ECLI:NL:RBOVE:2022:1767

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
08/963578-21, 08/963574-21, 08/963500-22 en 08/963577-21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van informatievergaring door buitenlandse autoriteiten in strafzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de rechtmatigheid van informatievergaring door Amerikaanse autoriteiten ter discussie stond. De rechtbank oordeelde dat er op dat moment geen aanwijzingen waren dat de overgedragen informatie onrechtmatig was verkregen. De zaak betreft een crimineel samenwerkingsverband dat betrokken is bij grootschalige internationale drugshandel. De rechtbank overwoog dat Nederland alleen verantwoordelijk kan worden gehouden voor schendingen bij informatievergaring op buitenlands grondgebied als staatsorganen buiten hun nationale grenzen handelen of als hun handelen extraterritoriale effecten heeft. De officieren van justitie konden niet garanderen dat Nederland niet het derde land was waarover in de Amerikaanse informatie werd gesproken. De rechtbank droeg het openbaar ministerie op om te onderzoeken of Nederland het bedoelde derde land is of te garanderen dat dit niet het geval is.

De rechtbank wees verzoeken van de verdediging tot het horen van getuigen en het verkrijgen van ANOM-data af, omdat de verdediging onvoldoende had onderbouwd wat de relevantie van deze verzoeken was voor de beantwoording van de vragen ex artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank hield rekening met het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat een ontvangende staat mag uitgaan van de rechtmatige totstandkoming van door buitenlandse autoriteiten verstrekte informatie, tenzij er sterke aanwijzingen zijn voor onrechtmatigheid. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor verder onderzoek naar de rechtmatigheid van de Amerikaanse informatievergaring en -verstrekking.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
(…)
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzittingen op 16 mei 2022 en 9 juni 2022
(…)
Tegenwoordig op 9 juni 2022: mr. S.K. Huisman, voorzitter,
mr. N.J.C. Monincx en mr. J.T. Pouw, rechters,
mr. M. Lambregts, officier van justitie,
en mr. C.C. van Druten, griffier.
De voorzitter hervat het onderzoek.
(…)
De voorzitter deelt als beslissingen van de rechtbank mee dat de rechtbank de navolgende beslissingen neemt op de onderzoekswensen van de verdediging:
De rechtbank constateert dat het aanvullend proces-verbaal met betrekking tot details "Operation Trojan Shield", waarin de (technische) details van de "Operation Trojan Shield" worden beschreven, inmiddels aan het dossier zijn toegevoegd. Het verzoek om dit document toe te voegen, dan wel om een aanvullend proces-verbaal met een beschrijving van de technische details van "Operation Trojan Shield" worden beschreven, behoeft om die reden geen nadere beslissing van de rechtbank.
De rechtbank constateert dat het Openbaar Ministerie heeft toegezegd de datasets van de accounts die door de politie worden toegeschreven aan een verdachte te zullen verstrekken aan de betreffende verdachte. Deze datasets zullen niet aan het dossier worden toegevoegd. Het is aan de verdediging om wanneer zij specifieke berichten aan het dossier toegevoegd willen zien dit aan te geven. De rechtbank
wijst toedat datasets van accounts die door de politie aan alle hiervoor genoemde verdachten worden toegeschreven aan alle hiervoor genoemde verdachten worden verstrekt.
De rechtbank
wijst afhet verzoek tot het verstrekken van de datasets voor zover dit accounts betreffen die door de politie worden toegeschreven aan andere personen dan aan de hiervoor genoemde verdachten, omdat de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd wat de relevantie is van dit verzoek voor de beantwoording van de vragen ex artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van de verzoeken met betrekking tot de ANOM-berichten en de verzoeken tot verhoor van “rechtmatigheids”getuigen waarbij alle raadslieden zich aangesloten hebben:
Een deel van de onderzoekswensen van de verdediging zien op de rechtmatigheid van de verkrijging, het bewaren en het gebruiken van ANOM-data, die zich in het dossier bevindt. De verdediging heeft in dit kader verzocht een aantal getuigen te (doen) horen en verzocht stukken aan het dossier toe te voegen.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
-
feitelijke gang van zaken
Op 4 september 2020 heeft de Nederlandse Politie van de Amerikaanse Liaison Officer van het Federal Bureau of Investigation (FBI), informatie ontvangen over een crimineel samenwerkingsverband (CSV) dat van de FBI de naam SOMNUS kreeg en betrokken zou zijn bij grootschalige internationale drugshandel tussen Zuid-Amerika, Europa, de Verenigde Staten en Australië.
