ECLI:NL:RBOVE:2022:1749

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
17 juni 2022
Zaaknummer
C/08/271112 / HA ZA 21-382
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de gemeenschappelijke woning na beëindiging van de relatie

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen die een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk eigenaar zijn van een woning. Na de beëindiging van hun relatie medio 2020, is de gedaagde in de woning blijven wonen, terwijl de eiseres elders is gaan wonen. De eiseres vordert waardering en verdeling van de woning, inclusief de hypothecaire lening en eventuele spaarpolis. De rechtbank oordeelt dat de peildatum voor de waardering van de woning september 2020 moet zijn, op basis van de samenlevingsovereenkomst tussen partijen. De rechtbank wijst Thoma Post Makelaars aan om de woning te taxeren. Indien de gedaagde de woning kan overnemen, zal deze aan hem worden toebedeeld, anders zal de woning worden verkocht en de opbrengst gelijkelijk worden verdeeld. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/271112 / HA ZA 21-382
Vonnis van 8 juni 2022 (bij vervroeging gewezen)
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. T.L.V. de Jong te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.Th.M. Demmer te Hengelo (Ov).

1.De beslissing in het kort

1.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad en hebben samengewoond in een woning in [woonplaats] waarvan zij gezamenlijk eigenaar zijn. Nadat partijen medio 2020 hun relatie hadden verbroken, is [gedaagde] in de gemeenschappelijke woning blijven wonen. [eiseres] vordert in deze procedure - samengevat weergegeven - waardering en verdeling van de woning, inclusief de daarop rustende hypothecaire geldlening en de eventuele spaarpolis.
1.2.
[gedaagde] wil de woning graag toebedeeld krijgen. [eiseres] heeft daartegen geen bezwaar. Partijen twisten over de vraag welke peildatum bij de waardebepaling van de woning moet worden gehanteerd.
De rechtbank oordeelt dat, op grond van de tussen partijen bestaande samenlevings-overeenkomst en op basis van de stellingen van partijen in deze procedure, moet worden uitgegaan van de peildatum september 2020. De rechtbank wijst Thoma Post Makelaars te Enschede aan om de woning te taxeren, waarna de woning (inclusief de daarop rustende hypothecaire geldlening en de eventuele spaarpolis) ofwel onder nadere verrekening van de waarde daarvan wordt toebedeeld aan [gedaagde] , ofwel wordt verkocht aan een derde, waarna de overwaarde door partijen bij helfte zal worden gedeeld.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 september 2021,
  • de conclusie van antwoord van 16 februari 2022,
  • het tussenvonnis van 16 februari 2022,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 12 mei 2022.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald, dat heden bij vervroeging wordt uitgesproken.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij hebben samengewoond in de woning aan [het adres] te [woonplaats] , waarvan zij gezamenlijk eigenaar zijn.
3.2.
Op 1 april 2019 hebben partijen een samenlevingsovereenkomst gesloten. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“EINDE
Artikel 7
Deze overeenkomst eindigt:
a. door opzegging door één van de partijen op het tijdstip tegen welke de opzegging is gedaan. De opzegging geschiedt bij aangetekend schrijven gericht aan de wederpartij, waarbij een opzegtermijn van ten minste een maand in acht genomen moet worden. (…)
(…)
d. indien, zonder dat een opzegging als sub a bedoeld heeft plaatsgevonden, partijen in gezamenlijk overleg de overeenkomst feitelijk hebben beëindigd en zijn overgegaan tot verdeling van hun gezamenlijke vermogensbestanddelen.
(…)
VERDELING
Artikel 9
1. Indien de overeenkomst op een andere wijze eindigt dan door een oorzaak als bedoeld in artikel 7 onder b zijn partijen verplicht er aan mee te werken:
a. dat ieder in het bezit gesteld wordt van zijn of haar privé-goederen;
b. dat aan iedere partij, zonder dat deze daarvoor iets hoeft te betalen, worden toebedeeld en geleverd zonder verrekening van de waarde de goederen die hij/zij heeft aangebracht.
