ECLI:NL:RBOVE:2022:1783

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
08/291755-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ziekelijke stoornis na brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 61-jarige man die zich schuldig had gemaakt aan brandstichting in zijn woning te Zwolle. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht door open vuur in aanraking te brengen met dekbedden en matrassen, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden en brandweerlieden. Echter, de rechtbank concludeerde dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, namelijk schizofrenie, waardoor hem de daad niet kon worden toegerekend. De rechtbank heeft de verdachte daarom ontslagen van alle rechtsvervolging. De uitspraak volgde na een grondig onderzoek op de terechtzittingen van 8 februari, 29 maart en 7 juni 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft de conclusies van de psychiater overgenomen, die stelde dat de verdachte ten tijde van de brandstichting in een psychotische toestand verkeerde en niet in staat was om de gevolgen van zijn handelen te overzien. De rechtbank heeft ook een zorgmachtiging verleend voor de verdachte, zodat hij de noodzakelijke zorg en behandeling kan krijgen. De voorlopige hechtenis is opgeheven, aangezien de verdachte inmiddels was opgenomen in een zorginstelling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/291755-21 (P)
Datum vonnis: 21 juni 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1960 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Zwolle, afdeling PPC te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 februari 2022, 29 maart 2022 en 7 juni 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.M. van Zuuk, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte brand heeft gesticht in zijn woning aan [adres 1] , waarbij gevaar is ontstaan voor personen en goederen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2021, te Zwolle, opzettelijk, in een woning aan [adres 1] , brand heeft gesticht door op meerdere plaatsen in de woning (middels een aansteker) open vuur in aanraking te brengen met een of meer dekbedden en/of matrassen en/of kleding, althans (telkens) met een brandbare stof ten gevolge waarvan die woning en/of in die woning bevindende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te weten die woning van [woningcorporatie] en/of in die woning bevindende goederen en/of de aangrenzende woning en/of in die aangrenzende woning bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, voor personen, te weten personen die zich bevonden in of nabij de aangrenzende woning (op [adres 2] ) en/of voor de brandweerlieden die de woning betraden om de brand te blussen en/of te kijken of er nog personen in de woning aanwezig waren;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat hij door zijn psychische gesteldheid geen weerstand kon bieden aan de stem in zijn hoofd, zodat bij hem het inzicht in zijn handelen en het inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan, ontbrak, zodat de opzet op de brandstichting niet kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 juni 2022;
  • het proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoek woning, met bijlagen van 15 november 2021, met dossiernummer PL0600-2021502858-15;
  • het proces-verbaal van aangifte namens [woningcorporatie] van 27 oktober 2021, pagina 20 en 21;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 27 oktober 2021, pagina 7;
  • het proces-verbaal van bevindingen gevaar voor goederen en personen van 27 oktober 2021, pagina 12 tot en met 14.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte ten tijde van zijn handelingen verkeerde in een toestand waarin bij hem ieder inzicht in de reikwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbrak. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij, nadat hij de dekbedden in brand had gestoken en er veel rookontwikkeling was ontstaan, met zijn kat de woning heeft verlaten omdat hij geen rook wilde inademen en zijn leven wilde redden. Verdachte heeft verklaard dat hij helder genoeg was om te bedenken dat hij dood zou gaan als hij in woning bleef. [2] Vervolgens heeft verdachte geprobeerd de buurvrouw te waarschuwen en hij heeft op straat om hulp gevraagd aan een voorbijganger. [3] De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich aldus in enige mate bewust was van wat hij deed en wat daarvan de gevolgen waren, waarmee opzet gericht op de brandstichting wettig en overtuigend bewezen is.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 oktober 2021, te Zwolle, opzettelijk, in een woning aan [adres 1] , brand heeft gesticht door in de woning (middels een aansteker) open vuur in aanraking te brengen met dekbedden en matrassen en kleding, ten gevolge waarvan die woning en in die woning bevindende goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te weten die woning van [woningcorporatie] en in die woning bevindende goederen en de aangrenzende woning en in die aangrenzende woning bevindende goederen, te duchten was en levensgevaar voor personen, te weten personen die zich bevonden in of nabij de aangrenzende woning (op [adres 2] ) en voor de brandweerlieden die de woning betraden om de brand te blussen en te kijken of er nog personen in de woning aanwezig waren;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte

