In deze zaak vorderden [eiseres] c.s. de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van [gedaagde] wegens betalingsachterstand en schade aan het gehuurde. De partijen hadden op 5 juli 2014 een huurovereenkomst gesloten voor een woning en een blokhut, met een maandhuur van € 699,00 en een voorschot voor leveringen en diensten van € 200,00. [eiseres] c.s. stelden dat [gedaagde] haar verplichtingen niet nakwam, wat resulteerde in een huurachterstand van € 1.109,20 per 31 december 2021, en een vordering van € 9.136,96 voor meerkosten. [gedaagde] betwistte de betalingsachterstand en voerde aan dat de huurprijs niet geliberaliseerd was, waardoor de gevorderde huurverhoging niet kon worden doorgevoerd. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] c.s. niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun vorderingen. De rechter concludeerde dat de vorderingen van [eiseres] c.s. moesten worden afgewezen, omdat niet was aangetoond dat [gedaagde] in ernstige mate tekort was geschoten in haar verplichtingen. De kantonrechter wees de vorderingen af en veroordeelde [eiseres] c.s. in de proceskosten.