ECLI:NL:RBOVE:2022:1632

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
ak_21_953
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor aanleg zonnepark in Dalfsen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor de aanleg van een zonnepark nabij Dalfsen. Eiseres, TP Solar Dalfsen B.V., had op 24 januari 2020 een aanvraag ingediend voor de vergunning, maar het college van burgemeester en wethouders van Dalfsen weigerde deze op 20 april 2021. De rechtbank heeft de procedurele gang van zaken en de motivering van de weigering beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de raad van de gemeente Dalfsen in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen verklaring van geen bedenkingen (vvgb) af te geven, wat leidde tot de weigering van de omgevingsvergunning. De rechtbank concludeerde dat de omvang van het zonnepark te groot was voor de locatie en dat het participatieproces niet voldeed aan de eisen die de raad had gesteld. Eiseres voerde aan dat zij voldoende inspanningen had geleverd voor participatie en dat de maatschappelijke meerwaarde van het project was aangetoond. De rechtbank oordeelde echter dat de raad onvoldoende had onderbouwd waarom de vvgb was geweigerd en dat de motivering van het bestreden besluit niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen 8 weken een nieuw, beter gemotiveerd besluit te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/953

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

TP Solar Dalfsen B.V., te Lijnden, eiseres,

gemachtigde: mr. H.P. Wiersma,
en

het college van burgemeester en wethouders van Dalfsen, verweerder,

gemachtigde: M. Sandink.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
belangengroep “Marshoek Stroomt”,te Dalfsen.

Procesverloop

Op 24 januari 2020 heeft TP Solar Dalfsen B.V. bij verweerder een omgevingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aangevraagd voor het realiseren van een zonnepark nabij het perceel Marshoeksteeg/Hooiweg in Dalfsen.
Bij besluit van 20 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde mr. H.P. Wiersma en mr. K.M.G. Hamelink, beiden advocaat, alsmede door [naam], mededirecteur/eigenaar, en [naam], projectmanager. Voor verweerder zijn verschenen zijn gemachtigde M. Sandink, J.F. Klink en E. de Jong. Voor derde-partij zijn verschenen [naam], [naam] en
[naam].

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden

1.1
Eiseres heeft op 24 januari 2020 bij verweerder een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een zonnepark met een oppervlakte van circa 10,5 hectare nabij het perceel Marshoeksteegweg/ Hooiweg in Dalfsen (verder te noemen: het zonnepark). Tegen die aanvraag is één zienswijze ingediend door “Marshoek Stroomt”, een belangengroep van omwonenden.
1.2
Omdat de aanleg van een zonnepark niet past binnen de agrarische bestemming die het perceel heeft op grond van het geldende bestemmingsplan “Buitengebied gemeente Dalfsen”, heeft verweerder een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) gevraagd aan de raad van de gemeente Dalfsen (hierna: de raad).
1.3
Op 15 juni 2020 heeft de raad het ontwerpbesluit vastgesteld om geen vvgb af te geven voor het zonnepark.
1.4
Verweerder heeft vervolgens op 22 september 2020 het ontwerpbesluit vastgesteld om de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren.
1.5
Beide ontwerpbesluiten hebben van 24 september 2020 tot en met 4 november 2020 voor een ieder ter inzage gelegen. Binnen die termijn zijn zienswijzen ingediend door eiseres en door de belangengroep van omwonenden “Marshoek Stroomt”.
1.6
Op 29 maart 2021 heeft de raad definitief besloten geen vvgb af te geven voor het zonnepark.
1.7
Verweerder heeft vervolgens bij besluit van 20 april 2021 besloten de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren. Tegen dat besluit richt zich het beroep van eiseres.

