ECLI:NL:RBOVE:2022:1780

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
08.198606.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in Zwolle met zware mishandeling als gevolg

Op 31 juli 2020 vond er in Zwolle een gewelddadig voorval plaats waarbij een 23-jarige man, samen met een medeverdachte, openlijk geweld pleegde tegen een slachtoffer. Dit gebeurde op de Assendorperstraat, een drukke straat waar veel omstanders getuige waren van de gebeurtenissen. Het slachtoffer, die zich stoorde aan het rijgedrag van de verdachten, werd door hen aangevallen. De rechtbank Overijssel oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging, maar sprak hem vrij van de poging tot zware mishandeling. De rechtbank vond niet voldoende bewijs voor het medeplegen van de zware mishandeling, maar concludeerde wel dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 48 dagen op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, en een schadevergoeding van 300 euro aan het slachtoffer. De uitspraak vond plaats op 21 juni 2022, na een openbare terechtzitting op 7 juni 2022, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de zaak, de rol van de verdachte en zijn beperkte justitiële documentatie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.198606.20 (P)
Datum vonnis: 21 juni 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 juni 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. drs. T. van Haaren-Paulus en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. H.J. Voors, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 31 juli 2020 in Zwolle al dan niet samen met een ander heeft geprobeerd bij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, subsidiair [slachtoffer] heeft mishandeld;
feit 2:samen met een ander openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 31 juli 2020 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen met gebalde vuist in het gezicht, althans tegen zijn hoofd heeft geslagen en/of meermalen met geschoeide voet tegen zijn hoofd en/of schouder heeft getrapt/geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 juli 2020 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een persoon, te weten [slachtoffer] , heeft mishandeld, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte die [slachtoffer] meermalen met gebalde vuist in het gezicht, althans tegen zijn hoofd geslagen en/of meermalen met geschoeide voet tegen zijn hoofd en/of schouder getrapt/geschopt;
2.
hij op 31 juli 2020 te Zwolle, op of aan de openbare weg (te weten de Assendorperstraat), openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het (meermalen) met gebalde vuist slaan in het gezicht, althans tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of het (meermalen) met geschoeide voet trappen/schoppen tegen diens hoofd en/of schouder en/of de benen en/of onderlijf, in ieder geval tegen het lichaam van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair, subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde vanwege het ontbreken van voldoende wettig bewijs. Subsidiair refereert de raadsman zich ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 31 juli 2022 ontstond er een conflict tussen aangever [slachtoffer] , verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) op de Assendorperstraat in Zwolle naar aanleiding van de manier waarop verdachte en [medeverdachte] met hun scooters deelnamen aan het verkeer. [slachtoffer] stoorde zich aan het rijgedrag. Op enig moment parkeerde [slachtoffer] zijn auto aan de kant van de Assendorperstraat en stapte uit. Vervolgens gaf [slachtoffer] [medeverdachte] , op zijn scooter, een duw, waardoor [medeverdachte] even uit balans raakte. Hierop parkeerde [medeverdachte] zijn scooter, liep op [slachtoffer] af en bewoog zijn arm naar achteren, waarna hij [slachtoffer] met kracht met zijn vuist sloeg. Vervolgens sloeg [medeverdachte] [slachtoffer] nogmaals met kracht, waardoor [slachtoffer] achterover viel. Ondertussen had verdachte zijn scooter ook neergezet en rende op [slachtoffer] en [medeverdachte] af. Terwijl [slachtoffer] op de grond lag schopte [medeverdachte] een aantal keren met kracht tegen het lichaam en hoofd van [slachtoffer] . Hierop maakte verdachte ook een trappende beweging naar de benen van [slachtoffer] . Vervolgens pakten verdachte en [medeverdachte] hun scooters en reden weg.
4.3.2
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of op basis van voornoemde feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat er sprake is van het medeplegen van poging tot zware mishandeling, dan wel dat er sprake is van medeplegen van mishandeling.
Medeplegen van poging tot zware mishandeling
Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van medeplegen van poging zware mishandeling dient vast komen te staan dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , en het gezamenlijk opzet was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat uit de vastgestelde feiten en omstandigheden, waarvan met name de vaststelling dat ten aanzien van verdachte slechts is te bewijzen het eenmalig een schoppende beweging maken tegen de benen van [slachtoffer] , niet kan volgen dat [medeverdachte] en verdachte het gezamenlijke opzet hebben gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Nu niet bewezen kan worden dat sprake is van medeplegen zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken van hetgeen hem onder 1 is ten laste gelegd.
Mishandeling
Nu er geen wettig en overtuigend bewijs is voor medeplegen, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling zoals subsidiair ten laste gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de geweldshandelingen zoals die onder 1 subsidiair zijn ten laste zijn gelegd. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
4.3.3
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Om te komen tot een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging moet er openlijk en met verenigde krachten geweld zijn gepleegd tegen personen of goederen. Van het “in vereniging” plegen van geweld is sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld.
