ECLI:NL:RBOVE:2022:1740

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
08/046770-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man voor gewapende overval op een pizzeria in Zwolle

Op 16 juni 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 19-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, voor het plegen van een gewapende overval op een pizzeria in Zwolle. De overval vond plaats op 23 februari 2022, waarbij de verdachte samen met een mededader een geldbedrag van ongeveer € 300,- heeft weggenomen. Tijdens de overval werden de medewerkers van de pizzeria bedreigd met een mes en een klauwhamer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft de overval bekend, maar ontkende dat hij het mes heeft gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededader voldoende nauwe en bewuste samenwerking hebben vertoond om als medeplegers te worden aangemerkt.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een blanco strafblad heeft en dat hij een 'first offender' is. De rechtbank heeft ook de impact van de overval op de slachtoffers in overweging genomen, waarbij is gebleken dat de overval een grote emotionele impact heeft gehad op de medewerkers van de pizzeria. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, integraal toegewezen, en de verdachte is hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij gijzeling kan worden toegepast als de verdachte niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/046770-22 (P)
Datum vonnis: 16 juni 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verbalisant],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de PI Arnhem te Arnhem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 juni 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Hoekstra en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.E. Broekert, advocaat in IJhorst, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander of alleen, een gewapende overval heeft gepleegd bij [pizzeria] in Zwolle.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 februari 2022 te Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van (ongeveer) € 300,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [pizzeria] (gevestigd aan [adres 2] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met hetoogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (medewerkers van voornoemde [pizzeria] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:- zich met zijn mededader met een mes en/of een (klauw)hamer naar voornoemde pizzeria te begeven en/of (vervolgens) over de balie te klimmen,- (vervolgens) voornoemd mes en/of (klauw)hamer te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of daarbij die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “waar is de kassa?”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,- (nadat die [slachtoffer 1] zich naar de kassa heeft begeven) die [slachtoffer 1] bij deachterkant van het t-shirt vast te pakken en/of naar de grond te bewegen en/of te trekken en/of naar de grond te werken en/of slaande bewegingen te maken met voornoemde (klauw)hamer (terwijl die [slachtoffer 1] zich bij de kassa/toonbank bevond),- (vervolgens) die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “waar is de kluis?” en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] vast te houden aan de achterkant van het t-shirt (terwijl die [slachtoffer 1] naar de kluis liep) en/of die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “maak die kluis open”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,- (vervolgens) voornoemd mes en/of (klauw)hamer te tonen en/of te richten en/of gericht te houden op die [slachtoffer 2] en/of daarbij die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: “maak die kluis open”,althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Op 23 februari 2022 vindt om 22:45 uur een gewapende overval plaats in [pizzeria] aan [adres 2] te Zwolle. Twee jongens met bedekte gezichten (mondkapje, sjaal, capuchon en pet) komen binnen, klimmen over de balie en bedreigen de beide aanwezige medewerkers met een mes en een klauwhamer en nemen ongeveer € 300,00 mee uit de kassa. Beide verdachten worden aangehouden en hebben bekend de overval samen te hebben gepleegd.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gelet op de bekennende verklaring van verdachte gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het gebruik van het mes. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte niet degene is geweest die het mes heeft gebruikt, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 juni 2022;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 24 februari 2022, pagina’s 83 tot en met 87;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 27 februari 2022, pagina’s 88 tot en met 90;
het proces-verbaal van verhoor getuige van [slachtoffer 1] van 24 februari 2022, pagina’s 91 tot en met 93;
het proces-verbaal van bevindingen van 24 februari 2022 met fotobladen, pagina’s 115 tot en met 132;
het proces-verbaal van bevindingen aantreffen hamer van 16 april 2022 met fotobladen, pagina’s 246 tot en met 247;
het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 23 februari 2022, pagina’s 55 en 56.
Ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw dat verdachte niet degene is geweest die het mes bij zich droeg, overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte en medeverdachte hebben in een voldoende nauwe en bewuste samenwerking het delict gepleegd, zodat zij kunnen worden aangemerkt als medeplegers. Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen is niet vereist dat de mededaders alle gedragingen afzonderlijk verwezenlijken, zodat de rechtbank het verweer van de raadsvrouw verwerpt.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 februari 2022 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van (ongeveer) € 300,-, toebehorend aan [pizzeria] (gevestigd aan [adres 2] ) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (medewerkers van voornoemde [pizzeria] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:- zich met zijn mededader met een mes en een (klauw)hamer naar voornoemde pizzeria te begeven en vervolgens over de balie te klimmen,- vervolgens voornoemd mes en (klauw)hamer te tonen aan die [slachtoffer 1] en daarbij die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “waar is de kassa”,
- nadat die [slachtoffer 1] zich naar de kassa heeft begeven die [slachtoffer 1] bij deachterkant van het t-shirt vast te pakken en naar de grond te bewegen en slaande bewegingen te maken met voornoemde (klauw)hamer terwijl die [slachtoffer 1] zich bij de kassa/toonbank bevond,- vervolgens die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “waar is de kluis?” en vervolgens die [slachtoffer 1] vast te houden aan de achterkant van het t-shirt (terwijl die [slachtoffer 1] naar de kluis liep) en die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “maak die kluis open”,- vervolgens voornoemd mes en (klauw)hamer te tonen en te richten op die [slachtoffer 2] en daarbij die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: “maak die kluis open”.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van dertig maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van vijftien maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van drie jaar. De officier van justitie heeft gevorderd daarbij de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals de reclassering deze heeft geadviseerd in haar advies van 24 mei 2022 en daarbij nog als voorwaarde toe te voegen het verbod drugs te gebruiken en de controle op dat verbod.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht, gelet op de jonge leeftijd en meewerkende houding van verdachte, af te wijken van de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de oriëntatiepunten van de rechtbank. Zij heeft verzocht verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, met daarbij een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met de voorwaarden zoals geëist door de officier van justitie. Daarnaast heeft de raadsvrouw voorgesteld dat eventueel ook nog een werkstraf aan verdachte kan worden opgelegd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op [pizzeria] . Verdachte heeft zijn gezicht gedeeltelijk bedekt met een mondkapje, een zwarte sjaal en een pet. De beide verdachten zijn naar binnen gegaan en zijn over de balie gesprongen waarbij verdachte een klauwhamer vasthad en medeverdachte een mes. Vervolgens werden de beide medewerkers bedreigd en moesten zij de kassa openen en hebben de verdachten het geld uit de kassa meegenomen.
Dit is een ernstig feit. Verdachte heeft op brutale wijze een gewapende overval gepleegd en daarbij (dreigen met) geweld niet geschuwd. Naar eigen zeggen had verdachte schulden door drugsgebruik en luxe uitgaven en had hij geld nodig, hetgeen hij thuis niet durfde te vertellen. Verdachte lijkt enkel oog gehad te hebben voor zijn wens om snel en gemakkelijk aan geld te komen en heeft daarbij niet nagedacht over de gevolgen van zijn handelen.
De situatie is voor de aanwezige medewerkers van [pizzeria] enorm bedreigend en beangstigend geweest. Verdachte heeft door zijn handelen een inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Uit de onderbouwing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) blijkt de impact die de overval op hem heeft gehad en nog steeds heeft. [slachtoffer 1] is angstig, heeft last van harde geluiden en heeft tijdelijk zijn studie moeten stilleggen. [slachtoffer 1] volgt tot op heden nog therapie om met de gevolgen van de overval te kunnen omgaan. Naast de gevolgen voor de medewerkers in het bijzonder, veroorzaken dergelijke overvallen veel schade en overlast bij winkeliers en ontstaan door dit soort feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte van 3 mei 2022. Verdachte heeft een blanco strafblad en moet dus worden beschouwd als een ‘first offender’.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 24 mei 2022, waarin de reclassering haar zorgen uit over verdachte. Verdachte is een 19-jarige man die vier jaar geleden is gevlucht vanuit Syrië. Sinds hij in Nederland is, is hij begonnen met drugs te gebruiken, naar eigen zeggen om ‘dingen’ te vergeten. Zowel zijn soft- als harddrugsgebruik werd steeds extremer en kreeg invloed op zijn dagelijks functioneren. Ook ontstonden er schulden, omdat hij elke maand € 200,00 uitgaf aan cannabis. Uit schaamte durfde verdachte hierover niet met zijn familie te praten. De reclassering vermoedt dat het middelengebruik voortvloeit uit zijn psychosociaal functioneren, hetgeen nadere diagnostiek zal moeten uitwijzen. De reclassering schat het risico op herhaling in als hoog. Verdachte wil echter zijn leven op orde krijgen en staat open voor interventies en ondersteuning. De reclassering ziet bij verdachte zelfinzicht met betrekking tot zijn delictgedrag en een oprechte spijt voor hetgeen hij de slachtoffers heeft aangedaan. De reclassering concludeert dat vanuit diagnostiek, passende begeleiding en behandeling gericht op zijn psychosociaal functioneren en middelengebruik een beschermende werking zal bieden. De reclassering adviseert het commune (volwassenen) strafrecht toe te passen en de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, meewerken aan dagbesteding en (optioneel) een ambulante behandeling gericht op het middelengebruik.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van dit soort feiten, waarbij sprake is van licht geweld en/of bedreiging met geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