De motivering voor weigering van de omgevingsvergunning

2.1
Het perceel Marshoeksteegweg/Hooiweg in Dalfsen ligt binnen het bestemmingsplan “Buitengebied gemeente Dalfsen”. Het perceel is volgens de plankaart bestemd voor “Agrarisch”, met de dubbelbestemmingen “Waarde-Archeologie 6” en “Waarde – Archeologie 7” en de gebiedsaanduidingen “luchtvaartverkeerszone”, “milieu – grondwater-beschermingsgebied”, “milieuzone – intrekgebied” en “verkavelingsstructuur”.
2.2
Het bouwplan voor het zonnepark is in strijd met de agrarische bestemming van het perceel. Verweerder heeft de aanvraag voor het zonnepark daarom, naast een aanvraag voor de activiteit ‘bouwen van een bouwwerk’ (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo), ook aangemerkt als een aanvraag om een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan (artikel 2:1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo).
2.3
Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheid om voor het zonnepark van de plan-regels af te wijken. Verweerder kan echter gebruik maken van zijn bevoegdheid om mee te werken aan het bouwplan door af te wijken van de planregels op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo. Op grond van die bepaling kan de omgevings-vergunning echter alleen worden verleend, als de afwijking van het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
2.4
Tevens is ingevolge artikel 2.27 van de Wabo in verbinding met artikel 6.5 van het Bor, een vvbg van de raad vereist als met toepassing van artikel 2.12, eerst lid, onder a, onder 3º, van de Wabo van een geldend bestemmingsplan wordt afgeweken.
2.5
De raad heeft een lijst van categorieën van gevallen opgesteld waarvoor geen vvgb vereist is. Het realiseren van een zonnepark valt daar niet onder. Dat betekent dat een vvgb vereist is om af te kunnen wijken van het bestemmingsplan.
2.6
Verweerder heeft die vvgb gevraagd aan de raad, maar deze heeft besloten om geen vvgb af te geven voor het zonnepark. Om die reden heeft verweerder de door eiseres gevraagde omgevingsvergunning geweigerd.