Naast de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden overweegt de rechtbank dat er sprake is van handelen op de openbare weg waar, zoals blijkt uit de ter terechtzitting getoonde beelden, zowel voetgangers als fietsers en automobilisten voorbij komen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld tegen [slachtoffer] heeft geleverd. Deze bijdrage heeft bestaan uit het zoeken van de confrontatie en, zich voegend bij [medeverdachte] , een bijdrage te leveren aan het geweld door de schopbeweging. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] . De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 31 juli 2020 te Zwolle, op de openbare weg (te weten de Assendorperstraat), openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het meermalen met gebalde vuist slaan in het gezicht van die [slachtoffer] en het meermalen met geschoeide voet trappen/schoppen tegen diens hoofd en schouder en de benen van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 dagen, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en een taakstraf voor de duur van 100 uren. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis bij vonnis op te heffen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de beperkte bijdrage van verdachte, de eigen rol van [slachtoffer] , de zeer beperkte justitiële documentatie van verdachte en de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een taakstraf opgelegd dient te worden waarvan de duur omgerekend gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tot slot heeft de raadsman verzocht het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] op klaarlichte dag in een drukke straat schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] , waarvan veel omstanders getuige zijn geweest. Terwijl [slachtoffer] al op de grond lag zijn verdachte en [medeverdachte] doorgegaan met het geweld.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 25 april 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 20 oktober 2020. De niet meewerkende houding van verdachte maakt dat de reclassering geen mogelijkheden ziet voor het opstellen van een plan van aanpak gericht op recidivevermindering of gedragsverandering. De reclassering kan dan ook niet adviseren of interventies en toezicht nodig zijn. De reclassering ziet geen aanwijzingen waaruit blijkt dat toepassing van het adolescentenstrafrecht noodzakelijk is en adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten 48 dagen.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd en vordert verdachte te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.800,-- (tweeduizend achthonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, maar dat de in de vordering aangehaalde jurisprudentie geen vergelijkbare zaak betreft. De officier van justitie heeft daarom verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen, die hoofdelijk op te leggen en te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding onvoldoende is onderbouwd, waardoor de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Bij toewijzing heeft de raadsman subsidiair verzocht rekening te houden met de zeer beperkte rol van verdachte.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij ook als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank schat de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid op € 300. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, en voor het overige de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 2 is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 6 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 300,-- (driehonderd euro), bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 300,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2020);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 300,--, (zegge: driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 6 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. de Loor, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. A. van Holten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2022.
Buiten staat
Mr. A.J. de Loor is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020358235. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 31 juli 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 38 en 39):
Op 31 juli 2020 reed ik in mijn auto en ben ik gestopt op een parkeerhaven op Assendorperstraat te Zwolle. Ik zag dat persoon 1 op mij af kwam lopen en mij met zijn gebalde linker vuist in mijn gezicht sloeg. Ik voelde direct een stekende pijn en ik voelde een harde klap. Door de klap moest ik een aantal stappen naar achteren zetten. Ik struikelde hierbij en viel achterover op de grond. Ik zag vervolgens dat beide personen weer op mij af kwamen lopen. Ik voelde toen meerdere klappen en schoppen. Ik zag dat beide personen mij raakten met klappen en schoppen. Ik voelde enorme pijn in mijn gezicht en op mijn schouder. Ik zag vervolgens dat ik door beide personen in mijn gezicht geschopt werd.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 3 augustus 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 58):
Op fotoprint D is te zien dat [medeverdachte] zijn arm naar achteren beweegt en de bestuurder met kracht slaat.
Op fotoprint E is te zien dat [medeverdachte] om de bestuurder heen loopt en nogmaals zijn arm naar achteren beweegt en de bestuurder met kracht slaat. Vervolgens is te zien dat de bestuurder achterover valt. Op dat moment rent [verdachte] in de richting van de bestuurder.
Op fotoprint F en G is te zien dat [medeverdachte] de bestuurder een aantal keren schopt. De bestuurder ligt dan op de grond. Dit schoppen doet [medeverdachte] op een manier waarop je een voetbal weg trapt. Hij schopt met kracht in de richting van het hoofd van de bestuurder. Te zien is dat [medeverdachte] twee keer schopt. Ook is te zien dat [verdachte] de bestuurder tegen zijn benen schopt.

3.

Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 1 augustus 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 89):

Ik zag dat de jongen met een licht getinte huidskleur en zwart krullend haar met gebalde vuist de automobilist neer sloeg op zijn neus of slaap. Nadat de automobilist op de grond lag, zag ik dat dezelfde jongen nogmaals de automobilist ging slaan en vervolgens ook ging trappen. Vervolgens zag ik dat de andere jongen ook ging schoppen en slaan tegen de automobilist.
4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting op 7 juni 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik de persoon op de beelden ben die de lichte kleding draagt.