ECLI:NL:RBOVE:2022:163

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
08.187743.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en wapenbezit door 20-jarige man met jeugddetentie als gevolg

Op 24 januari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van verkrachting en wapenbezit. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een jeugddetentie van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De zaak kwam aan het licht na een incident op 13 juli 2021, waarbij het slachtoffer, een meisje, naar de woning van de verdachte ging. Tijdens deze ontmoeting heeft de verdachte het slachtoffer gedwongen tot seksuele handelingen, ondanks herhaaldelijke tegenstand van haar kant. Het slachtoffer heeft meerdere keren aangegeven dat ze niet wilde, heeft geschreeuwd en geprobeerd zich te verzetten. De verdachte heeft haar echter vastgehouden en een wapen getoond, wat de situatie voor het slachtoffer bijzonder bedreigend maakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.

Naast de jeugddetentie is de verdachte ook verplicht om een schadevergoeding van ruim 5.000 euro aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychische gevolgen voor het slachtoffer en de ernst van de gepleegde feiten. De verdachte heeft een licht verstandelijke beperking en een autismestoornis, wat volgens de rechtbank invloed heeft gehad op zijn gedrag en de wijze waarop hij sociale situaties inschat. De rechtbank heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de omstandigheden van de verdachte en de gepleegde feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van seksuele geweldsmisdrijven en de noodzaak van bescherming van slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.187743.21 (P)
Datum vonnis: 24 januari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
nu verblijvende in Forensisch Centrum Teylingereind in Sassenheim.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 januari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Markink-Grolman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.D. Onland, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na aanpassing van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 10 januari 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer] heeft verkracht;
feit 2:een gasrevolver, een gaspistool en een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 13 juli 2021 te Enschede
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door
bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden,
een persoon, te weten [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het
ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, te weten
- het brengen van zijn penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen
van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de
schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn tong tussen en/of over de schaamlippen van die
[slachtoffer] en/of
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] ,
waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die
bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in
heeft/hebben bestaan dat verdachte
- die [slachtoffer] op het bed heeft getrokken/gedrukt en/of
- die [slachtoffer] vast heeft gehouden toen die [slachtoffer] op wilde staan
en/of
- de handen en/of de benen van die [slachtoffer] vast heeft gepakt en/of
gehouden en/of
- aan het shirt van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden en/of uit
heeft getrokken en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd “als je hem zelf niet uitdoet, trek ik jouw broek wel kapot”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gepakt en/of aan die
[slachtoffer] heeft getoond en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd “ik wil neuken” en/of “als je jouw
bek niet houdt, dan krijg je de kogel”, althans woorden van soortgelijke
dreigende aard of strekking en/of
- zijn hand op/over de mond van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of
gehouden toen die [slachtoffer] schreeuwde en/of
- ( hierbij) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] en/of
- ( hierbij) meerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en/of
non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 13 juli 2021 te Enschede
een of meerdere wapens, te weten
- een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een gasrevolver, van het merk Rohm, type RG 89, kaliber 9 mm
R.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of
pistool en/of
- een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een gaspistool, van het merk Rohm, model RG-3S, kaliber 6 mm,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
- een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te
weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een
elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of
pijn kon worden toegebracht,
voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie zijn beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om vrijspraak van feit 1. Verdachte heeft toegegeven dat hij seksuele handelingen heeft verricht bij [slachtoffer] , hij ontkent echter dat daarbij sprake was van dwang. De verklaring van [slachtoffer] is op dat punt onbetrouwbaar.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1
Voldoende steunbewijs en betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
Volgens het tweede lid van artikel 342 Sv kan het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit bewijsminimumvoorschrift strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat het de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één persoon genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [slachtoffer] voldoende worden ondersteund door de volgende bewijsmiddelen.
Meerdere getuigen bevestigen dat [slachtoffer] vrijwel direct na de ontmoeting huilend en overstuur uit de woning van verdachte kwam. Daarnaast heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte een wapen pakte. Tijdens de doorzoeking later op dezelfde dag is in de slaapkamer van verdachte een wapen gevonden, dat overeenkomt met de omschrijving die zij van het wapen heeft gegeven. De verdachte heeft verklaard dat hij na afloop van de seks een bericht aan [slachtoffer] heeft gestuurd waarin hij zegt dat het hem spijt. [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat er seks was tussen hem en [slachtoffer] en dat dit ‘deels wel deels niet’ vrijwillig was.
