ECLI:NL:RBOVE:2022:1799

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
9590253 \ CV EXPL 21-5173
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van contra-expert beloning in verzekeringszaak

In deze zaak heeft de kantonrechter op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en gedaagde, [gedaagde], over de betaling van een beloning voor een contra-expertise. Eiser, vertegenwoordigd door mr. E.M. Horssius, vorderde een bedrag van € 2.675,17 van gedaagde, die dit bedrag had ontvangen van zijn verzekeraar maar niet aan eiser had doorbetaald. De procedure begon met een tussenvonnis op 5 april 2022, waarna een mondelinge behandeling plaatsvond op 25 mei 2022. Gedaagde verscheen niet, maar had wel aanvullend verweer gevoerd via e-mail. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde onrechtmatig handelde door de beloning niet door te betalen aan eiser, en dat hij de schade die eiser daardoor leed, moest vergoeden. De kantonrechter wees de vordering van eiser toe en veroordeelde gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 september 2021. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die op € 799,60 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9590253 \ CV EXPL 21-5173
Vonnis van 21 juni 2022
in de zaak van
[eiser] ,tevens handelend onder de naam
[X],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. E.M. Horssius
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
In deze zaak is op 5 april 2022 een tussenvonnis gewezen waarin is bepaald dat een mondelinge behandeling zou worden gehouden. Voor de mondelinge behandeling heeft [eiser] bij akte van 12 mei 2022 aanvullende producties in het geding gebracht. [gedaagde] heeft op 15 mei 2022 drie e-mails met een aanvullend verweer gestuurd. Op 25 mei 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is verschenen. [gedaagde] is niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.Inleiding

2.1.
Deze zaak gaat, kort gezegd, over de beloning van [eiser] voor een door hem uitgevoerde contra-expertise in een verzekeringszaak. De verzekeraar van [gedaagde] heeft de vergoeding voor de werkzaamheden van [eiser] overgemaakt aan [gedaagde] . [gedaagde] heeft het bedrag, ondanks verzoeken daartoe, niet aan [eiser] doorbetaald.

3.Het geschil

3.1.
Omdat [gedaagde] de beloning voor [eiser] ten bedrage van € 2.675,17 heeft ontvangen, maar niet aan [eiser] heeft doorbetaald, vordert [eiser] dat [gedaagde] wordt veroordeeld om een bedrag van € 2.675,17 aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de incassokosten, de wettelijke rente, de proceskosten en de wettelijke rente over de proceskosten.
3.2.
[eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] hem opdracht heeft gegeven voor een contra-expertise. [eiser] is telefonisch als expert benoemd. [gedaagde] heeft vervolgens een schriftelijke opdrachtbevestiging ondertekend. Op grond van die overeenkomst van opdracht moet [gedaagde] [eiser] betalen voor de uitgevoerde contra-expertise. Ook handelt [gedaagde] onrechtmatig door het geld dat hij van zijn verzekeraar heeft ontvangen, onder zich te houden in plaats van het aan [eiser] uit te betalen, aldus [eiser] .
3.3.
Het verweer dat [gedaagde] per e-mail heeft gevoerd, komt erop neer dat hij geen offerte of opdrachtbevestiging voor de opdracht aan [eiser] heeft getekend. [eiser] moet zijn werkzaamheden in rekening brengen bij de verzekeraar, want hij heeft volgens [gedaagde] de opdracht aan [eiser] gegeven.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat verzekerden een contra-expert kunnen inschakelen. De kosten daarvan worden dan door de verzekeraar vergoed. Verzekeraars betalen de contra-expert in de praktijk meestal rechtstreeks. In dit geval is dat om een onbekende reden niet gebeurd. [eiser] kan voor de beloning echter niet rechtstreeks de verzekeraar aanspreken, want op de verzekeraar heeft hij geen vordering.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] het bedrag van € 2.675,17 aan [eiser] moet betalen. [gedaagde] heeft in zijn e-mails niet weersproken dat [eiser] de contra-expertise heeft uitgevoerd en dat [gedaagde] daarvoor het bedrag van € 2.675,17 van zijn verzekeraar heeft ontvangen. [eiser] heeft bij akte de bevestiging van de betaling door de verzekeraar van [gedaagde] overgelegd, waaruit blijkt dat de beloning voor de uitgevoerde expertise aan [gedaagde] is uitbetaald onder vermelding van “
2011324/ expertisekosten”. Het had voor [gedaagde] dus duidelijk moeten zijn dat het uitbetaalde bedrag was bedoeld voor het voldoen van de expertisekosten. Door dat bedrag niet aan [eiser] te betalen, handelt [gedaagde] naar oordeel van de kantonrechter onrechtmatig jegens [eiser] . [gedaagde] moet de schade die [eiser] daardoor lijdt, namelijk het bedrag ter hoogte van de factuur van € 2.675,17, aan [eiser] betalen. De vordering van [eiser] tot betaling van het bedrag van € 2.675,17 zal dus worden toegewezen. Tegen de gevorderde wettelijke rente heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd, zodat deze zal worden toegewezen vanaf 21 september 2021, dat is de dag waarop de dagvaarding aan [gedaagde] is betekend, tot de dag van volledige betaling.
4.3.
[eiser] heeft tevens vergoeding gevraagd van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft geconstateerd dat er geen zogeheten ‘14-dagenbrief’ is verzonden. Daarop heeft [eiser] op de mondelinge behandeling aangegeven dat hij de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten intrekt.
4.4.
[gedaagde] wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld. Hij moet daarom de proceskosten betalen. Deze worden aan de zijde van [eiser] begroot op:
Kosten voor de dagvaarding: € 123,60
Griffierecht: € 240,00
Salaris gemachtigde:
€ 436,00(2 punten x tarief € 218,00)
Totaal € 799,60
4.5.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals hieronder te vermelden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om een bedrag van € 2.675,17 aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 21 september 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op € 799,60, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2022. (SB)