7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich langdurig schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn zoon, waaronder het seksueel binnendringen. Het misbruik begon toen zijn zoon nog maar zes jaar oud was en is tijdelijk gestopt toen zijn zoon tien jaar was.
Verdachte heeft in die periode op zeer verwerpelijke wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat door zijn zoon in hem was gesteld. Telkens heeft verdachte de gelegenheid die hem werd geboden om, als zijn vrouw aan het werk ging, zich aan zijn zoon te vergrijpen benut. Ondanks dat verdachte zich al die tijd bewust is geweest van het strafbare en kwalijke karakter van zijn handelen, heeft hij er voor gekozen geen hulp te zoeken voor zijn seksueel afwijkend gedrag en heeft het misbruik jarenlang voortgeduurd. Pas nadat het slachtoffer op tienjarige leeftijd het misbruik tijdens een vakantie ter sprake had gebracht, is verdachte tijdelijk met het misbruik gestopt, om hier vervolgens weer mee door te gaan toen zijn zoon zestien was, ditmaal in extremere vorm.
Door het seksuele misbruik is een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] en is zijn normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, ruw verstoord.
Het vertrouwen dat elk kind in zijn ouder zou moeten kunnen stellen, van wie hij volledig afhankelijk is, is op grove wijze door verdachte beschaamd.
Het is de verantwoordelijkheid van een ouder om zijn kind een veilige, geborgen plaats te bieden. Juist ook omdat het misbruik thuis plaatsvond, is [slachtoffer] die veiligheid gedurende lange tijd niet geboden. Hij zal wat hem is overkomen zijn hele leven met zich meedragen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade toebrengt aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Dat de bewezenverklaarde feiten grote gevolgen hebben gehad – en nog steeds hebben – voor [slachtoffer] , is ook gebleken uit de ter terechtzitting door mr. F.N. ten Berge namens hem gegeven toelichting. Hieruit blijkt onder meer dat [slachtoffer] recent door een psychiater is behandeld en nog steeds onder psychiatrische begeleiding staat, dat hij medicatie gebruikt, dat hij minder mensen vertrouwt, weinig sociale contacten heeft en een radar in zijn achterhoofd houdt.
Het hoeft geen betoog dat dit soort feiten ook in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 14 april 2022. Daaruit blijkt onder meer dat hij bij vonnis van 30 juli 2019 van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland onherroepelijk is veroordeeld ter zake van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en dat bij beslissing van 2 februari 2018 een tweetal zaken ten aanzien van verdachte voorwaardelijk zijn geseponeerd, te weten het bezit van kinderporno en het ontucht plegen met zijn pleegzoon in de periode van 20 mei 2007 tot en met 11 november 2011.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging verder rekening gehouden met de persoon van verdachte. In het reclasseringsrapport van 13 juli 2021 adviseert de reclassering om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat de reclassering interventies of toezicht niet nodig vindt, nu verdachte de afgelopen jaren de vierdaagse zedenbehandeling bij Transfore heeft gevolgd, nadat hij bij Transfore had verteld dat hij naast kinderporno ook zijn zoon seksueel heeft misbruikt. Verdachte heeft deze behandeling positief afgerond en hierdoor zijn de risicofactoren sterk verminderd. Hij heeft geleerd om stress, spanningen en emoties beter te hanteren en hij heeft een steunend sociaal netwerk. De reclassering schat het recidiverisico daarom in als laag.
Naar aanleiding van voormeld rapport en nadat verdachte op de terechtzitting van
27 juli 2021 meer openheid van zaken heeft gegeven over het door hem gepleegde seksueel misbruik en zijn persoonlijke omstandigheden, achtte de rechtbank zich onvoldoende voorgelicht over de persoon van verdachte. De rechtbank heeft daarom het onderzoek geschorst en de officier van justitie verzocht een psychologisch rapport bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) op te vragen.
