ECLI:NL:RBOVE:2022:1709

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
ak_19_2238_ak_19_2361
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor herinrichting van de rivier de Regge en de gevolgen voor Natura 2000-gebied

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vergunningverlening door het college van gedeputeerde staten van Overijssel aan het waterschap Vechtstromen voor een project gericht op het herinrichten van de rivier de Regge. Dit project overlapt met een Natura 2000-gebied, maar het college heeft geoordeeld dat het project geen significante gevolgen heeft voor dit gebied. Eiseres, Landgoed Huis Archem B.V., en eisers, die agrarische activiteiten uitoefenen in de nabijheid van de Regge, hebben beroep ingesteld tegen deze vergunningverlening. Zij stellen dat de uitvoering van het project hen hinder oplevert en dat de vergunning niet meer geldig is omdat de onderliggende vergunning uit 2012 is verlopen.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vergunning kan worden verleend, omdat de effecten van het project op het Natura 2000-gebied niet significant zijn. De rechtbank heeft daarbij de conclusies van een effectbeoordeling van Haskoning gevolgd, die stelde dat de mestuitspoeling van de agrarische percelen geen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vergunningverlening niet in strijd is met de Wet natuurbescherming, omdat het project niet als een natuurbeheerproject kan worden aangemerkt.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en eisers verworpen, waaronder de stelling dat de vergunning niet meer geldig is en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de effecten van mestuitspoeling. De rechtbank concludeert dat de vergunningverlening rechtmatig is en dat de beroepen van eiseres en eisers ongegrond zijn.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 19/2238 en AWB 19/2361

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaken tussen

1. Landgoed Huis Archem B.V .gevestigd te Goor , eiseres.
2. [eisers]wonende te [woonplaats] , eisers,
en

het college van gedeputeerde staten van Overijssel, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
waterschap Vechtstromen, gevestigd
te Almelo.

Procesverloop

Bij besluit van 16 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan het waterschap Vechtstromen een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) verleend voor de voortzetting/wijziging/uitbreiding van het project Archem - Eerder hooilanden.
Tegen het bestreden besluit hebben zowel eiseres als eisers beroep ingesteld. Het beroep van eiseres is geregistreerd met zaaknummer AWB 19/2238, het beroep van eisers met zaaknummer AWB 19/2361.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De beroepen zijn op 11 maart 2021 ter zitting behandeld. Eisers waren aanwezig en namens eiseres was [vertegenwoordiger eiseres] aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordigers verweerder] . Namens het waterschap heeft [vertegenwoordiger waterschap] via beeldverbinding aan de zitting deelgenomen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Op 8 april 2021 heeft de rechtbank het onderzoek in beide zaken heropend en de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (STAB) gevraagd om hierin advies uit te brengen.
Op 27 juli 2021 heeft de STAB advies, met dagtekening 1 juli 2021, uitgebracht.
Bij brieven van 16 juni 2021, 15 september 2021, 30 november 2021 en 30 maart 2022 hebben eisers en eiseres gezamenlijk aanvullende beroepsgronden ingediend en op het STAB-advies gereageerd.
De beroepen zijn op 12 april 2022 opnieuw ter zitting behandeld. Namens eisers was
[eiser] en namens eiseres was [vertegenwoordiger eiseres] aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordigers verweerder] . Namens het waterschap zijn
[vertegenwoordigers waterschap] verschenen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Vooraf
1. Waterschap Regge en Dinkel is op 1 januari 2014 opgegaan in waterschap Vechtstromen. Waar in het vervolg van deze uitspraak het waterschap wordt genoemd, heeft dit, vóór 1 januari 2014, betrekking op het waterschap Regge en Dinkel of, na die datum, op het waterschap Vechtstromen.
Voorgeschiedenis en aanleiding
2.1
Bij de beoordeling van dit geschil gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.2
Met het project ‘Reggeherstelproject Klimaatbuffer Regge’ is de Beneden Regge
op een aantal locaties heringericht. Dit project was gericht op het herstellen van de Regge tot een dynamisch watersysteem. Onderdeel van het project was het aanpassen van de Regge zelf en het opnieuw verbinden van oude meanders aan de Regge om deze rivier weer door een deel van de oorspronkelijke loop te laten stromen. Het doel van het project was onder meer om, door het deels verwijderen van kades, grote(re) overstromingsvlaktes te creëren, waardoor de rivier na hevige regenbuien het water beter kan opvangen. Ook was het doel
om in perioden met weinig water buffers te creëren door het water langzaam te laten wegstromen. Het project besloeg een aantal deelgebieden.