Wat is er voorafgegaan aan het bestreden besluit

3.1
Het “Beoordelingskader (grote) zonneparken op maaiveld Dalfsen” (hierna te noemen: het Beoordelingskader) is vastgesteld op 26 juni 2017. Op 17 december 2018 heeft de raad het Beoordelingskader tot 1 april 2020 van toepassing verklaard op vijf concrete plannen, waaronder dat van eiseres (plan “De Marshoek”). Eiseres heeft op 7 mei 2019 een aanvraag ingediend voor het zonnepark.
3.2
Naar aanleiding van die aanvraag heeft de raad in zijn vergadering van 17 juni 2019 (bij amendement) besloten geen vvgb af te geven voor het zonnepark. Daarbij heeft de raad geconcludeerd dat:
. de omvang van het zonnepark te groot is voor deze locatie omdat de karakteristiek van het
gebied te zwaar wordt aangetast;
. het ongewenst is het noordelijk deel van het zonnepark direct aan de dijk en het fietspad te
positioneren en dit niet passend is als toeristische entree van de gemeente;
. het participatieproces niet voldoet aan de eisen die de raad gesteld heeft en daarmee de
impact van het ruimtegebruik niet gerechtvaardigd kan worden.
3.3
Vervolgens heeft eiseres op 24 januari 2020 een aangepast plan ingediend dat op
20 april 2020 is besproken in de raad. Daarbij heeft de raad een motie (“Zonnepark Hooiweg”) aangenomen waarin eiseres is verzocht een nadere motivering/toelichting te geven over de volgende drie punten:
. participatie: een substantiële participatie vanuit de lokale gemeenschap. Denk hierbij aan
een percentage van minstens 10%;
. meer zekerheid creëren over de landschappelijke inpassing: met name meer zekerheid over
afscherming van het zicht [op het zonnepark] vanaf de [Vecht]dijk;
. duidelijkheid over de al dan niet zichtbare omgevingseffecten (denk aan fauna en bodem).
3.4
Naar aanleiding van deze motie hebben gesprekken plaatsgevonden tussen eiseres en Marshoek Stroomt (namens omwonenden), o.a. in een bijeenkomst op 14 mei 2020 onder begeleiding van een onafhankelijke voorzitter, waarbij zij op meerdere punten tot elkaar zijn gekomen. Het plan is op enkele onderdelen aangepast, onder andere wat betreft de ligging en de grootte van het zonnepark, in combinatie met de aanleg van een voedselbos en aangaande het jaarlijks storten van een bedrag in een omgevingsfonds. Daarnaast heeft eiseres een extra aanbod aan de omgeving gedaan in de vorm van een gewijzigde financiële participatie, zodat de omgeving (meer) kan meeprofiteren van het beoogde zonnepark. Het draagvlak voor het zonnepark is daardoor echter niet verbeterd, 90% van de omwonenden bleef van mening dat een zonnepark niet passend is in hun omgeving.
3.5
De resultaten van de gesprekken zijn verwerkt in een raadsvoorstel van verweerder van 9 juni 2020, waarin wordt geadviseerd om de gevraagde vvgb voor het zonnepark af te geven. Als argumenten daarvoor zijn met name genoemd dat:
. er sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing: het plan past binnen het
gemeentelijke en provinciale beleid en er zijn ook verder geen ruimtelijke belemmeringen;
. de aanvraag past binnen de criteria van het Beoordelingskader;
. het zonnepark past binnen de doelen van het Beoordelingskader Duurzaamheid 2017-2025.
3.6
Ondanks dit voorstel heeft de raad in zijn vergadering van 15 juni 2020 het ontwerpbesluit vastgesteld om geen vvgb af te geven voor het zonnepark. De raad heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat:
. de omvang van het zonnepark te groot is voor deze locatie omdat de karakteristiek van het
gebied te zwaar wordt aangetast;
. het participatieproces niet voldoet aan de eisen die de raad heeft gesteld en daarmee de
impact van het ruimtegebruik maatschappelijk niet gerechtvaardigd kan worden;
. realisatie van het zonnepark daarom niet voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke
ordening.
In het raadsbesluit heeft de raad voorts geconstateerd dat:
. het participatieproces vanaf de start van het project onzorgvuldigheden kent;
. het draagvlak niet verbeterd is na het overleg tussen eiseres en omwonenden;
. dat er daarmee nog steeds geen plan is dat voldoet aan de uitgangspunten zoals vastgesteld
door de raad in het in het Beoordelingskader en het Beoordelingskader Duurzaamheid
2017-2025;
. hiermee onvoldoende tegemoet is gekomen aan de bedoeling van de raad zoals verwoord in
de motie “Zonnepark Hooiweg”, zoals aangenomen in de raadsvergadering van 20 april
2020;
. het zonnepark nog steeds zichtbaar zal zijn vanaf de dijk.
Verder heeft de raad overwogen dat:
. in het beoordelingskader zonneparken is vastgelegd dat het initiatief moet aansluiten op de
karakteristiek van het gebied;
. de raad meermaals heeft uitgesproken dat de grootte en de uitstraling van dit park te
industrieel zijn voor de karakteristieken van het landschap ter plaatse;
. de zichtbaarheid vanaf de dijk strijdig is met het Beoordelingskader.
3.7
Tegen het ontwerpbesluit voor de weigering van de vvgb van 15 juni 2020 hebben eiseres en “Marshoek Stroomt” zienswijzen ingediend, waarbij laatstgenoemde alleen heeft laten weten het eens te zijn met het besluit om geen vvgb af te geven voor het zonnepark.
De ingediende zienswijzen hebben de raad echter niet doen besluiten om alsnog een vvgb af te geven voor het zonnepark. Op 29 maart 2021 heeft de raad definitief besloten om de gevraagde vvgb te weigeren.
3.8
Vanwege het ontbreken van een vvgb van de raad heeft verweerder vervolgens bij het bestreden besluit van 20 april 2021 besloten de gevraagde omgevingsvergunning voor het zonnepark te weigeren.