2. Het overig gemeenschappelijk vermogen zal zo spoedig mogelijk door partijen bij helfte worden verdeeld.
(…)
4. Voor de bepaling van het zuiver saldo van het overig gemeenschappelijk vermogen, bedoeld in lid 2, zal per de dag van het eindigen van de overeenkomst een staat van bezittingen en schulden worden opgesteld.
Op deze staat worden de goederen opgenomen voor de waarde, daaraan toegekend door partijen in onderling overleg.
Bij de waardering van registergoederen moet worden uitgegaan van de waarde in onbewoonde staat.
De schulden zullen op de staat worden opgenomen met inachtneming van de regels, die gelden voor aangiften erfbelasting.
Voor zover partijen over een verdeling niet tot overeenstemming kunnen komen, vindt de verdeling plaats op de wijze als bepaald in artikel 3:185 Burgerlijk Wetboek.
5. Indien door de ene partij een uitkering wegens overbedeling moet worden gedaan aan de andere partij, zal de schuldenaar de bevoegdheid hebben de uitkering te voldoen in vijf gelijke jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt zes maanden na het eindigen van de overeenkomst.
Over het nog niet betaalde deel van de uitkering is door de schuldenaar een rentevergoeding verschuldigd gelijk aan de wettelijke rente.
De schuldeiser heeft de bevoegdheid zekerheidstelling te vragen voor de nakoming van de uit dit lid voortvloeiende verplichtingen. (…)”.
3.3.
Partijen hebben hun relatie medio 2020 verbroken. [eiseres] woont sindsdien ergens anders en [gedaagde] is in de gemeenschappelijke woning blijven wonen.
3.4.
Partijen hebben door tussenkomst van een mediator en hun advocaten afspraken gemaakt over hun kinderen en de verdeling van de inboedel. De gemeenschappelijke woning is nog niet verdeeld.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
verklaart voor recht dat de samenlevingsovereenkomst tussen partijen is geëindigd per september 2020;
de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap ten aanzien van de woning en de daarop rustende hypothecaire lening als volgt vaststelt:
dat de woning staande en gelegen aan [het adres] te [woonplaats] zal worden getaxeerd door een door de rechtbank aan te wijzen makelaar, welke makelaar de waarde van de woning bindend zal bepalen, waarna deze woning inclusief de daarop rustende hypothecaire geldlening aan [gedaagde] zal worden toebedeeld onder nadere verrekening van de waarde daarvan en, voor zover [gedaagde] de woning niet toebedeeld wenst te krijgen dan wel kan krijgen, te bepalen dat de woning zal worden verkocht door een door de rechtbank aan te wijzen makelaar, waarbij de verkoopopbrengst na inlossing van de hypothecaire schuld en na voldoening van de verkoopkosten waaronder maar niet beperkt tot makelaarskosten, notariskosten en evt. kosten i.v.m. doorhaling hypotheek, gelijkelijk onder partijen wordt verdeeld;
3. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van de procedure.
4.2.
[eiseres] wenst waardering en verdeling van de woning, ofwel door toedeling van de woning aan [gedaagde] met uitkoop en ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van [eiseres] , ofwel door verkoop van de woning aan een derde en verdeling van de overwaarde. [eiseres] voert daartoe aan dat zij niet langer financieel verbonden wenst te zijn aan [gedaagde] middels de gezamenlijke woning en de daarop rustende hypothecaire geldlening. Zij blijft immers hoofdelijk aansprakelijk voor de hypothecaire geldlening.
4.3.
[gedaagde] concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel afwijzing van de vordering. Subsidiair stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat de woning aan hem moet worden toebedeeld tegen de waarde van de woning in onbewoonde staat per juni 2020, althans per september 2020, onder de verplichting de hypothecaire geldlening af te lossen, waarna de overwaarde - onder verrekening van de door [gedaagde] sinds juni 2020, althans september 2020, gedane betalingen betreffende de hypothecaire geldlening en overige eigenaarslasten - gelijk tussen partijen wordt verdeeld. Een en ander met compensatie van de proceskosten.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de woning nog niet is verdeeld. Ook is niet in geschil dat [gedaagde] vanaf juni 2020 in de woning woont en dat hij vanaf dat moment ook steeds de woonlasten heeft betaald.