2.3
Bij besluit van 5 juli 2012 heeft verweerder aan het waterschap een vergunning op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 verleend voor het uitvoeren van het Reggeherstelproject Klimaatbuffer ter plaatse van de deelgebieden Nieuwe Brug en Eerder hooilanden. Deze deelprojecten liggen langs de Regge en overlappen gedeeltelijk het Natura 2000-gebied ‘Vecht- en Beneden-Reggegebied’ (hierna: het Natura 2000-gebied). Deze vergunning is verleend voor de periode van 5 juli 2012 tot 31 december 2013. In de vergunning is onder meer aangegeven dat in het deelgebied Eerder hooilanden het stroomprofiel van de Regge wordt aangepast door versmalling van de bodembreedte en verhoging van de bodem. Ook is aangegeven dat in dit deelgebied nieuwe meanders worden gegraven op de westoever van de Regge. Verder staat in de vergunning van 5 juli 2012 dat de kade op de westelijke oever wordt verwijderd of verlegd en dat de kade aan de oostelijke zijde gehandhaafd blijft.
2.4
Op 21 november 2012 heeft het waterschap het projectplan ‘Reggeherstelproject Archem - Eerderhooilanden’ vastgesteld
.De werkzaamheden uit dit projectplan zijn in 2013 uitgevoerd.
2.5
Eisers hebben een agrarisch bedrijf op de westoever van de Regge, waar deels op eigen percelen en deels op van eiseres gepachte percelen wordt gewerkt. Het bedrijf van eisers ondervindt hinder van het uitgevoerde project doordat percelen natter zijn geworden en - sinds 2013 - kunnen overstromen.
2.6
In september 2017 hebben eisers verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen het waterschap. In dat kader hebben eisers aangegeven dat het waterschap het projectplan destijds niet heeft laten toetsen aan de bepalingen van de Wet natuurbescherming (Wnb), waardoor niet duidelijk is of de uitvoering van dit project in overeenstemming is met die wet. Verder stelden eisers in hun handhavingsverzoek dat in de op 5 juli 2012 verleende natuurvergunning ten onrechte niet is beoordeeld wat de gevolgen zijn van het landbouwkundig gebruik, met name het bemesten, van de eigen percelen.
2.7
Naar aanleiding van het handhavingsverzoek van eisers heeft verweerder geconstateerd dat het project op onderdelen anders is uitgevoerd dan waarvoor op 5 juli 2012 vergunning is verleend. Geconstateerd is dat, anders dan in de vergunning van 5 juli 2012 is aangegeven, de oostelijke kade is verwijderd en oude meanders zijn aangetakt aan de Regge. Volgens verweerder was voor deze wijzigingen een aanvullende toetsing nodig van de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Verweerder heeft daarom het waterschap verzocht om voor de deelgebieden Nieuwe Brug en Eerder hooilanden een effectbeoordeling uit te (laten) voeren naar de feitelijke uitvoering van het ‘Reggeherstelproject Klimaatbuffer Regge’. Daarnaast heeft verweerder bij besluit van
7 maart 2018 het handhavingsverzoek van eisers van september 2017 afgewezen. Tegen dat besluit hebben eisers bezwaar gemaakt, dat door de rechtbank als rechtstreeks beroep is behandeld. Dat beroep is bij de rechtbank geregistreerd met zaaknummer AWB 18/894.
2.8
Naar aanleiding van het verzoek van verweerder heeft het waterschap Royal Haskoning DHV (hierna: Haskoning) de opdracht verstrekt een aanvullende effectbeoordeling op te stellen. Daarop heeft Haskoning op 8 mei 2018 het rapport ‘Reggeproject - deelgebieden Nieuwe Brug & Eerder hooilanden - aanvullende effectbeoordeling handhavingswaarschuwing Natuurbeschermingswet 1998’ uitgebracht. Op basis van dit rapport heeft verweerder zich vervolgens op het standpunt gesteld dat de projectonderdelen die niet zijn opgenomen in de natuurvergunning van 5 juli 2012 een neutraal tot positief effect hebben gehad op de doelstellingen en soorten van het Natura 2000-gebied en niet vergunningplichtig zijn. Per brief van 4 juli 2019 heeft verweerder dit aan het waterschap meegedeeld (het zogenoemde afloopbericht).