Gronden van beroep

4.1
Eiseres is het niet eens met het besluit van verweerder om de gevraagde omgevingsvergunning voor het zonnepark te weigeren. In beroep heeft zij kort samengevat aangevoerd dat:
. is voldaan aan de inspanningsverplichting voor participatie volgens het Beoordelings-
Kader; de raad heeft bij zijn beoordeling ten onrechte procedurele aspecten van een eerdere
aanvraag betrokken;
. is voldaan aan de inspanningsverplichting voor het creëren van draagvlak; de raad
meent ten onrechte dat het Beoordelingskader dwingt tot het aangaan van een
privaatrechtelijke overeenkomst;
. geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening; de omvang van het
zonnepark past binnen het ruimtelijke beleid van de gemeente en de provincie;
. er vanaf de dijk geen zicht is op het zonnepark en dat de raad ten onrechte stelt dat dit wel
het geval is.
4.2
Eiseres stelt zich op het standpunt dat de maatschappelijk meerwaarde van het project is aangetoond in de ruimtelijke onderbouwing.
4.3
Naast meervoudig ruimtegebruik, een bijdrage aan natuur en biodiversiteit en een bijdrage aan klimaatbestendigheid, levert het zonnepark volgens eiseres ook een bijdrage aan maatschappelijke doelen in de vorm van procesparticipatie, een aandeel in de verduurzaming van de Nederlandse energieproductie en financiële vormen van participatie voor de omwonenden.
4.4
Eiseres is van mening dat zij ruimschoots heeft voldaan aan haar inspannings-verplichting ten aanzien van participatie. Zij heeft een participatieplan opgezet, heeft informatieavonden voor de omwonenden georganiseerd en heeft de omwonenden vroegtijdig geïnformeerd over de plannen voor het zonnepark. Het participatietraject is begonnen in augustus 2018 en in mei 2020 afgerond met drie bijeenkomsten met omwonenden. Eiseres zegt dat zij het participatieplan van de omwonenden serieus heeft genomen. Naar aanleiding van deze laatste sessies zijn nog substantiële wijzigingen/aanpassingen doorgevoerd in de plannen voor het zonnepark.
4.5
Eiseres wijst er op dat volgens het Beoordelingskader participatie geen resultaatverplichting bevat die op de initiatiefnemer rust, maar slechts een facultatief onderdeel vormt waarmee de maatschappelijke meerwaarde (eerder) kan worden aangetoond. Als het wel om een resultaatverplichting zou gaan, zou die naar de mening van eiseres onverbindend zijn, omdat participatie in ruimtelijk opzicht niet relevant is.
4.6
Het bestreden besluit is volgens eiseres in strijd met de jurisprudentie over partici-patie. De raad stelt dat sprake is van onzorgvuldigheden op het gebied van participatie die niet kunnen worden weggenomen, maar heeft volgens eiseres niet aangegeven welke onzorgvuldigheden hij daarmee bedoelt en waarom die van dusdanig gewicht zijn dat strijd bestaat met een goede ruimtelijke ordening. Dat is naar haar mening in strijd met het motiveringsbeginsel van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Eiseres verwijst in dit kader naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS: 2019:3580.
4.7
Voorts is eiseres van mening dat de raad bij zijn besluit om geen vvgb af te geven en daarmee dus ook verweerder bij zijn besluit om de aangevraagde vergunning te weigeren, ten onrechte procedurele aspecten c.q. onzorgvuldigheden heeft betrokken die speelden bij de eerste aanvraag voor het zonnepark. Dat is volgens eiseres in strijd met verweerders bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan. Verweerder moet op basis van de ingediende stukken beoordelen of wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening. Er is naar de mening van eiseres geen ruimte om bij die beoordeling ook procedurele aspecten uit een vorige aanvraag te betrekken, te meer omdat die eerdere aanvraag door eiseres is ingetrokken en niet heeft geleid tot een definitief besluit.
4.8
Eiseres is van mening dat zij heeft voldaan aan haar inspanningsverplichting om bovenmatige hinder voor omwonenden te voorkomen, in de eerste plaats door middel van compensatie in natura. Daarnaast heeft eiseres aan de omwonenden een omvangrijk aanbod gedaan om financieel te profiteren van het zonnepark. Dat een aantal omwonenden desondanks principieel tegen zonneparken op het maaiveld is, betekent volgens eiseres nog niet dat daarom geen sprake is van voldoende draagvlak in de zin van het Beoordelingskader zonneparken. De afspraken die met omwonenden zijn gemaakt hoeven naar de mening van eiseres niet te worden vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst. Van de initiatiefnemer mag alleen worden verlangd om inzichtelijk te maken welke inspanningen zijn verricht om aantasting van het woongenot van omwonenden te beperken. Het gaat er daarbij om of dusdanige maatregelen kunnen worden genomen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
4.9
Het enkel ontbreken van voldoende draagvlak betekent naar de mening van eiseres niet dat daarom een vvgb voor het project mocht worden geweigerd door de raad.
4.1
Eiseres is van mening dat zij met de ruimtelijke onderbouwing en de aanvullende rapporten en adviezen, waaronder het landschappelijk inrichtingsplan, voldoende heeft aangetoond dat het zonnepark past in het gemeentelijke en provinciale beleid en dat de grootte en de locatie van het zonnepark niet aan het afgeven van een vvgb in de weg staan.
4.11
Eiseres stelt dat het standpunt van de raad dat het zonnepark vanaf de dijk zichtbaar is, feitelijk onjuist is. Het zonnepark, dat 1/3 kleiner zal geworden dan gepland, zal volgens eiseres niet zichtbaar zijn vanaf de dijk. Zij verwijst daarvoor naar een aantal bewerkte foto’s (artist impressions) die zijn overgelegd naar aanleiding van de motie van de raad. Om ervoor te zorgen dat er jaarrond geen zicht is op het zonnepark vanaf de dijk, zal de houtsingel worden aangevuld met groenblijvende soorten.
4.12
Verder wordt er een voedselbos van 0,75 hectare aangelegd aan de kant van de dijk waar wel zicht bestaat op het zonnepark, omdat de houtsingel een klein stuk is onderbroken. Een en ander zou als voorwaarde aan de vergunning kunnen worden verbonden, waardoor eiseres publiekrechtelijk gehouden is de landschappelijk inpassing volgens de aanvraag te realiseren en gedurende de termijn van de omgevingsvergunning in stand te houden.

