ECLI:NL:RBOVE:2022:1776

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
C/08/279686 / KG RK 22-180
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter in bestuurszaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel op 1 juni 2022 een verzoek tot wraking van mr. M.M. Vollebregt-Kuipers afgewezen. Verzoeker had op 4 april 2022, aangevuld op 20 april 2022, verzocht om wraking van de rechter, die belast was met de behandeling van een bestuurszaak. De wraking was gebaseerd op de stelling dat de rechter hem onvoldoende gelegenheid had gegeven om adequaat verweer te voeren tijdens de mondelinge behandeling van zijn verzetschrift op 29 maart 2022. Verzoeker stelde dat het proces-verbaal van deze zitting onvolledig was en dat hij niet alle processtukken had ontvangen, wat volgens hem in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht.

De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd maakten. De wrakingskamer oordeelde dat mr. Vollebregt-Kuipers de track & trace informatie ter zitting had besproken en dat verzoeker voldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunt te geven. De wrakingskamer kwam tot de conclusie dat de houding van de rechter geen zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleverde. Daarom werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: C/08/279686 / KG RK 22-180
Beslissing van 1 juni 2022
in de zaak van
[verzoeker tot wraking],
wonende in [plaats] ,
verzoeker tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Op 4 april 2022, aangevuld op 20 april 2022, heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van mr. M.M. Vollebregt-Kuipers, rechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de bestuurszaak die is geregistreerd onder nummer ZWO 21/942.
1.2.
Op 11 mei 2022 is de schriftelijke reactie van mr. Vollebregt-Kuipers ontvangen; zij heeft niet berust in de wraking.
1.3.
Op 17 mei 2022 heeft verzoeker op de schriftelijke reactie van mr. Vollebregt-Kuipers gereageerd.
1.4.
Op 18 mei 2022 heeft de mondelinge behandeling online via Teams plaatsgevonden. Verzoeker en mr. Vollebregt-Kuipers zijn verschenen.

2.De beoordeling

2.1.
Verzoeker is in verzet gegaan tegen de uitspraak van deze rechtbank van 25 augustus 2021, waarbij zijn beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede niet-ontvankelijk is verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat verzoeker het verschuldigde griffierecht niet (tijdig) heeft betaald. De mondelinge behandeling van het verzetschrift heeft op 29 maart 2022 plaatsgevonden ten overstaan van mr. Vollebregt-Kuipers als behandelend rechter. Verzoeker heeft via een onlinebeeldverbinding aan deze behandeling deelgenomen, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt.
2.2.
De wrakingskamer begrijpt het standpunt van verzoeker aldus dat het proces-verbaal van de zitting van 29 maart 2022 onvolledig is en dat mr. Vollebregt-Kuipers hem onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld om adequaat verweer te voeren.
Daartoe voert verzoeker aan dat hij niet alle processtukken over het griffierecht heeft ontvangen, zoals de track & trace info met betrekking tot de nota griffierecht, welke nota hem op
11 juni 2021 aangetekend is verstuurd. Volgens verzoeker heeft mr. Vollebregt-Kuipers daarmee in strijd gehandeld met het bepaalde in de artikelen 7:4 en 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en kon zij na de zitting geen uitspraak doen. Verzoeker betoogt dat deze houding van mr. Vollebregt-Kuipers blijk geeft van vooringenomenheid jegens hem.
2.3.
Mr. Vollebregt-Kuipers betwist, kort samengevat, dat sprake is van rechterlijke vooringenomenheid of handelen in strijd met een eerlijk proces.
2.4.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (artikel 8:15 Awb). Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
2.5.
De wrakingskamer overweegt dat een proces-verbaal van een mondelinge behandeling geen letterlijke maar alleen een zakelijke weergave bevat van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht. Anders dan verzoeker kennelijk meent, wordt in beginsel geen geluidsopname van de zitting gemaakt. Naar het oordeel van de wrakingskamer heeft verzoeker onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat het proces-verbaal van de zitting van 29 maart 2022 onjuist en/of onvolledig is.
2.6.
Uit het verloop van de mondelinge behandeling van het verzetschrift, zoals dat blijkt uit het proces-verbaal van 29 maart 2022 en door partijen ter gelegenheid van de behandeling van het onderhavige wrakingsverzoek nader is toegelicht, stelt de wrakingskamer vast dat mr. Vollebregt-Kuipers de hiervoor bedoelde track & trace info ter zitting heeft besproken en dat verzoeker in de gelegenheid is gesteld om daarop te reageren en dat ook heeft gedaan. Volgens verzoeker heeft hij als geadresseerde het betreffende poststuk niet kunnen aannemen omdat hij zich op dat moment niet met een identiteitsbewijs kon legitimeren. Anders dan de track & trace info vermeldt, stelt verzoeker dat hij het poststuk niet bij een PostNL-punt – in dit geval [winkel] aan [adres] – kon afhalen (hij heeft daarvan ook geen bericht gehad) maar dat dit stuk direct is geretourneerd aan de afzender. Verzoeker stelt dat hij daardoor geen gelegenheid heeft gehad om het griffierecht te betalen dan wel een beroep heeft kunnen doen op betalingsonmacht en dat zijn beroep daarom ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard.
2.7.
In het licht van deze omstandigheden is de wrakingskamer van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat mr. Vollebregt-Kuipers tegenover verzoeker vooringenomen was of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond.
Daartoe overweegt de wrakingskamer dat mr. Vollebregt-Kuipers ter zitting de track & trace info heeft besproken, hoewel dit geen formeel processtuk is, en dat verzoeker genoegzaam in de gelegenheid is gesteld om zijn standpunt hierover te geven. Voorts heeft mr. Vollebregt-Kuipers aan het eind van de zitting expliciet gevraagd of een en ander voldoende is besproken waarop verzoeker bevestigend heeft geantwoord. Verzoeker heeft toen – maar ook na de zitting – niet verzocht om een afschrift van de track & trace info (waarvan mr. Vollebregt-Kuipers heeft verklaard dat tegen de verstrekking geen bezwaar bestaat) en een termijn voor een nadere schriftelijke reactie.
2.8.
De wrakingskamer komt tot de conclusie dat in dit geval naar objectieve maatstaven gemeten niet geoordeeld kan worden dat de houding van mr. Vollebregt-Kuipers ter zitting van 29 maart 2022 een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat zij tegenover verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees voor partijdigheid van mr. Vollebregt-Kuipers objectief gerechtvaardigd is.
2.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat als volgt wordt beslist.

3.De beslissing

De wrakingskamer
- verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. U. van Houten, E. Venekatte en A.H. Margadant, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P. van der Stroom, en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2022.
de griffier, de voorzitter,
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.