2.9
Op 5 oktober 2018 heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep met zaaknummer AWB 18/894. In die uitspraak heeft de rechtbank het besluit van 7 maart 2018 vernietigd vanwege het deel van dat besluit dat ziet op het uitspoelen van mest in de Regge. De rechtbank heeft verweerder in die uitspraak opgedragen om een nieuw besluit op het handhavingsverzoek van eisers te nemen, waarbij verweerder diende te onderzoeken wat de effecten (in de zin van de Wnb) zijn van de uitspoeling van mest vanaf eisers percelen in de Regge. Verder diende verweerder te onderzoeken of de gestelde uitspoeling van mest vanaf de door eisers genoemde percelen ten oosten van de Regge moet worden meegenomen in deze beoordeling dan wel dat dit gestelde aspect en de effecten hiervan reeds zijn afgedekt door de in 2012 verleende natuurvergunning.
2.1
Verweerder heeft daarna een nader onderzoek uitgevoerd, op basis waarvan hij heeft geconcludeerd dat effecten van mestuitspoeling in de Regge op het Natura 2000-gebied niet op voorhand konden worden uitgesloten. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat verweerder bij besluit van 25 januari 2019 aan het waterschap een last onder dwangsom heeft opgelegd, inhoudende dat het waterschap de overtreding van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb ongedaan diende te maken. Dit kon het waterschap doen door de situatie in de oude toestand te herstellen, waardoor de mestuitspoeling stopt, of door daarvoor over een Wnb-vergunning te beschikken. Hierop heeft het waterschap op 30 april 2019 bij verweerder een Wnb-vergunning aangevraagd voor de voortzetting/wijziging/uitbreiding van het project Archem - Eerder hooilanden. Bij deze aanvraag is onder meer het rapport ‘Reggeherstel Eerde Archem - aanvullende effectbeoordeling bemesting Natura 2000-doelen’ gevoegd, dat op 24 april 2019 is opgesteld door Haskoning (hierna: het rapport van Haskoning van 24 april 2019).
Het bestreden besluit
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de op 30 april 2019 door het waterschap aangevraagde vergunning verleend. Uit de overwegingen bij deze vergunning blijkt dat bij de beoordeling van de aanvraag tevens is betrokken dat in de periode van 2013 tot en met 2016 op percelen van eisers lokale ontwateringssloten zijn gedempt en nadien een nieuwe ontwateringssloot is aangelegd. In het bestreden besluit heeft verweerder geconcludeerd dat:
- het project waarvoor op 5 juli 2012 vergunning is verleend;
- de uitgevoerde projectonderdelen die niet zijn opgenomen in die vergunning; en
- het dempen van lokale ontwateringssloten en nadien aanleggen van een nieuwe
ontwateringssloot op percelen van eisers,
niet leiden tot significant negatieve effecten op één van de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied, zodat de gevraagde vergunning kan worden verleend. Aan deze conclusie heeft verweerder in hoofdzaak ten grondslag gelegd dat uit het rapport van Haskoning van 24 april 2019 blijkt dat mestuitspoeling vanaf de agrarische percelen binnen het projectgebied in de Regge niet tot significant negatieve effecten op het Natura 2000-gebied leidt of zal leiden.
