ECLI:NL:RBOVE:2022:1681

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
08.102744.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tijdens koningsnacht in Enschede met meerdere slachtoffers

Op 13 juni 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 25-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur voor openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 27 april 2019 in Enschede, waar de verdachte samen met een 28-jarige medeverdachte betrokken was bij een vechtpartij tijdens koningsnacht. Tijdens deze vechtpartij, die ontstond tussen de verdachte en het slachtoffer, raakten ook vrienden van beide partijen betrokken. Het geweld escaleerde, waarbij een mes werd getrokken en twee personen letsel opliepen. De rechtbank legde ook een taakstraf van 80 uur op aan de medeverdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn afwezigheid op de zitting, schuldig was aan het openlijk plegen van geweld in vereniging. De tenlastelegging omvatte het slaan, stompen, trappen en schoppen van meerdere slachtoffers, wat resulteerde in lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, door de vechtpartij uit te lokken en actief deel te nemen aan het gevecht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een taakstraf van 80 uur had geëist, toegewezen en rekening gehouden met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor berechting is overschreden, wat heeft geleid tot een matiging van de straf. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 40 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.102744.19 (P)
Datum vonnis: 13 juni 2022
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratiepersonen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.J. Jansen. Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 27 april 2019 in Enschede samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en dat verdachte daarbij deze [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] letsel heeft toegebracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 27 april 2019, te Enschede,
openlijk, te weten op of aan de Marktstraat, in elk geval op of aan de openbare weg
en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en), te weten
tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
door het slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen tegen die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] en/of het steken/stoten, althans treffen met een
mes, althans met een scherp of puntig voorwerp, in de bovenarm van die [slachtoffer 1]
en/of duwen tegen die [slachtoffer 1] zodat die op de grond terecht kwam en/of terwijl
die op de grond lag, schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een
(steek)wond aan de bovenarm, voor [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad en/of
een gekneusd been voor die [slachtoffer 3] en/of een bloedneus voor die [slachtoffer 2] ten gevolge
had;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 april 2019, te Enschede,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] te stompen en/of te slaan en/of die
[slachtoffer 1] , terwijl die op de grond lag, tegen het lichaam te schoppen of te trappen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het toebrengen van de steekwond aan [slachtoffer 1] .
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de inhoud van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte was op 27 april 2019 op de Marktstraat in Enschede met zijn medeverdachte [medeverdachte] . Omstreeks 4:00 uur was verdachte met nog (minstens) twee andere personen. Nadat verdachte [slachtoffer 2] had nageroepen en uitgedaagd, raakte hij in gevecht met [slachtoffer 2] , waarna [medeverdachte] naar [slachtoffer 2] is toegerend en hem van achteren heeft geslagen. Er ontstond een gevecht tussen aan de ene kant verdachte, [medeverdachte] en andere personen, en aan de andere kant [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en vrienden van hen. Tijdens dit gevecht sloeg [medeverdachte] [slachtoffer 2] in zijn gezicht waardoor [slachtoffer 2] een bloedneus kreeg. Ook schopte [medeverdachte] [slachtoffer 3] tegen haar bovenbeen. [slachtoffer 1] is door een van de personen uit de groep waar verdachte bij hoorde op de grond geduwd en terwijl hij op de grond lag door verdachte geschopt. Tijdens het gevecht liep [slachtoffer 1] een steekwond op.
Openlijke geweldpleging
Van het ‘in vereniging’ plegen van geweld is sprake als verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld. De bijdrage zelf hoeft niet van gewelddadige aard te zijn. Bovendien moet sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk geweld tegen (in dit geval) personen. Voor een nauwe en bewuste samenwerking is niet vereist dat de medeplegers op hetzelfde moment starten met het toepassen van geweld.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van geweld in vereniging. De bijdrage van verdachte aan het geweld is significant en wezenlijk. Verdachte is als eerste betrokken bij het geweld. Uit de verklaringen van getuigen blijkt dat verdachte [slachtoffer 2] nariep en uitdaagde. Hij heeft de vechtpartij uitgelokt en ook actief deelgenomen aan het gevecht. Hij heeft [slachtoffer 1] geschopt terwijl hij op de grond lag en is van het begin tot het eind betrokken bij het gevecht. Op geen enkel moment heeft verdachte zich gedistantieerd van het geweld. Ook blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte en de groep met wie hij was dat hij opzet heeft gehad op het geweld en op het samen plegen van dat geweld. Verdachte en een van de andere personen uit zijn groep waren als eersten betrokken bij het geweld en onttrokken zich op geen enkel moment aan het gevecht. Op het moment dat [slachtoffer 1] op de grond werd getrokken, was verdachte daar niet in de buurt. Hij rende het gevecht opnieuw in om [slachtoffer 1] vervolgens te schoppen terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag. Uit het handelen van verdachte bij de start van en tijdens het gevecht blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat hij het opzet had om samen met anderen geweld te gebruiken tegen de groep van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Het geweld dat door de groep is toegepast
Omdat sprake is van openlijk geweld is verdachte verantwoordelijk voor zijn eigen handelen én voor het handelen van degenen met wie hij dat geweld gepleegd heeft, zoals het handelen van [medeverdachte] . Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de groep waar verdachte geweld mee heeft gepleegd [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft geslagen, geschopt, getrapt en gestompt. [slachtoffer 1] is daarnaast naar de grond gewerkt, daar getrapt en ook met een mes of puntig voorwerp gestoken/geraakt. Verdachte is voor deze geweldshandelingen verantwoordelijk omdat hij deel uitmaakte van deze groep.