Standpunt verweerder

5.1
Verweerder heeft er op gewezen dat de raad van mening is dat er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening bij het realiseren van dit zonnepark. Verweerder meent dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen vvgb af te geven. Daarmee staat volgens verweerder vast dat de gevraagde vergunning niet verleend kan worden.
5.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat er voldoende participatie wordt bevorderd en dat er voldoende maatschappelijk draagvlak is gecreëerd voor het zonnepark. Het gaat daarbij volgens verweerder om een harde randvoorwaarde, waaraan de raad de consequentie kan verbinden dat zij geen medewerking verleent aan afwijking van de regels van het bestemmingsplan. In dit geval is de raad van mening dat niet aan deze randvoorwaarden wordt voldaan.
5.3
Volgens verweerder is eiseres onvoldoende tegemoet gekomen aan de bedoeling van de raad zoals verwoord in de motie van ‘Zonnepark Hooiweg’ van 20 april 2020, waarin is aangegeven dat het plan niet voldoet aan het gemeentelijk beleid, onder andere wat betreft de participatiemogelijkheden voor de gemeenschap.
5.4
De raad heeft het college gevraagd om eiseres en de omwonenden te benaderen om wederzijds stappen te zetten op het onderwerp participatie en daarover een door beide partijen onderschreven notitie in te dienen. De raad heeft geconstateerd dat het participatie-proces vanaf de start van het project onzorgvuldigheden kent en dat het draagvlak niet verbeterd is na de behandeling in de raadscommissie, de op 14 mei 2020 gehouden bijeenkomst met omwonenden en de ontwikkelaar onder begeleiding van een onafhankelijk voorzitter en de aanvullende reacties daarna. Daarmee ligt er naar het oordeel van de raad nog steeds geen plan dat voldoet aan de uitgangspunten zoals vastgesteld in het Beleids-kader.
5.5
Verweerder voert aan dat de raad bij projecten als een zonnepark op een beoogde locatie een afweging moet maken tussen het belang van een duurzame energievoorziening in het kader van de energietransitie en de belangen van de omwonenden. Volgens verweerder is uit jurisprudentie af te leiden dat daarbij gelet wordt op de inspanningen van de initiatiefnemer, maar ook op het aantal zienswijzen dat is ingediend tegen het project. Doordat de raad een ontwerpbesluit weigering verklaring van geen bedenkingen ter inzage heeft gelegd, heeft er ook een ontwerpbesluit weigering omgevingsvergunning ter inzage gelegen. Dat er slechts twee zienswijzen (van eiseres en van de belangengroep Marshoek Stroomt) zijn binnengekomen, is volgens verweerder te verklaren omdat omwonenden die tegen het zonnepark zijn, geen zienswijze zullen indienen tegen een ontwerpbesluit weigering omgevingsvergunning en/of een ontwerpbesluit weigering verklaring van geen bedenkingen. Wel heeft de belangengroep Marshoek Stroomt per brief van 20 oktober 2020 te kennen gegeven het ontwerpbesluit weigering omgevingsvergunning te ondersteunen. Daarnaast is aan de raad een handtekeningenlijst overhandigd van in totaal 66 omwonenden die ernstige bezwaren hebben tegen de realisatie van het zonnepark. Van de lijst van ‘benaderde direct omwonenden’ die eiseres heeft toegevoegd aan de ruimtelijke onderbouwing, heeft driekwart de handtekeningenlijst getekend en daarmee kenbaar gemaakt bezwaar te hebben tegen de realisatie van het zonnepark.
5.6
Wat betreft de inpassing van het zonnepark in het beoogde gebied, is verweerder van mening dat het project niet voldoet aan het Beoordelingskader, waarin is vastgelegd dat het initiatief moet aansluiten op het karakteristiek van het gebied. De raad heeft meermaals uitgesproken dat de grootte en uitstraling van dit park te industrieel is ten opzichte van de karakteristieken van het landschap ter plaatse. Verder vindt de raad dat de zichtbaarheid van het zonnepark vanaf de Vechtdijk, die volgens de raad nog steeds bestaat, in strijd is met het Beoordelingskader.