De beroepen van eiseres en eisers
4.1
Eiseres heeft, samengevat weergegeven, beroep ingesteld, omdat zij zich afvraagt of volwaardig landbouwkundig gebruik van haar percelen langs de Regge die worden verpacht aan eisers nog wel mogelijk is. Zij vreest dat dit niet het geval is en in strijd met de na te streven natuurdoelen van het Natura 2000-gebied. Eiseres wenst de eventuele negatieve gevolgen daarvan niet te ondervinden. Eigenlijk is er volgens eiseres maar één oplossing mogelijk en dat is dat de verpachte landbouwgronden moeten worden omgevormd naar natuurgrond. Dat kan echter alleen met medewerking van eisers. Jarenlang overleg tussen eisers, verweerder en het waterschap heeft tot op heden echter nog niet tot een oplossing geleid. Eiseres is het niet eens met verweerders conclusie, en de onderbouwing daarvan,
dat de effecten van het landbouwkundig gebruik met bemesting van de percelen op de natuurdoelen van het Natura 2000-gebied verwaarloosbaar zijn. Ook is eiseres van mening dat de nu verleende vergunning niet correct is, omdat de onderliggende vergunning van 5 juli 2012 een einddatum had van 31 december 2013. Een voortzetting/wijziging/uitbreiding van die vergunning kan daarom niet aan de orde zijn.
4.2
Ook eisers hebben in beroep aangevoerd dat de in 2012 verleende vergunning niet meer bestaat, zodat daarmee geen samenhang kan bestaan. Omdat sinds 2013 sprake is van een compleet nieuwe situatie, zou er een compleet nieuwe vergunningaanvraag moeten komen. Verder zijn eisers van mening dat verweerder niet goed heeft onderzocht welk negatief effect de mestuitspoeling vanaf de agrarische percelen heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Ter onderbouwing hiervan hebben eisers onder meer:
- de notitie ‘Toetsing effecten bemesting [eisers] en omliggende landbouwpercelen op het
Natura 2000-gebied Vecht- en Beneden-Reggegebied’ van [persoon 1] van 22 januari 2019
(hierna: de notitie van [persoon 1] );
- de rapportage ‘Second-opinie onderzoek ecologie Reggeherstelproject Klimaatbuffer
(deelgebieden Nieuwebrug en Eerder hooilanden)’ van EcoNatura van 15 februari 2019
(hierna: het rapport van EcoNatura van 15 februari 2019); en
- het rapport ‘Second-opinie onderzoek ecologie Reggeherstelproject Klimaatbuffer’ van
EcoNatura van 7 augustus 2019 (hierna: het rapport van EcoNatura van 7 augustus 2019),
overgelegd.
Beoordeling van de beroepen
Relevante wettelijke bepalingen
5.1
Ten tijde van het bestreden besluit luidde artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb als volgt:
Het is verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen.
5.2
Sinds 1 januari 2020 luidt artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb als volgt:
Het is verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.
Beheer van een Natura 2000-gebied
6.1
Verweerder heeft in verweer aangevoerd dat voor het project waarvoor in het bestreden besluit een Wnb-vergunning is verleend sinds 1 januari 2020 geen vergunning op grond van de Wnb meer is vereist, omdat dit project moet worden aangemerkt als een project dat verband houdt met of nodig is voor het beheer van het Natura 2000-gebied. Op 18 juli 2017 heeft verweerder namelijk het Natura 2000-beheerplan ‘Vecht- en Beneden-Reggegebied’ vastgesteld. Gelet op dit beheerplan, zijn de hydrologische maatregelen waarop het Reggeherstelproject ziet volgens verweerder nodig om instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied te realiseren.
6.2
De rechtbank volgt verweerder niet in dit betoog. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de stukken dat het Reggeherstelproject in opzet en uitvoering een waterproject is.
In de natuurvergunning van 5 juli 2012 staat dat het Reggeherstelproject is gericht op het herstellen van de Regge tot een dynamisch watersysteem. In het projectplan ‘Reggeherstelproject Archem - Eerderhooilanden’ staat dat dat projectplan is geschreven in het kader van de Waterwet. Verder is in het bestreden besluit ook niet gesteld dat het aangevraagde project op enige wijze verband houdt met of nodig is voor het beheer van het Natura 2000-gebied. Op bladzijde 7 van het bestreden besluit staat juist dat het overkoepelende project Klimaatbuffer Regge (waarvan het project Archem - Eerder hooilanden deel uitmaakt) als doel heeft om een dynamisch en veerkrachtig rivierwatersysteem te realiseren, waarbij wordt voldaan aan de uitgangspunten van het Waterbeheer 21e eeuw en de Kaderrichtlijn Water.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het project waarvoor nu vergunning is verleend geen natuurbeheerproject is dat op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb is vrijgesteld van de vergunningplicht. Dat het project wellicht (ook) positieve effecten voor het Natura 2000-gebied heeft, maakt dit niet anders.