[slachtoffer] heeft meerdere verklaringen bij de politie afgelegd, die onderling consistent zijn. Nu [slachtoffer] consistente verklaringen heeft afgelegd die voldoende worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, vindt de rechtbank haar verklaringen betrouwbaar en geloofwaardig.
Dat betekent dat de rechtbank de verklaring van verdachte op de zitting, dat hij [slachtoffer] niet heeft gedwongen om seks met hem te hebben, niet geloofwaardig vindt. Daarbij weegt ook mee dat verdachte wisselend heeft verklaard en de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd meer aansluit bij de verklaringen van [slachtoffer] en andere getuigen . Bij de politie heeft hij verklaard dat [slachtoffer] meerdere keren heeft gezegd dat zij het niet wilde. Hij stopte dan even, maar ging ook steeds een stapje verder. Uiteindelijk is zij volgens verdachte huilend weggegaan en heeft hij nog sorry gezegd.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt, gelet op de voorgaande overwegingen, op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen op de terechtzitting is besproken, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 13 juli 2021 heeft verdachte met [slachtoffer] bij hem thuis afgesproken. Zij zijn naar zijn slaapkamer gegaan. Verdachte heeft [slachtoffer] op zijn bed getrokken. Hij heeft aan haar shirt getrokken en haar borsten betast. [slachtoffer] zei steeds dat ze niet wilde dat verdachte aan haar zat. Hij heeft haar bij haar armen en benen vastgehouden. Hij heeft met zijn vingers bij haar vagina gevoeld. Hierbij drukte hij zo hard dat [slachtoffer] veel pijn had. Ook is hij met zijn vingers in haar vagina gegaan. [slachtoffer] schreeuwde hierbij dat verdachte haar pijn deed. Hierna heeft verdachte de broek en onderbroek van [slachtoffer] naar beneden getrokken. Toen zij dat probeerde tegen te houden, heeft hij tegen haar gezegd: ‘Als je hem zelf niet uitdoet, trek ik jouw broek wel kapot’. Verdachte trok de broek en onderbroek van [slachtoffer] tot op haar enkels. Hierna drukte hij haar op het bed. Hij heeft haar handen gepakt. [slachtoffer] heeft geprobeerd verdachte opzij te duwen. Ze heeft geschreeuwd en tegengestribbeld. Ze probeerde verdachte te trappen. Verdachte heeft een wapen gepakt dat op een revolver leek en dat naast [slachtoffer] gelegd. Hij heeft tegen haar gezegd: ‘Ik wil neuken’. [slachtoffer] heeft gezegd dat zij dat niet wilde en dat hij haar los moest laten. [slachtoffer] heeft steeds geschreeuwd. Verdachte heeft tegen haar gezegd: ‘Als je jouw bek niet houdt dan krijg je de kogel’. Ook heeft hij zijn hand op haar mond gedaan toen ze schreeuwde. Verdachte heeft zijn penis uit zijn broek gehaald en in de vagina van [slachtoffer] gebracht. Ook heeft hij aan de schaamlippen van [slachtoffer] gelikt.
Gelet op de hiervoor weergegeven overwegingen en feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
4.3.2
Feit 2
De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
1. De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 10 januari 2022.
2. Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (pagina 103 tot en met 105).