Beide partijen willen tot verdeling van de woning en de daarmee samenhangende hypothecaire geldlening komen. Uit hetgeen in de dagvaarding onder 6 staat vermeld en de uitlatingen van partijen ter zitting maakt de rechtbank op dat er aan die hypothecaire geldlening (mogelijk) ook een spaarpolis is gekoppeld, waarvan de waarde moet worden verdeeld.
[gedaagde] wil, indien dat financieel haalbaar is, de woning overnemen. [eiseres] is daarmee akkoord, mits zij ook wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de daarop rustende hypothecaire geldlening.
5.2.
Partijen verschillen van mening over de te hanteren peildatum bij de waardering van de woning. Zij hebben ter zitting te kennen gegeven dat zij graag willen dat de rechtbank een peildatum zal vaststellen.
[eiseres] stelt dat bij de verdeling van de woning uitgegaan dient te worden van de actuele waarde van de woning. Ter terechtzitting heeft haar gemachtigde desgevraagd te kennen gegeven dat de eerste zin van artikel 9 lid 4 van de samenlevingsovereenkomst enkel ziet op (het moment van) het opstellen van de staat van bezittingen en schulden en dat dit niets zegt over (de peildatum voor) de waardering van de woning.
[gedaagde] stelt, onder verwijzing naar artikel 9 lid 4 van de samenlevingsovereenkomst, dat in het kader van de verdeling van de woning primair moet worden uitgegaan van de datum van de waarde ten tijde van het uiteengaan van partijen, te weten juni 2020, en subsidiair van de waarde ten tijde van het einde van de samenleving, te weten september 2020.
5.3.
De rechtbank citeert uit artikel 9 lid 4 van de samenlevingsovereenkomst het volgende:
“Voor de bepaling van het zuiver saldo van het overig gemeenschappelijk vermogen, bedoeld in lid 2, zal per de dag van het eindigen van de overeenkomst een staat van bezittingen en schulden worden opgesteld”. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de datum van het einde van de samenlevingsovereenkomst de peildatum is voor de waardering van de bezittingen en schulden. Wat moet worden aangemerkt als de datum van het einde van de overeenkomst, wordt bepaald in artikel 7 van de samenlevings-overeenkomst.
Ter terechtzitting heeft [eiseres] meegedeeld dat geen sprake is van een opzegging op grond van artikel 7 sub a, maar van een beëindiging op grond van artikel 7 sub d. Ook [gedaagde] stelt dat sprake is van een beëindiging in de zin van artikel 7 sub d.
[eiseres] lijkt voor het moment van het vaststellen van het gezamenlijke vermogen aan te sluiten bij het moment waarop partijen de mediator hebben ingeschakeld, te weten september 2020.
Gelet op de door [eiseres] gevorderde verklaring voor recht en de uitlating van [eiseres] in de dagvaarding onder 10 dat partijen het erover eens zijn dat er in september 2020 formeel een einde is gekomen aan de samenlevingsovereenkomst, gaat de rechtbank ervan uit dat de samenlevingsovereenkomst is geëindigd per september 2020. Een beëindiging per juni 2020, zoals door [gedaagde] bepleit, vindt geen grondslag in de hiervoor geciteerde bepalingen uit de samenlevingsovereenkomst. Dat betekent dat de gevorderde verklaring voor recht wordt toegewezen.
Het voorgaande houdt verder in dat de peildatum voor de waardering van de woning september 2020 is. Datzelfde geldt voor de hypothecaire geldlening en (de waarde van) de eventueel daaraan gekoppelde spaarpolis.
5.4.
[gedaagde] heeft gesteld dat in het kader van de verdeling ook de door hem sinds het uiteengaan van partijen betaalde woonlasten moeten worden verrekend tussen partijen.