Verslechteringstoets
7.1
Daarnaast heeft verweerder in verweer aangevoerd dat het project waarvoor in het bestreden besluit vergunning is verleend sinds 1 januari 2020 niet meer vergunningplichtig is, omdat de bestreden vergunning op basis van een verslechteringstoets is verleend. Projecten waarvoor een verslechteringstoets nodig was, waren voor 1 januari 2020 vergunningplichtig. Die vergunningplicht is met de wijziging van artikel 2.7, tweede lid,
van de Wnb per 1 januari 2020 komen te vervallen.
7.2
Ook op dit punt volgt de rechtbank verweerder niet. Anders dan verweerder in verweer lijkt te stellen, blijkt uit het bestreden besluit niet dat daarin vergunning is verleend op basis van een verslechteringstoets. Integendeel, op bladzijde 9 van het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat significant negatieve effecten van het project op voorhand niet waren uit te sluiten en op bladzijde 24 heeft verweerder geconcludeerd dat de vergunning kan worden verleend, omdat het project niet leidt tot significant negatieve effecten op één van de instandhoudingsdoelstellingen. Hieruit leidt de rechtbank af dat de bestreden vergunning niet is verleend op basis van een verslechteringstoets, maar op basis van de beoordeling in hoeverre het project significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied kan hebben. Gelet op de gang van zaken in dit geschil is de rechtbank van oordeel dat de notitie van [persoon 1] , op basis waarvan verweerder is overgegaan tot handhavend optreden tegen het waterschap, achteraf bezien als een voortoets kan worden aangemerkt en dat het rapport van Haskoning van 24 april 2019 kan worden aangemerkt als een passende beoordeling, waarin is geconcludeerd dat het aangevraagde project geen (significant) negatieve effecten op het Natura 2000-gebied heeft. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat het project waarvoor vergunning is verleend ook na 1 januari 2020 nog vergunningplichtig is. De vraag is vervolgens of verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat het aangevraagde project geen significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied kan hebben.
Significante gevolgen
8.1
De beroepen van eiseres en eisers komen er in hoofdzaak op neer dat zij van mening zijn dat verweerder zich in het bestreden besluit ten onrechte op het standpunt heeft gesteld
- dan wel onvoldoende heeft gemotiveerd - dat ná de uitvoering van het aangevraagde project de mestuitspoeling vanaf de agrarische percelen binnen het projectgebied in de Regge geen significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied heeft. Zoals vermeld, heeft verweerder deze conclusie gebaseerd op het rapport van Haskoning van 24 april 2019.
8.2
In dit rapport heeft Haskoning beoordeeld wat de effecten zijn van de bemesting
van de landbouwpercelen in het projectgebied op de natuurlijke kenmerken en de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied, na uitvoering van het Reggeherstelproject Klimaatbuffer Regge, deelgebied Archem - Eerder hooilanden. In het rapport van
24 april 2019 trekt Haskoning onder meer de volgende conclusies over het landbouwkundig gebruik (bemesting) in het projectgebied:
  • (significant) negatieve effecten op de kwalificerende habitattypen stroomdal-graslanden, beekbegeleidende bossen en beukenbossen zijn uitgesloten;
  • het staat de uitbreiding van beekbegeleidende bossen en stroomdalgraslanden niet in de weg;
  • het staat het behoud van aanvullende habitattypen niet in de weg;
  • het heeft geen (significant) negatieve effecten op de kwalificerende soorten meervleermuis, grote modderkruiper, kleine modderkruiper, bittervoorn, rivier-donderpad, kamsalamander en kruipend moerasscherm.
Volgens Haskoning hebben het verwijderen van de kades en het herstel van de oude Reggemeander niet geleid tot extra vermesting van de habitattypen en/of leefgebied van soorten. Ook heeft het niet geleid tot (significant) negatieve gevolgen voor de habitattypen en soorten van het Natura 2000-gebied en bijbehorende doelen. Wel heeft de ingreep geleid tot herstel van natuurlijke kenmerken van een rivierdalsysteem met overstromingsdynamiek, verlandingsprocessen, variatie en natuurlijke gradiënten van de rivier overgaand naar hoger gelegen dekzandruggen, aldus Haskoning.