Deze informatie luidde als volgt:
“Ter ondersteuning van onderzoek Trojan Shield heeft de FBI in San Diego een bestrijdingsstrategie ontwikkeld om internationaal opererende criminele samenwerkingsverbanden (CSV’s) te verstoren en te ontmantelen over de hele wereld. Een van deze CSV’s welke bij de FBI in beeld is gekomen wordt geleid door [naam verdachte]. Dit CSV is betrokken bij grootschalige drugshandel tussen Zuid-Amerika, Europa, De Verenigde Staten en Australië.
Onderzoek Trojan Shield heeft een enorme hoeveelheid bewijs verzameld met betrekking tot de drugshandelactiviteiten van [naam verdachte]. De FBI San Diego heeft ook informatie verzameld ten aanzien van de relatie tussen [naam verdachte], en een hoog geplaatst publiek corrupt contact. Deze informatie impliceert dat [naam verdachte] in een langdurige actuele relatie staat tot een individu dat [naam verdachte] voorziet van informatie met betrekking tot lopende opsporingsonderzoeken. Dit individu heeft bovendien informatie verstrekt hoe buiten schot te blijven van opsporingsstrategieën van de overheid.
FBI San Diego verwacht aanvullende informatie te verzamelen met betrekking tot de voornoemde onderwerpen die gedeeld kan worden met de Nationale Politie in Nederland om te helpen bij een parallel of lopend onderzoek.”
Op 8 september 2020 stelt de officier van justitie van het Landelijk Parket (LP) een onderzoek in naar het beramen en/of plegen van (ernstige) (drugs)misdrijven in georganiseerd verband overeenkomstig het bepaalde in Titel V Sv, onder de naam 26DOES.
Op 26 maart 2021 is het opsporingsonderzoek 26Eagles gestart, naar aanleiding van een proces-verbaal van 23 maart 2021 van de Dienst Landelijke Informatie Organisatie. De Amerikaanse opsporingsdiensten zouden beschikken over en toegang hebben tot telecommunicatiedata uit een netwerk van crypto-telefoons. Deze crypto-telefoons maakten gebruik van het ANOM platvorm. Vanuit de Amerikaanse opsporingsdiensten werd driemaal per week een dataset met volledig ontsleutelde data verstrekt aan de Nederlandse autoriteiten.
Op 3 juni 2021 is een algemeen rechtshulpverzoek gestuurd naar de Amerikaanse autoriteiten inhoudende de formalisering van de (kennelijk) reeds verkregen ANOM-berichten en meta-data te mogen en het verzoek om toestemming om deze data te gebruiken als bewijs in Nederlandse opsporingsonderzoeken en daaruit voortvloeiende strafrechtelijke procedures.
-
standpunt Openbaar Ministerie (OM)
De door de Amerikaanse autoriteiten verstrekte informatie en de daaropvolgende datasets betroffen een spontane eenzijdige verstrekking van informatie zonder een voorafgaand verzoek van de Nederlandse opsporingsdiensten. Het internationaal erkende en door Nederland gehanteerde interstatelijke vertrouwensbeginsel schrijft voor dat, behoudens contra-indicaties, een ontvangende staat uit mag en hoort te gaan van de rechtmatige totstandkoming en verstrekking van door buitenlandse autoriteiten aan haar verstrekte informatie. Dit maakt dat buitenlands optreden slechts nader wordt getoetst als er sterke aanwijzingen zijn dat de overgedragen informatie onrechtmatig is verkregen. Voor onderzoek naar de rechtmatigheid van de verkrijgen bestaat in beginsel slechts aanleiding als de stukken van het geding of hetgeen op de terechtzitting wordt besproken, in het bijzonder de daartoe gevoerde, verweren nopen. Slechts als er sterke aanwijzingen zijn dat de overgedragen informatie onrechtmatig is verkregen én dat het gaat om een onregelmatigheid waaraan consequenties behoren te worden verbonden, bestaat er aanleiding tot toetsing door de Nederlandse rechter.
Het OM heeft verklaard dat van enige betrokkenheid van Nederlandse opsporingsdiensten bij de verkrijging van de ANOM-data geen sprake is geweest en dat het OM niet is gebleken van enige aanwijzing dat deze niet rechtmatig zou zijn vergaard. Het OM behandelt en beschouwt de verstrekte informatie daarom als rechtmatig verkregen.
De onderzoekswensen van de verdediging die zien op (nader) onderzoek naar de rechtmatigheid van de verkrijging, het bewaren en het gebruiken van de ANOM-data dienen te worden afgewezen.
