niet voldoen aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld;
feit 3
het misdrijf:medeplegen van als bestuurder van een rechtspersoon, welke in staat van faillissement is verklaard, opzettelijk niet voldoen aan de verplichting tot het verstrekken aan de curator van de administratie;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. M. Scheeper, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2022.
Buiten staat
Mr. Jordaans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van Belastingdienst/Bureau Economische Handhaving, Kantoor Amsterdam met nummer 13600.48659, gesloten op 29 maart 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 juni 2022, voor zover inhoudend als de verklaring van verdachte:
Ik heb samen met [medeverdachte 1] en [naam 1] in juli 2015 het bedrijf [bedrijf] B.V. opgericht. Ik was directielid. Ik was ook verantwoordelijk voor de financiën, personeelszaken, salarisadministratie, zakelijke contacten met de boekhouder en met de financieringsmaatschappij. [medeverdachte 1] was verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding aan het personeel, het aansturen van het personeel en de planning van de transportritten. In januari 2016 stapelde de ellende zich op. Na december 2015 waren de stukken niet op orde. Vanaf januari 2016 is er geen administratie of boekhouding gevoerd. Wij hadden een betalingsachterstand bij het boekhoudkantoor. De balans en winst- en verliesrekening 2015 zijn nooit opgemaakt. Ik had niet de beschikking over de volledige boekhouding of de administratie. Ik heb niet alles overgedragen aan de curator en er hadden wel meer stukken moeten zijn. Die bevonden zich ergens, bij [medeverdachte 1] , op kantoor of bij de overnamekandidaten [naam 2] en [naam 3] .
2. Het proces-verbaal van aangifte van W.B. Brusse, pagina 81 tot en met 88, voor zover inhoudend als de verklaring van aangever:
Ik doe in mijn hoedanigheid als voormalig curator in het faillissement van [bedrijf] B V. aangifte tegen de (voormalige) statutaire bestuurders van [bedrijf] B.V.: [medeverdachte 2] en [verdachte] . Ook doe ik in mijn hoedanigheid als voormalig curator in het faillissement van [bedrijf] B.V. aangifte tegen de feitelijk bestuurder van [bedrijf] B.V. : [medeverdachte 1] .
Faillissement [bedrijf] B.V.
[bedrijf] B.V. is op 11 mei 2016 door Rechtbank Overijssel in staat van faillissement
verklaard. Ik werd aangesteld als curator
Directie en organisatie
[bedrijf] B.V. is opgericht op 30 juli 2015. Het bestuur van [bedrijf] B.V. was in chronologische volgorde als volgt:
Van Tot Naam
30-07-2015 22-05-2019 [bedrijf] B.V.
01-04-2016 22-05-2019 [medeverdachte 2]
[bedrijf] B.V. was sinds de oprichting enig aandeelhouder van [bedrijf] B.V.
[bedrijf] B.V. is ook op 30 juli 2015 opgericht. Het bestuur van [bedrijf] B.V. was in chronologische volgorde als volgt:
Van Tot naam
30-07-2015 01-04-2016 [verdachte]
01-04-2016 [medeverdachte 2]
[verdachte] was sinds de oprichting enig aandeelhouder van [bedrijf] B.V.
heeft erkend dat hij fungeerde als katvanger.
[medeverdachte 1] en [verdachte] waren verantwoordelijk voor de feitelijke werkzaamheden van [bedrijf] B.V. Beiden hadden ook de dagelijkse leiding van [bedrijf] B.V.
Oorzaak faillissement
Eind 2016 was sprake van een aanzienlijk liquiditeitstekort.
Uitlevering/afgifte administratie [bedrijf] B.V.
Tijdens het gesprek dat ik kort na het faillissement van [bedrijf] B.V. had met [verdachte] heb ik om de uitlevering van de volledige administratie van [bedrijf] B.V. tot aan de datum van het faillissement verzocht. Op 14 juni 2016 heb ik via de e-mail aan [verdachte] verzocht diverse stukken, waaronder de volledige boekhouding van [bedrijf] B.V. tot datum faillissement te overhandigen. Ik heb geconstateerd dat de administratie van [bedrijf] B.V. vanaf medio januari 2016 tot faillissementsdatum geheel ontbrak.
De ontbrekende administratie van [bedrijf] B.V. over de periode vanaf medio januari 2016 tot faillissementsdatum heb ik daarna bij [verdachte] en [medeverdachte 1] mondeling gevorderd.
Op 15 juli 2016 heb ik nogmaals via de e-mail aan [verdachte] en [medeverdachte 1] verzocht om binnen een week de volledige boekhouding van [bedrijf] B.V. te overhandigen dan wel aan mij schriftelijk te berichten waarom zij daartoe niet in staat waren. Ik heb toen van beide personen geen reactie ontvangen.
Uitgeleverde administratie
De volgende administratieve stukken van [bedrijf] B V. ontbreken.
• De volledige administratie vanaf 01 januari 2016 tot faillissementsdatum;
• De balans en winst- en verliesrekening van [bedrijf] B.V. over 2015.
Vanwege het ontbreken van een deugdelijke administratie heb ik geen goed beeld kunnen vormen van de vermogenstoestand van [bedrijf] B.V. Ik heb hierdoor niet de rechten
en verplichtingen van failliet vast kunnen stellen. Hierdoor zijn de crediteuren in het faillissement van [bedrijf] B.V. benadeeld. Ook heb ik, door het ontbreken van een deugdelijke administratie, niet goed kunnen onderzoeken of er ten onrechte goederen en/of gelden aan de boedel van [bedrijf] B.V. zijn onttrokken, die terug gehaald konden worden.
Onttrekkingen aan de boedel
Onttrekking van materiële vaste activa
Ik heb kort na het faillissement van [bedrijf] B.V. bij het RDW informatie opgevraagd uit het kentekenregister met betrekking tot kentekens die in het jaar voor de faillissementsdatum op naam stonden van [bedrijf] B.V. Op het RDW-overzicht over [bedrijf] B.V. staat de vrachtwagen Scania R164 met kenteken [kenteken 2] . Verder stond op het RDW-overzicht een trailer met kenteken [kenteken 1] .
Inlichtingenplicht
[verdachte] en [medeverdachte 1] hebben niet voldaan aan de inlichtingenplicht. Zo ben ik door
beiden niet ingelicht over de aanwezigheid van de vrachtwagen, merk Scania met kenteken [kenteken 2] en ben ik door beiden niet geïnformeerd over het bestaan van een oplegger van het merk Desot, met kenteken [kenteken 1] .
Schuldeisers
Het totaalsaldo van de preferente schuldeisers bedraagt € 180.230,98.
Het totaalbedrag van de concurrente schuldeisers bedraagt € 286.287,69.
3. Het vonnis van de Rechtbank Overijssel van 11 mei 2016, pagina 172 tot en met 173, voor zover inhoudende:
de rechtbank :
- verklaart [bedrijf] B.V. in staat van faillissement;
- stelt aan tot curator mr. W.B. Brusse, advocaat te Almelo.