De officier van justitie heeft zich, op grond van de zich in het dossier bevindende rapportage van de deskundige, op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit verdachte in het geheel niet kan worden toegerekend.
De raadsvrouw heeft subsidiair bepleit dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd voor het feit en derhalve ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
De rechtbank heeft bij haar oordeel omtrent de strafbaarheid van verdachte acht geslagen op het pro Justitia-rapport van 28 maart 2022, waarin over verdachte is gerapporteerd door drs. A. Gosker, psychiater. De psychiater heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan de ziekte schizofrenie. Ten tijde van het ten laste gelegde was bij verdachte sprake van een ernstig psychotisch toestandsbeeld met voortdurende hallucinaties en waangedachten, waardoor verdachte vreesde dat hij zou worden vermoord. Omdat zijn eerdere hulpvragen bij verschillende instanties niets hadden opgeleverd, wist verdachte geen andere oplossing dan een tweetal dekbedden in de brand te steken, in de hoop dat zich hulp zou aanbieden. Zijn gedragingen stonden volledig in het teken van zijn psychotische belevingen en de heftige doodsangsten die deze belevingen opriepen en door de daarmee samenhangende ernstige oordeelsstoornissen en zijn gebrekkige oplossingsvaardigheden wist verdachte niet anders te handelen dan dat hij heeft gedaan. De psychiater adviseert dan ook verdachte het ten laste gelegde niet toe te rekenen. De rechtbank neemt de conclusies van voormelde psychiater over als de hare.
De rechtbank is van oordeel dat het bewezen verklaarde feit, gelet op de inhoud van voornoemde rapportage, wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, verdachte niet kan worden toegerekend
.De rechtbank zal verdachte derhalve ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van het ten laste gelegde.

7.Zorgmachtiging en de voorlopige hechtenis

De officier van justitie heeft in een aparte procedure een verzoekschrift ingediend tot het verlenen van een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg. Dit verzoekschrift is tegelijk met deze strafzaak behandeld. De rechtbank is van oordeel – net als de officier van justitie en de verdediging – dat verdachte de noodzakelijke zorg en behandeling moet krijgen om de kans op recidive te verminderen. De rechtbank acht verplichte zorg in een civiel kader aangewezen en heeft daarom in de zaak met rekestnummer 281437 /FA RK 22-1281 bij beschikking van 7 juni 2022 aan verdachte een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden. Daarmee is aan verdachte een maatregel opgelegd welke vrijheidsbeneming medebrengt. Ter terechtzitting van 7 juni 2022 is gebleken dat verdachte per 8 juni 2022 vanaf 11:00 uur kon worden opgenomen in de opnamekliniek High & Intensive Care van Dimense in Zwolle. Om deze opname te realiseren heeft de rechtbank op 7 juni 2022 bij afzonderlijke beslissing de voorlopige hechtenis geschorst met ingang van woensdag 8 juni 2022 om 11:00 uur, zijnde het moment waarop verdachte in het kader van de zorgmachtiging wordt opgenomen. Nu verdachte ten tijde van de uitspraak al is opgenomen bij Dimence, zal de rechtbank in de strafzaak alsnog het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis opheffen.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en
ontslaatverdachte ter zake daarvan
van alle rechtsvervolging;
voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2022.
Buiten staat
Mr. A.J. de Loor is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met onderzoeksnummer PAPEGAAI/ON1R021092. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal verhoor verdachte van 27 oktober, pagina 38 tot en met 40.
3.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] van 27 oktober, pagina 18..