Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
1.[X] ,
[Y],
beiden wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is er een geschil ontstaan tussen de verhuurder [A] en de huurders [X] over de hoogte van een beukenhaag aan het einde van de huurovereenkomst. De verhuurder stelt dat de haag niet tot de vereiste hoogte van 2 meter is teruggebracht, wat leidt tot extra kosten voor het snoeien. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 29 maart 2022 de verhuurder opgedragen bewijs te leveren dat de haag niet aan de eisen voldeed.
[A] heeft foto’s en een verklaring van zijn schoonzoon overgelegd, maar de kantonrechter oordeelt dat deze onvoldoende zijn om te bewijzen dat de haag niet op de juiste hoogte was. De foto’s bieden geen duidelijke indicatie van de hoogte en de verklaring van de schoonzoon is te vaag om als bewijs te dienen. De kantonrechter concludeert dat [A] niet heeft aangetoond dat de haag niet tot 2 meter was teruggebracht, waardoor er geen grondslag is voor het verhalen van de snoeikosten op [X].
Daarnaast heeft de kantonrechter in het tussenvonnis al geoordeeld dat er geen basis is voor het vorderen van kosten voor het snoeien van fruitbomen. De vordering van [A] wordt afgewezen en hij wordt in de proceskosten veroordeeld. In reconventie worden de vorderingen van [X] eveneens afgewezen, en [X] wordt veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [A]. Het vonnis is uitgesproken door mr. F. Koster op 14 juni 2022.