[eiseres] heeft zich daartegen verzet. Zij heeft onder meer aangevoerd dat zij vanaf het moment dat zij de gezamenlijke woning heeft verlaten eigen woonlasten had, dat zij geen woongenot van de woning meer had en dat zij bovendien geen gebruiksvergoeding aan [gedaagde] heeft gevraagd. Bovendien zijn de woonlasten niet onderbouwd, aldus [eiseres] ter zitting.
De rechtbank is van oordeel dat de woonlasten vanaf de hiervoor bepaalde peildatum, te weten september 2020, voor rekening van de [gedaagde] dienen te komen. Voor nadere verrekening van de woonlasten is daarom geen plaats.
5.5.
De rechtbank zal Thoma Post Makelaars te Enschede aanwijzen voor het opstellen van een bindende taxatie van de woning op de hiervoor genoemde peildatum. Partijen zijn het erover eens dat de woning, zoals ook in artikel 9.4 van de samenlevingsovereenkomst is opgenomen, moet worden getaxeerd in onbewoonde staat.
De rechtbank is van oordeel dat ieder van partijen de helft van de taxatiekosten moet betalen.
De rechtbank merkt in dit verband nog op dat het partijen vrijstaat om in onderling overleg een andere makelaar in te schakelen, met dien verstande dat wel een bindende taxatie met als peildatum september 2020 moet worden uitgebracht.
5.6.
Indien na de taxatie blijkt dat [gedaagde] in staat is de woning, inclusief de hypothecaire geldlening en de eventuele spaarpolis, over te nemen, met ontslag van [eiseres] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening, zal de woning inclusief de daarop rustende hypothecaire geldlening en de eventueel daaraan gekoppelde spaarpolis aan hem worden toebedeeld.
Indien na de taxatie blijkt dat [gedaagde] daartoe niet in staat is, zal worden geoordeeld dat de woning moet worden verkocht door de hiervoor genoemde makelaar (of een andere door partijen in onderling overleg in te schakelen makelaar), waarbij de verkoopopbrengst na inlossing van de hypothecaire schuld, verrekening van (de waarde van) de eventuele spaarpolis en na voldoening van de verkoopkosten waaronder, maar niet beperkt tot, makelaarskosten, notariskosten, en eventuele kosten in verband met doorhaling van de hypotheek gelijkelijk onder partijen wordt verdeeld.
5.7.
Nu partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld en gelet op de (voormalige) relatie tussen partijen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart voor recht dat de samenlevingsovereenkomst tussen partijen is geëindigd per september 2020,
6.2.
stelt de in het kader van de verdeling te hanteren peildatum vast op september 2020,
6.3.
stelt de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap ten aanzien van de woning staande en gelegen aan [het adres] te [woonplaats] en de daarop rustende hypothecaire lening als volgt vast:
de woning zal door Thoma Post Makelaars te Enschede (of een andere door partijen in onderling overleg in te schakelen makelaar|) worden getaxeerd, welke makelaar de waarde van de woning in onbewoonde staat op de peildatum september 2020 bindend zal bepalen,
waarna deze woning inclusief de daarop rustende hypothecaire geldlening en eventuele spaarpolis aan [gedaagde] zal worden toebedeeld onder nadere verrekening van de waarde daarvan,
voor zover [gedaagde] de woning niet toebedeeld wenst te krijgen dan wel kan krijgen, zal de woning worden verkocht door Thoma Post Makelaars te Enschede (of een andere door partijen in onderling overleg in te schakelen makelaar|), waarbij de verkoopopbrengst na inlossing van de hypothecaire schuld, verrekening van (de waarde van) de eventuele spaarpolis en na voldoening van de verkoopkosten waaronder, maar niet beperkt tot, makelaarskosten, notariskosten en eventuele kosten in verband met doorhaling van de hypotheek, gelijkelijk onder partijen zal worden verdeeld,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Smit en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2022. (ms)