In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 13 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde, die samenwoonden in een huurwoning. Eiseres heeft de woning verlaten na een conflict, terwijl gedaagde in de woning is gebleven. Eiseres vordert dat gedaagde de woning binnen drie dagen verlaat, omdat zij terug wil keren naar de woning met hun dochter. Gedaagde erkent dat hij zonder recht of titel in de woning verblijft, maar verzoekt om een termijn van zes weken om de woning te verlaten.
De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de woning moet verlaten. Dit is gebaseerd op het feit dat gedaagde al sinds het vertrek van eiseres op de hoogte was dat hij de woning zou moeten verlaten en dat hij voldoende tijd heeft gehad om vervangende woonruimte te zoeken. Daarnaast wordt gedaagde verboden om de woning zonder toestemming van eiseres opnieuw te betreden, met een dwangsom van € 500 per overtreding. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gedaan en de voorzieningenrechter heeft de vordering van eiseres grotendeels toegewezen.