8.3
De rechtbank heeft de STAB gevraagd om advies uit te brengen over de vraag of
de conclusies uit het rapport van Haskoning van 24 april 2019 kunnen worden gevolgd.
De rechtbank heeft de STAB gevraagd om bij de beantwoording van die vraag de rapporten van EcoNatura van 15 februari 2019 en 7 augustus 2019 te betrekken, alsook de notitie van [persoon 1] .
8.4
Dat heeft de STAB gedaan. In haar advies van 1 juli 2021 antwoordt de STAB op
de vraag van de rechtbank dat de wijze van onderzoek door Haskoning kan worden gevolgd.
De STAB plaatst wel enkele kanttekeningen bij de uitgangspunten die Haskoning heeft gehanteerd bij de uit- en afspoeling van mest als gevolg van het aangevraagde en vergunde project, maar desondanks kan de conclusie, dat geen effecten zijn te verwachten op de natuurgevoelige gebieden binnen het Natura 2000-gebied, worden gevolgd. Volgens de STAB gaat het om de redenering dat uit- en afgespoelde nutriënten verdund in de hoofdstroom langs deze gebieden stromen en geen afzetting van stikstof en fosfor plaatsvindt. Dit wordt ondersteund door metingen boven- en benedenstrooms van het projectgebied, voor en na de uitvoering van het project. Ook kan volgens de STAB de analyse en conclusie van Haskoning over het restant Reggeloop worden gevolgd. De conclusies van EcoNatura over de belasting met meststoffen deelt de STAB niet. De veronderstelling dat alle mestgift linea recta in de Beneden Regge stroomt is volgens de STAB niet realistisch en ook gaat EcoNatura voorbij aan het feit dat de bijdrage aan de totale belasting op de Beneden Regge van de gronden van eisers klein is, omdat die gronden maar een beperkt aandeel leveren aan nutriënten op de Beneden Regge. In de notitie van [persoon 1] is zelf ook al aangegeven dat een gemiddelde uitspoeling van ten hoogste 50% realistisch, maar ook overschat, wordt geacht. Die notitie heeft uiteindelijk geresulteerd in het rapport van Haskoning van 24 april 2019.
8.5
De rechtbank overweegt dat het vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is dat de bestuursrechter in beginsel mag afgaan op het oordeel van een onafhankelijke door hem ingeschakelde deskundige, als bedoeld in artikel 8:47 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat is slechts anders indien dat verslag onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat, dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 2 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:648.
8.6
De STAB is een deskundige als bedoeld in artikel 8:47 van de Awb, zodat de rechtbank in beginsel dan ook op het uitgebrachte advies mag afgaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de conclusies van de STAB over het rapport van Haskoning van 24 april 2019. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het advies van 1 juli 2021 dat de STAB op zorgvuldige wijze een onderzoek heeft ingesteld en de rechtbank daarvan op consistente en inzichtelijke wijze verslag heeft gedaan. In wat eiseres en eisers in hun gezamenlijke brieven van 15 september 2021, 30 november 2021 en 30 maart 2022 hebben aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanwijzingen dat het advies van 1 juli 2021 zodanige gebreken bevat, dat de daarin gestelde conclusies niet kunnen worden gevolgd. De rechtbank volgt eiseres en eisers dan ook niet in hun stelling dat Haskoning de effecten van de bemesting van de landbouwgronden in en rond het projectgebied niet goed heeft beoordeeld. Daarbij stelt de rechtbank vast dat zij tegen het advies van de STAB geen advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie meer hebben ingebracht.
Voor zover eiseres en eisers hebben betoogd dat het rapport van Haskoning niet kan worden gevolgd omdat onvoldoende metingen zijn verricht of omdat is uitgegaan van onjuiste meetresultaten, hebben zij dit niet aannemelijk gemaakt.