Op 10 maart 2022 is vervolgens een pro justitia rapportage, psychologisch onderzoek uitgebracht door D.R. van der Velden, GZ-psycholoog. In dit rapport is geconcludeerd dat ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde, retrospectief bij betrokkene sprake lijkt van een depressieve en posttraumatische stressstoornis, sterk disfunctionele persoonlijkheidstrekken en een parafiele stoornis. Vanwege de doorwerking van deze problematiek en zijn eigen slachtofferschap in het ten laste gelegde, adviseert de psycholoog om verdachte de feiten verminderd toe te rekenen. De smeltkroes van factoren maakt dat verdachte onvoldoende toegerust is geweest om te kunnen omgaan met de overbelastende werkelijkheid. Hij gebruikt seks als coping: zijn seksueel delictgedrag vermindert zijn rotgevoel, kortstondig kan hij ontsnappen aan de werkelijkheid.
Het recidiverisico wordt door de psycholoog als laag ingeschat, waarbij het van belang is om het risico in het licht te houden van de huidige situatie van verdachte; hij heeft een intensieve vierdaagse zedenbehandeling gevolgd (2018 – 2020) waardoor de dynamische risicofactoren enigszins zijn verbleekt en beschermende factoren zijn versterkt. Ook is verdachte de afgelopen negen jaar voor zover bekend niet gerecidiveerd.
Een forensische behandeling in een strafrechtelijk kader is volgens de psycholoog niet nodig om het lage recidiverisico op seksueel delictgedrag te verminderen.
Het voortzetten van de poliklinische behandeling lijkt wel belangrijk om zijn chronische kwetsbaarheid te monitoren, zijn stabiliteit in functioneren en beschermende factoren te vergroten en EMDR voor het verwerken van trauma’s te vervolgen.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het aanvullende reclasseringsadvies van
13 april 2022. Hierin staat geschreven dat het eerdere advies van 13 juli 2021 naar aanleiding van het pro justitia rapport, ongewijzigd blijft.
De reclassering concludeert dat verdachte de afgelopen jaren (tijdens het toezicht) met vallen en opstaan een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij heeft zich goed ingezet tijdens zijn behandeling en heeft daarvan geprofiteerd. Ook zijn verdachtes omstandigheden in positieve zin gewijzigd. Beiden maken dat de risicofactoren zijn verminderd en dat sprake is van verschillende beschermende factoren. Het recidiverisico wordt door de gevolgde behandeling en de huidige beschermende factoren als laag geschat. Om die reden adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Het opleggen van een gevangenisstraf zal volgens de reclassering een terugslag betekenen voor de behaalde behandelresultaten en een nieuwe beproeving zijn van zijn huidige
copingvaardigheden. Na een zware tijd is verdachte, door intensief aan zijn problematiek te werken, erin geslaagd om weer een bestaan op te bouwen met een (koop)woning, werk, een relatie en sociale contacten. Dit wordt (deels) teniet gedaan door een gevangenisstraf. Een voorwaardelijke gevangenisstraf geniet vanuit reclasseringsoptiek de voorkeur boven een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Voor wat betreft de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte neemt de rechtbank voormelde conclusie op de in de rapportage van de psycholoog daarvoor uiteengezette gronden over en maakt zij de conclusie van de gedragsdeskundige tot de hare. De rechtbank acht verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank volgt de reclassering niet in haar advies om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hoe betreurenswaardig de negatieve gevolgen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor verdachte ook zullen zijn, de rechtbank is van oordeel dat bij een ernstig zedenmisdrijf zoals het onderhavige, waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer langdurig en in ernstige mate is geschonden, geen andere strafmodaliteit passend is dan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit gelet op de aard van de strafbare feiten, de ernst daarvan, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de langdurige periode waarin zij hebben plaatsgevonden. Door een lichtere strafrechtelijke afdoening zouden deze omstandigheden worden miskend.
Daar komt bij dat verdachte geen volle verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag. Hij legt bovendien een deel van de verantwoordelijkheid bij het slachtoffer door te stellen dat het slachtoffer bij hem in bed is gekropen en stelt dat zijn zoon uit is op geld. Hiermee heeft verdachte wat de rechtbank betreft geen volledig inzicht getoond in het verwerpelijke van zijn handelen.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank verder in enige mate rekening gehouden met het tijdsverloop.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.