3. Het proces-verbaal onderzoek wapen van 29 november 2021 (pagina 148 tot en met 152).
4. Het proces-verbaal onderzoek wapen van 29 november 2021 (pagina 153 tot en met 157).
5. Het proces-verbaal onderzoek wapen van 26 november 2021 (pagina 158 tot en met 164).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven en in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 juli 2021 te Enschede door geweld en door bedreiging met geweld,
een persoon, te weten [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, te weten
- het brengen van zijn penis in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn vingers in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn tong over de schaamlippen van die [slachtoffer] en
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] ,
waarbij dat geweld en die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld er in hebben bestaan dat verdachte
- die [slachtoffer] op het bed heeft getrokken/gedrukt en
- die [slachtoffer] vast heeft gehouden toen die [slachtoffer] op wilde staan en
- de handen en de benen van die [slachtoffer] vast heeft gepakt en gehouden en
- aan het shirt van die [slachtoffer] heeft getrokken en
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd “als je hem zelf niet uitdoet, trek ik jouw broek wel kapot” en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gepakt en aan die [slachtoffer] heeft getoond en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd “ik wil neuken” en “als je jouw bek niet houdt, dan krijg je de kogel”, en
- zijn hand op/over de mond van die [slachtoffer] heeft gedaan en gehouden toen die [slachtoffer] schreeuwde en
- hierbij misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] en
- hierbij meerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en
- aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
2.
hij op 13 juli 2021 te Enschede meerdere wapens, te weten
- een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasrevolver, van het merk Rohm, type RG 89, kaliber 9 mm R.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en
- een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Rohm, model RG-3S, kaliber 6 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
- een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of
pijn kon worden toegebracht,
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
verkrachting;
feit 2
het misdrijf:
de eendaadse samenloop van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de gepleegde feiten verdachte niet volledig kunnen worden toegerekend. Zij heeft de volgende straf gevorderd: een jeugddetentie voor de duur van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Zij wil ook dat daarbij de volgende bijzondere voorwaarden opgelegd:
- een meldplicht bij de reclassering;
- opname in FPA De Boog of een soortgelijke instelling, voor de duur van maximaal achttien maanden;
- meewerken aan plaatsing bij een vorm van begeleid wonen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank gevraagd om de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Verder heeft hij gevraagd om bij het opleggen van een straf rekening te houden met de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft [slachtoffer] verkracht. [slachtoffer] heeft zich op verschillende manieren verzet tegen het hebben van seks met verdachte. Zij heeft meerdere malen gezegd dat ze het niet wilde. Ook heeft ze geschreeuwd, verdachte gezegd dat hij haar pijn deed en hem getrapt. Toch is verdachte niet gestopt, maar is hij juist steeds een stap verder gegaan. Dit was voor [slachtoffer] een erg bedreigende situatie, vooral toen verdachte een wapen aan haar liet zien en haar zei dat ze de kogel zou krijgen als ze haar mond niet zou houden. Verdachte heeft daarmee een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] .
Verkrachting is een zeer ernstig feit, dat bij het slachtoffer naast pijn en angst ook grote en langdurige psychische problemen kan veroorzaken. Dat is ook bij [slachtoffer] gebeurd. Uit de toelichting bij de vordering benadeelde partij van [slachtoffer] blijkt dat zij onder behandeling is voor de psychische klachten die zij ervaart.
De rechtbank houdt rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 september 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een misdrijf.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van de rapportage van psycholoog T. Smits van 27 oktober 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
Er is bij verdachte sprake van zwakbegaafdheid en een autismestoornis. Hierdoor heeft hij met name in sociale situaties minder goed overzicht. Hij kan zich sociaal minder goed redden dan anderen. Dat was ook zo in de periode van de tenlastegelegde feiten. Omdat verdachte gedeeltelijk ontkent, is niet duidelijk geworden hoe zijn problematiek invloed heeft gehad op de tenlastegelegde feiten. Het is wel aannemelijk dat de problematiek in enige mate zijn keuzevrijheid heeft beperkt. Het is voorstelbaar dat zijn beperkte begripsvermogen van (sociale) situaties een rol heeft gespeeld, bijvoorbeeld in het initiëren van seksueel contact. Het vormgeven van relaties, initiëren van (seksueel) contact en het aanvoelen van de behoeftes en grenzen van de ander zijn moeilijker voor verdachte. Daardoor bestaat de kans dat hij sneller over de grenzen van andere heengaat. De kans op herhaling wordt als matig geschat. De indruk bestaat dat er thuis onvoldoende toezicht en begeleiding wordt geboden, waardoor verdachte overvraagd wordt op relationeel vlak. Daardoor neemt de kans op herhaling toe. Er wordt behandeling en begeleiding geadviseerd, om het herhalingsgevaar te verlagen en de ontwikkeling van verdachte te bevorderen. Hij heeft een behandeling nodig waarbij hij concrete vaardigheden krijgt aangeleerd. Dat kan het best in een klinische of dagklinische setting. Seksuele voorlichting aangepast op zijn pathologie, een delictanalyse met aandacht voor eventuele seksuele stoornissen en een eventuele behandeling zijn daarbij nodig. Een ander behandeldoel is het vergroten van het mentaliseringsvermogen, waardoor verdachte beter zicht krijgt op gedachten, gevoelens en behoeften van anderen en zichzelf en hij zichzelf in anderen leert te verplaatsen.