Eiseres en eisers hebben betoogd dat Haskoning en de STAB er ten onrechte van uitgaan dat het restant van de oude Reggeloop geen potentieel nieuw leefgebied voor de grote modderkruiper is en onvoldoende hebben onderkend dat de grote modderkruiper zeer gevoelig is voor onder andere verontreiniging en oppervlakteverlies van leefgebied. De rechtbank stelt echter vast dat Haskoning in het rapport van 24 april 2019 uitgebreid is ingegaan op het restant van de Reggeloop en heeft geconcludeerd dat daar ter plaatse geen beschermd habitattype voorkomt en ook niet expliciet is aangegeven als uitbreidingslocatie voor een bepaald habitattype. Haskoning heeft onderkend dat de afwaterende landbouwsloot van eisers direct loost op het restant van de Reggeloop, maar heeft ook geconcludeerd dat dit geen grote negatieve gevolgen heeft op de kwaliteit van het Reggerestant. De STAB heeft geconcludeerd dat Haskoning hierin kan worden gevolgd en dat de lokaal door vermesting verminderde waterkwaliteit in het restant niet conflicteert met de doelstellingen van het Natura 2000-gebied. Verder heeft Haskoning ten aanzien van de grote modderkruiper geconcludeerd dat de Reggeherstelwerkzaamheden geen negatief effect hebben op het instandhoudingsdoel voor deze soort, omdat er geen kwaliteits- of areaalverlies optreedt in het (potentiële) leefgebied van de soort. Uitbreiding van de huidige omvang en kwaliteit van het leefgebied is op meerdere plekken binnen het plangebied mogelijk, aldus Haskoning.
De rechtbank ziet in wat eiseres en eisers hiertegen hebben aangevoerd geen reden om te oordelen dat de conclusies van Haskoning en de STAB niet kunnen worden gevolgd.
Verder stelt de rechtbank in reactie op wat eiseres en eisers hebben aangevoerd vast dat Haskoning in de effectbeoordeling van de bemesting ook de agrarische percelen ten oosten van de Regge heeft betrokken.
Wat eiseres en eisers hebben aangevoerd over het uitvoeren van de herstelmaatregelen uit het Natura 2000-beheerplan ‘Vecht- en Beneden-Reggegebied’, hun procedure bij de Afdeling tegen het provinciaal inpassingsplan ‘Vecht- en Beneden Reggegebied - deelgebied Eerderhooilanden’ en de verwachting dat de vernatting van hun percelen in de toekomst sterk zal toenemen, leidt evenmin tot een gegrond beroep. De rechtbank ziet niet waarom uit deze beroepsgronden zou volgen dat de conclusies van de STAB over het rapport van Haskoning van 24 april 2019 niet kunnen worden gevolgd.
Verder volgt de rechtbank eiseres en eisers niet in hun stelling dat in het bestreden besluit voorschriften hadden moeten worden verbonden aan de vergunning. De vergunning ziet op een project dat al is uitgevoerd en uit het voorgaande blijkt dat de rechtbank van oordeel is dat verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat dat project geen significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied heeft. Eiseres en eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat aan de vergunning voor dat project alsnog voorschriften moeten worden verbonden.
De omstandigheid dat het project waarvoor vergunning is verleend in het bestreden besluit ‘voortzetting/wijziging/uitbreiding van het project Archem - Eerder hooilanden’ is genoemd, leidt ook niet tot gegrondverklaring van het beroep. In rechtsoverweging 3 van deze uitspraak is vermeld waarvoor in het bestreden besluit een Wnb-vergunning is verleend.
Dat is het project waarop de vergunning ziet. Dat voor de omschrijving van dat project is aangesloten bij het project waarvan de vergunning op 31 december 2013 is geëindigd, is voor eiseres en eisers wellicht verwarrend, maar niet onrechtmatig.
Relativiteitsvereiste
9. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit in stand kan blijven en dat de beroepen van eiseres en eisers ongegrond zijn. Gelet op deze uitkomst is niet meer relevant of, zoals verweerder heeft gesteld, het relativiteitsvereiste uit artikel 8:69a van de Awb aan gegrondverklaring van de beroepen in de weg zou staan. De rechtbank zal zich daarom daarover niet uitspreken.
Conclusie
10. De beroepen zijn ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzitter, en mr. E. Hoekstra en
mr. drs. F. Onrust, leden, in aanwezigheid van mr. P.J.H. Bijleveld, griffier. De beslissing
is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.