Inbreng Marshoek Stroomt

6. Ter zitting hebben de aanwezigen nader toegelicht wat de bezwaren zijn tegen het zonnepark en hoe wordt aangekeken tegen de initiatieven van eiseres. Zij hebben zich achter het standpunt van verweerder geschaard.

Beoordeling

7.1
Verweerder heeft het bestreden besluit gemotiveerd met de verwijzing naar de weigering van de raad om de vereiste vvgb af te geven. De rechtbank gaat er daarom van uit dat verweerder daarmee ook de motivering van de raad voor de weigering van de vvgb tot de zijne heeft gemaakt. De zaak spitst zich daarom toe op de vraag of de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen vvgb af te geven voor het zonnepark.
7.2
De vvgb kan slechts slechts worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening. Dit is een integrale en complexe belangenafweging, waarbij de raad beleidsruimte heeft. Aan de hand van de beroepsgronden wordt beoordeeld of de weigering van de vvgb en daarmee het besluit tot weigering van de omgevingsvergunning rechtmatig is. De rechtbank stelt niet zelf vast of het realiseren van het zonnepark al dan niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen om de vvgb in het onderhavige geval te weigeren.
7.3
Zoals hiervoor uiteengezet berust de weigering van de vvgb enerzijds op het argument dat de omvang van het zonnepark te groot is voor deze locatie, omdat de karakteristiek van het gebied te zwaar wordt aangetast; en anderzijds op het argument dat het participatieproces niet voldoet aan de door de raad gestelde eisen, waardoor de impact van het ruimtegebruik maatschappelijk niet gerechtvaardigd kan worden. Eiseres heeft dit voorafgaand aan het bestreden besluit en nadien steeds uitgebreid bestreden. Zo heeft eiseres onder meer gewezen op haar inspanningen in het kader van het participatieproces. Ook heeft eiseres gewezen op de door haar overgelegde ruimtelijke onderbouwing, mede op basis waarvan het college juist positief stond tegenover realisatie van het zonnepark en zodoende aan de raad heeft voorgesteld om de vvgb voor het zonnepark te verlenen. Ook heeft eiseres gewezen op haar zienswijze gericht tegen het ontwerpbesluit tot weigering van de vvgb.
7.4
De raad heeft zowel in het besluit tot weigering van de vvgb als in de nota van zienswijzen slechts summier onderbouwd waarom de raad meent dat de vvgb in het belang van een goede ruimtelijke ordening moest worden geweigerd. Hoewel het de raad is toegestaan om de zienswijzen samengevat weer te geven en de raad ook niet op ieder argument afzonderlijk van een zienswijze behoeft in te gaan, neemt dat niet weg dat de raad inzichtelijk moet maken op welke wijze de raad de relevante ruimtelijke belangen heeft gewogen. Dat betekent in het onderhavige geval dat de raad niet kon volstaan met de door haar uitgevoerde beperkte beoordeling van het belang van een goede ruimtelijke ordening door enkel te stellen dat vanwege de omvang van het zonnepark de karakteristiek van het gebied te zwaar wordt aangetast, terwijl dit verder niet is onderbouwd. Het voorgaande klemt te meer, omdat verweerder de raad positief had geadviseerd en daarom van de raad – ondanks diens onafhankelijke positie ten opzichte van verweerder – mag worden verlangd dat hij zijn weigering van een nadere, meer inhoudelijke motivering had voorzien, waarin ook het belang van eiseres meer kenbaar was afgewogen. Temeer ook nog omdat de raad zijn standpunt ten aanzien van locatie en omvang reeds had ingenomen ten aanzien van het eerste plan van eiseres dat voorzag in een veel groter zonnepark dan het zonnepark dat thans ter beoordeling voor ligt en op een ietwat andere locatie en aankleding van die locatie dan thans het geval is.
7.5
Ook is uit de motivering van het bestreden besluit en het verhandelde ter zitting niet duidelijk geworden waarom eiseres – los van de vraag of sprake is van een goede ruimtelijke ordening ter plaatse - niet heeft voldaan aan haar inspanningsverplichting ten aanzien van participatie en het creëren van voldoende draagvlak om zo de maatschappelijke meerwaarde conform het Beoordelingskader aan te tonen. Onduidelijk is wat er door eiseres meer of anders gedaan zou moeten worden om daar wel aan te voldoen. In dit verband is verder relevant dat blijkens het Beoordelingskader de maatschappelijke meerwaarde ook op andere manieren kan worden aangetoond. De raad heeft dit onvoldoende onderkend. Ook hierom kan de weigering en daarmee het bestreden besluit niet in stand blijven. Onduidelijk is eveneens gebleven wat de raad onder participatie verstaat en welke mate van participatiegraad voor de raad ten minste behaald had moeten zijn. Onduidelijk is voorts gebleven waarom de raad de gevolgen voor het niet behalen van de noodzakelijke participatie(graad) geheel en al bij eiseres legt.
7.6
Verder blijft onduidelijk of het zonnepark nu wel of niet zichtbaar zal zijn vanaf de Vechtdijk ondanks de door eiseres voorgestelde aanpassingen en extra groenvoorzieningen. Verweerders gemachtigde heeft op de zitting gesteld dat enkele raadsleden ter plekke zijn gaan kijken en hebben geconstateerd dat het zonnepark nog steeds te zien zal zijn vanaf de dijk, maar hierover is niets terug te vinden in de stukken.
7.7
Verweerder heeft noch in het verweerschrift, noch op de zitting nader inhoudelijk verweer gevoerd ten aanzien van de uitgebreide gronden die eiseres in haar beroepschrift naar voren heeft gebracht.
7.8
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en daarom wegens strijd met artikel 3.46 van de Awb niet in stand kan blijven.

