ECLI:NL:RBOVE:2022:1781

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
C/08/281820 / KG RK 22-250
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure tegen de Belastingdienst/Toeslagen

Op 29 mei 2022 heeft verzoeker tot wraking een verzoek ingediend tegen mr. J.W.M. Bunt, rechter in de Rechtbank Overijssel, die belast was met de behandeling van een verzoek om voorlopige voorziening in een zaak tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarbij zijn bezwaar tegen het uitblijven van een betaling van € 30.000,00 was afgewezen. De voorzieningenrechter, mr. Bunt, had op 25 mei 2022 het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet was voldaan aan de voorwaarde van onverwijlde spoed.

Verzoeker stelde dat hij ten onrechte niet was opgeroepen voor de mondelinge behandeling van zijn verzoek, terwijl de Belastingdienst/Toeslagen wel aanwezig was. Hij betoogde dat mr. Bunt niet op de door hem ingebrachte bewijsstukken had gelet en dat de uitspraak van 25 mei 2022 nietig was, waarbij hij mr. Bunt aansprakelijk stelde. De wrakingskamer overwoog dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. Echter, het verzoek tot wraking werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het was ingediend na de uitspraak in de hoofdzaak.

De wrakingskamer stelde vast dat mr. Bunt zonder zitting uitspraak had gedaan, en dat er geen mondelinge behandeling had plaatsgevonden. Dit betekende dat het wrakingsverzoek niet kon worden toegewezen. De wrakingskamer concludeerde dat er sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 5 lid 2 sub d van het Wrakingsprotocol, en verklaarde het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting niet-ontvankelijk.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: C/08/281820 / KG RK 22-250
Beslissing van 9 juni 2022
in de zaak van
[verzoeker tot wraking],
wonende in [plaats] ,
verzoeker tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Op 29 mei 2022 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van mr. J.W.M. Bunt, rechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak die is geregistreerd onder nummer ZWO 22/711 tussen verzoeker en de Belastingdienst/Toeslagen als verweerder.

2.De beoordeling

2.1.
Op 8 april 2022 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 31 maart 2022, waarbij zijn bezwaar tegen het uitblijven van de betaling van € 30.000,00 op grond van de zogenaamde Catshuisregeling en de uitkomst van de lichte toets deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond is verklaard. Daarnaast heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2.2.
Bij uitspraak van 25 mei 2022 heeft mr. Bunt als voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, voor zover is verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat de Belastingdienst/Toeslagen verzoeker bij wijze van gift een bedrag van € 500,00 uit een noodfonds moet uitbetalen. Het verzoek om bij wijze van voorlopige voorziening de compensatie van € 30.000,00 op grond van de Catshuisregeling toegekend te krijgen is afgewezen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde van onverwijlde spoed.
2.3.
In zijn verzoek van 29 mei 2022 stelt verzoeker dat hij als eiser ten onrechte niet is opgeroepen voor de mondelinge behandeling van zijn verzoek om voorlopige voorziening, terwijl de Belastingdienst/Toeslagen wel op de zitting aanwezig was. Daarnaast stelt verzoeker dat mr. Bunt op het verzoek om voorlopige voorziening heeft beslist zonder dat hij daarbij acht heeft geslagen op de door verzoeker in het geding gebrachte bewijsstukken waaruit zou blijken dat hij recht heeft op het compensatiebedrag van € 30.000,00. Volgens verzoeker is de uitspraak van 25 mei 2022 nietig en is mr. Bunt daarvoor aansprakelijk “
wegens het ernstig in strijd te hebben gehandeld met de rechtspraak c.q. met het bestuursrecht.”
2.4.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (artikel 8:15 Awb). Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
2.5.
De wrakingskamer overweegt dat zij ingevolge artikel 5 lid 2 sub d van het Wrakingsprotocol het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting ongegrond of niet-ontvankelijk kan verklaren indien het verzoek is ingediend na het tijdstip waarop in de hoofdzaak einduitspraak is of wordt gedaan. Daaronder valt tevens de situatie dat een (voorzieningen)rechter wordt gewraakt nadat hij op het verzoek om een voorlopige voorziening – en dus niet in de hoofdzaak – heeft beslist, zoals in dit geval. Omdat het verzoek is ingediend nadat uitspraak is gedaan, is verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
2.6.
Ten overvloede stelt de wrakingskamer vast dat, anders dan verzoeker kennelijk meent, mr. Bunt met toepassing van artikel 8:83 lid 3 van de Awb zonder zitting uitspraak heeft gedaan. Er heeft dus geen mondelinge behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening plaatsgevonden en zowel verzoeker als de Belastingdienst/Toeslagen zijn dan ook niet uitgenodigd. Het wrakingsverzoek kan ook om die reden niet worden toegewezen. Als dit verzoek zo moet worden begrepen dat verzoeker mr. Bunt heeft gewraakt omdat er geen zitting is bepaald, is de wrakingskamer bovendien van oordeel dat dit een procesbeslissing betreft die niet voor wraking vatbaar is.
2.7.
De wrakingskamer is van oordeel dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 5 lid 2 sub d van het Wrakingsprotocol. Het verzoek zal daarom zonder behandeling ter zitting niet-ontvankelijk worden verklaard.

3.De beslissing

De wrakingskamer
- verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mrs. U. van Houten, J.N. Bartels en M.H. van der Lecq in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P. van der Stroom, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2022.
de griffier, de voorzitter,
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.