Het letsel dat door verdachte is veroorzaakt
De in artikel 141, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen zwaardere strafbedreiging is alleen van toepassing op de verdachte die zelf het bewezenverklaarde letsel heeft toegebracht. Op basis van de bewijsmiddelen kan niet vastgesteld worden dat verdachte letsel heeft toegebracht aan een van de anderen, zodat op hem de strafverzwarende omstandigheden als bedoeld in artikel 141, tweede lid, Sr niet van toepassing zijn. De steekwond van [slachtoffer 1] is weliswaar bewezenverklaard, maar naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen niet worden vastgesteld wie uit de groep van verdachte dat letsel heeft toegebracht. Daarom is dit letsel niet bepalend voor de strafverzwarende handelingen als bedoeld in artikel 141, tweede lid, Sr.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 april 2019, te Enschede, openlijk, te weten op de Marktstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door het slaan, stompen, trappen en schoppen tegen die [slachtoffer 1] , die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2] en het steken/stoten met een scherp of puntig voorwerp in de bovenarm van die [slachtoffer 1] en duwen tegen die [slachtoffer 1] zodat die op de grond terecht kwam en terwijl die op de grond lag, schoppen en trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 80 uren.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Hij was met [medeverdachte] en anderen in het centrum van Enschede tijdens koningsnacht toen er een vechtpartij ontstond tussen hem en [slachtoffer 2] . Verdachte heeft deze vechtpartij bovendien uitgelokt. Vrienden van verdachte en [slachtoffer 2] zijn vervolgens mee gaan vechten. Tijdens het gevecht heeft iemand een mes getrokken en hebben in ieder geval twee personen letsel opgelopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort uitgaansgeweld lichamelijke en/of psychische gevolgen van dit geweld kunnen ondervinden. Bovendien veroorzaakt dit geweld onveiligheid in de samenleving, in dit geval voor bezoekers van het centrum van Enschede. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon van verdachte
Over de persoon van verdachte is weinig bekend. De rechtbank houdt rekening met het feit dat uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 mei 2022 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor drugshandel en verkeersdelicten. Verdachte is begin van dit jaar nog veroordeeld voor een drugsdelict gepleegd na de vechtpartij op 27 april 2019. Deze zaak had daarom eerder behandeld kunnen worden.
Overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank overweegt dat in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsvrouw op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen – waaronder de mate van overschrijding van de redelijke termijn – kan in bepaalde gevallen worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM. [1] De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn in dit geval met ruim een jaar is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
De op te leggen straf of maatregel
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat passend en geboden is aan verdachte op te leggen een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Scheeper, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2022.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie-eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2019182997. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Proces-verbaal van verhoor verdachte van 29 april 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 148):
Ik was met [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt [medeverdachte] ) in Enschede op 27 april 2019. Ik droeg een zwarte broek, een zwarte jas en een wit T-shirt met korte mouwen.
2. Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 29 april 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 124):
Ik was met [verdachte] (de rechtbank begrijpt [verdachte] ) in Enschede op 27 april 2019. Wij zien dat verdachte haren tot op zijn onderrug heeft in dreadlocks.
3. Proces-verbaal van bevindingen van 27 april 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 48 en 49):
Ik zie ter hoogte van de etalage van [boekhandel] vier personen staan. Een persoon met donkere jas en wit T-shirt (persoon 2) en een persoon gekleed in donkere broek grijs met zwarte trui/jas (persoon 3). Ik zie dat persoon 5 een kopstoot uitdeelt aan persoon 2. Persoon 5 geeft een vuistslag richting persoon 1. Ik zie dat persoon 3 persoon 5 van achteren aandrukt. Ik zie dat er een worsteling ontstaat tussen meerdere personen. Ik zie dat persoon 1 tegenover persoon 7 staat en uithaalt naar persoon 7. Ik zie dat persoon 7 door persoon 9 bij zijn nek wordt gepakt en door deze persoon op grond wordt gedrukt. Ik zie dat persoon 2 zijn jas heeft uitgetrokken en deze over zijn rechterarm vasthoudt. Onder zijn jas draagt hij een wit shirt. Ik zie dat deze persoon richting persoon 7 schopt die op grond ligt.
4. Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 27 april 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 53):
Ik werd op een gegeven moment door de jongen met rasta haar op mijn neus geslagen. Ik had een bloedneus naar aanleiding van de klap op mijn neus.
5. Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] van 20 april 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 156):
Ik hoorde ook nog dat iemand riep: 'steek hem neer, steek hem neer’. Dat werd in de
buurt van [slachtoffer 1] geroepen. Op gegeven moment zie je dat een jongen zijn zwarte jas om zijn arm wikkelt. Daarna komt het moment dat [slachtoffer 1] gestoken wordt.
6. Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] van 27 april 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 50):
Ik zag vervolgens dat er ineens veel donkere jongens aan kwamen rennen. Ik zag [slachtoffer 2] weglopen en zag dat hij aan zijn gezicht bloedde.
7. Proces-verbaal van aangifte van 27 april 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 35):
Ik zag dat deze man mij met opzet een harde schop op mijn bovenbeen gaf. De donkere man die mij trapte had dreadlocks en een paardenstaart aan de achterzijde.
8. Proces-verbaal van aangifte van 27 april 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 10 en 12):
De dokter zei dat je dat soort dingen niet vaak ziet bij een steekwond. Ik werd van achteren gegrepen door iemand. Ik denk dat iemand mij toen in mijn arm heeft gestoken. Ik denk dat de donkere jongens wel met een groepje van 6 à 8 personen waren.

Voetnoten

1.Zie HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578.