Conclusie

8.1
Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak een nieuw, beter gemotiveerd besluit op de aanvraag van eiseres moeten nemen.
8.2
De rechtbank ziet geen reden om in deze uitspraak te bepalen dat verweerder het nieuwe besluit moet nemen op basis van het Beoordelingskader, zoals dat gold van 26 juni 2017 tot en met 17 december 2018, zoals eiseres bij brief van 15 april 2022 heeft verzocht. De nieuwe beleidsregels “Wijziging bele id duurzame energie’ die de raad in december 2021 heeft vastgesteld, zullen pas in september 2022 aan verweerder worden aangeboden en zijn op dit moment nog niet in werking getreden. Naar het zich laat aanzien zal daarom ten tijde van het nieuw te nemen besluit dat nieuwe beleid nog niet gelden. Overigens wijst de rechtbank er op dat het nog steeds gaat om de beoordeling van de aanvraag van 24 januari 2020 ten aanzien waarvan thans nog steeds geldt dat daarop het Beoordelingskader van toepassing is.

Beslistermijn

9. Om de voortgang van de procedure te bevorderen ziet de rechtbank aanleiding om verweerder een termijn te stellen voor het nemen van het nieuwe besluit, te weten uiterlijk binnen 8 weken na de datum van verzending van deze uitspraak.

Griffierecht

10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt

Proceskosten

11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 759,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om binnen 8 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,-- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, voorzitter, en mr. A.T. de Kwaasteniet en mr. B.A.J. Haagen, leden, in aanwezigheid van G. Kootstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.