De rechtbank zal de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het reclasseringsrapport naar voren komen, meewegen, zoals zijn psychosociaal functioneren ontstaan door een onveilige en onstabiele jeugd in een oorlogsgebied, zijn leeftijd en de proceshouding van verdachte die openstaat voor interventies en verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelingen. Verdachte staat aan het begin van zijn volwassen leven en is niet eerder veroordeeld voor een misdrijf. Hij kan, door de mogelijkheden van begeleiding en behandeling aan te pakken, zijn leven weer op de rit krijgen.
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan echter niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van twintig maanden met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal van die gevangenisstraf een gedeelte van tien maanden voorwaardelijk opleggen, met daarbij de oplegging van de voorwaarden zoals geëist door de officier van justitie, om verdachte te motiveren zich te blijven inzetten voor de behandeling en begeleiding en om hem ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.867,47 (achttienhonderdzevenenzestig euro en zevenenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- EMDR-behandeling € 65,00;
- toekomstige EMDR-behandelingen € 260,00;
- reiskosten € 42,47;
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] integraal toe te wijzen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich wat betreft de vordering van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft verzocht de vordering voor wat betreft de immateriële schade te matigen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde materiële schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van
€ 367,47 dan ook toewijzen te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis. De rechtbank acht tevens voldoende onderbouwd dat [slachtoffer 1] immateriële schade heeft geleden, hetgeen is gebleken uit de onderbouwing van zijn vordering en uit hetgeen ter terechtzitting namens hem is verklaard door de heer De Jong van Slachtofferhulp Nederland. [slachtoffer 1] is angstig en gestrest, hij had concentratieproblemen op school en tijdens zijn stage en hij krijgt EMDR-behandelingen ter vermindering van zijn klachten. De rechtbank komt op grond van deze onderbouwing tot de vaststelling dat [slachtoffer 1] op andere wijze in zijn persoon is aangetast zoals bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b BW. De rechtbank acht, gelet op de beschreven schade en vorderingen toegekend in soortgelijke zaken, een immateriële schadevergoeding van € 1.500,00 redelijk en billijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade dan ook toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 28 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op het adres Dobbe 74 te Zwolle en zich blijft melden op afspraken met de reclassering op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich laat diagnosticeren en zich conformeert aan een daaruit voortvloeiende ambulante behandeling, indien de reclassering dat noodzakelijk acht, door de reclassering te bepalen forensisch behandelaar, gericht op zijn psychosociaal functioneren, indien en zo lang als de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- zich laat behandelen door een door de reclassering te bepalen forensisch behandelaar, gericht op zijn middelengebruik. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- meewerkt aan dagbesteding in de vorm van opleiding of werk;
- geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod, indien dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht. De controle gebeurt met urineonderzoek;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf
geheel in minderingzal worden gebracht;
schadevergoeding
-
wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
toetot een bedrag van
€ 1.867,47 (bestaande uit € 367,47 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 367,47 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2022) en een bedrag van € 1.500,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2022), met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.867,42, (zegge: achttienhonderdzevenenzestig euro en tweeënveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente (voor een bedrag van € 367,47 vanaf 16 juni 2022 en voor een bedrag van € 1.500,00 vanaf 23 februari 2022) ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
28 dagenkan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte (of een mededader) heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte (of een mededader) aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. D. van den Berg en mr. A.S. Metgod, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2022.
Buiten staat
mr. D. van den Berg en mr. A.S. Metgod zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met onderzoeksnummer BOTERBLOEM/ON1R022017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.