-
standpunt van de verdediging
Door de verdediging is betoogd dat de Nederlandse betrokkenheid bij de verkrijging, het bewaren en het gebruik maken van de ANOM-data groter is geweest. Hierbij verwijzen zij naar openbare bronnen zoals mediaberichten en publicaties op de website van Europol. De verdediging heeft onder verwijzing naar de overgelegde ‘affidavit’ in dat verband aangevoerd dat er aanwijzingen zijn dat niet de Amerikaanse opsporingsautoriteiten de data hebben vergaard, maar een tot nu toe onbekend gebleven derde land (third country). Dit is relevant voor de vraag of het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. En tot slot wenst de verdediging te kunnen beoordelen in hoeverre men voorafgaand aan de onderschepping van de data wist dat het communicatiemiddel slechts zou worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten.
-
beoordeling door de rechtbank
Dat er sprake is van data die door de Amerikaanse opsporingsdiensten aan Nederland zijn verstrekt, staat niet ter discussie. De rechtbank houdt rekening met het in de literatuur en rechtspraak erkende interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het vertrouwensbeginsel geldt binnen de Europese Unie (EU) maar ook bij relaties met niet EU-landen. In geval van samenwerking met de Verenigde Staten van Amerika komt dat vertrouwen bijvoorbeeld ook tot uitdrukking in verdragen die Nederland sloot met de Verenigde Staten van Amerika zoals het Verdrag aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Behalve Nederland heeft ook de EU bilaterale verdragen op het gebied van rechtshulp gesloten met de Verenigde Staten van Amerika, zoals de Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp en de Overeenkomst betreffende uitlevering. Het vertrouwensbeginsel geldt in casu dan ook niet in mindere mate.
Het uitgangspunt van het vertrouwensbeginsel is dat – voor zover hier relevant – de staat die informatie ontvangt van die vreemde staat, uit mag en moet gaan van de rechtmatige totstandkoming en verstrekking van die informatie. Voor toetsing van de rechtmatigheid van het buitenlandse overheidsoptreden is eerst plaats als er sterke aanwijzingen zijn dat overgedragen informatie onrechtmatig is verkregen en dat het gaat om onregelmatigheid waaraan consequenties behoren te worden verbonden.
De taak van de strafrechter is ertoe beperkt te waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces.
De rechtbank is van oordeel dat er (op dit moment) geen aanwijzingen zijn dat dat de overgedragen informatie onrechtmatig is verkregen en er dus geen onderzoek naar de rechtmatigheid van de Amerikaanse informatievergaring en -verstrekking zal worden verricht.
De rechtbank overweegt verder dat Nederland slechts verantwoordelijk kan worden gehouden voor eventuele schendingen bij de informatievergaring op buitenlands grondgebied als staatsorganen (zoals het Openbaar Ministerie) buiten eigen nationale grenzen handelen dan wel hun handelen buiten nationale grenzen extraterritoriale effecten heeft. Dit brengt met zich dat wanneer zou blijken dat Nederland het eerdergenoemde “derde land” is, het mogelijk wel tot de taak van de strafrechter behoort om de rechtmatigheid van die informatievergaring en -verstrekking te toetsen volgens de bepalingen van het Nederlandse strafrecht. Ter terechtzitting hebben de officieren van justitie niet de garantie kunnen geven dat Nederland
niethet bedoelde derde land is. Gelet hierop zal de rechtbank het openbaar ministerie opdragen te onderzoeken of Nederland het derde land is (waarin in het affidavit wordt gesproken) dan wel te garanderen dat Nederland niet het derde land is.
-
beslissingen van de rechtbank
De rechtbank
wijst afhet verzoek tot het horen van de volgende getuigen: de in Nederland gestationeerde Amerikaanse Liaison Officer van de FBI, [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , Europol’s Deputy Executive Director en de zaaksofficieren van justitie [getuige 4] en [getuige 5] , mevrouw [getuige 6] en [getuige 7] , omdat de verdediging gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onvoldoende heeft onderbouwd wat de relevantie is van deze verzoeken voor de beantwoording van de vragen ex artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank
wijst afhet verzoek tot het verstrekken van de bijlage behorende bij het rechtshulpverzoek aan Amerika, omdat de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd wat de relevantie is van dit verzoek voor de beantwoording van de vragen ex artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering, nu het Openbaar Ministerie de verdediging de gelegenheid biedt om een geredigeerde lijst in te zien, als de verdediging wil controleren of de user ID’s van de aan hun cliënten toegeschreven ANOM-toestellen voorkomen op deze lijst.
De rechtbank
wijst afde overige verzoeken gedaan door de raadslieden [verdachte 1 en verdachte 2] die zien op de ANOM-data, omdat de verdediging, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onvoldoende heeft onderbouwd wat de relevantie is van deze verzoeken voor de beantwoording van de vragen ex artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
(…)
De rechtbank stelt het dossier in handen van de rechter-commissaris.
Dit proces-verbaal is door de voorzitter en de griffier vastgesteld en ondertekend.