Ook heeft hij begeleiding nodig die gericht is op zelfstandiger worden op het gebied van zelfstandig wonen en leren omgaan met geld. Verder wordt geadviseerd de dagbesteding in de vorm van werk voort te zetten.
De psycholoog adviseert om het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het reclasseringsadvies van B.C. Bast van 21 oktober 2021. De reclassering sluit zich aan bij het advies van de psycholoog. Op de zitting heeft de heer Bast een toelichting gegeven op het advies. Verdachte staat inmiddels op de wachtlijst bij FPA de Boog. Daar is passend aanbod voor mensen met een licht verstandelijke beperking en een autismespectrumstoornis. Dat is wel in het kader van volwassenenreclassering, maar de reclassering vindt dat een passender omgeving voor verdachte.
De officier van justitie en de verdediging hebben gevraagd om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dat kan als de persoonlijkheid van een verdachte tussen de 18 en 23 jaar of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan daartoe aanleiding geven.
De rechtbank vindt dat de persoonlijkheid van de verdachte aanleiding geeft om het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat hij een licht verstandelijke beperking heeft en omdat hij hulp en begeleiding nodig heeft om zelfstandiger te worden.
Ook ziet de rechtbank reden om de gepleegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, omdat verdachte door zijn beperking minder goed in staat is om sociale situaties te begrijpen.
De gepleegde feiten zijn zo ernstig dat er een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Wel vindt de rechtbank dat er een lagere straf moet worden opgelegd dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat het jeugdstrafrecht wordt toegepast en de gepleegde feiten in verminderde mate aan verdachte worden toegerekend. De rechtbank zal de volgende straf aan verdachte opleggen: een jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarbij horen de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. Verdachte lijkt op termijn geplaatst te kunnen worden bij FPA De Boog. Dit is een behandelplek voor volwassenen. De reclassering heeft met het oog daarop geadviseerd Reclassering Nederland opdracht te geven toezicht te houden op verdachte. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte onder toezicht komt te staan van Reclassering Nederland, in plaats van de jeugdreclassering.
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. De psycholoog heeft geconcludeerd dat het gevaar dat verdachte nog een keer (zeden)delict zal plegen, toeneemt als er onvoldoende toezicht en begeleiding is.
De rechtbank vindt het daarom noodzakelijk dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het geldbedrag van € 27,50 moet worden teruggegeven aan verdachte, omdat dit geld van hem is. Zij heeft gevorderd dat de drie wapens die bij feit 2 op de tenlastelegging worden genoemd, worden onttrokken aan het verkeer. Het gaat om:
- de gasrevolver van het merk Rohm, type RG 89, kaliber 9 mm R.K.;
- het gaspistool van het merk Rohm, model RG-3S, kaliber 6 mm;
- het stroomstootwapen.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank is van oordeel dat de gasrevolver, het gaspistool en het stroomstootwapen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen feit 2 is begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van het geldbedrag, aangezien het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.044,92 [vijfduizend vierenveertig euro en tweeënnegentig eurocent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit € 44,92 aan reiskosten. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering af te wijzen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 5.044,92, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
De rechtbank bepaalt bij de oplegging van de onderhavige maatregel de duur van de gijzeling op nul dagen

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36b, 36c, 55, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77gg en 77za Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
verkrachting;
feit 2
het misdrijf:
de eendaadse samenloop van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich gedurende een periode van maximaal achttien maanden laat opnemen in FPA De Boog, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- indien de reclassering dit nodig acht zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 77z Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 5.044,92 (bestaande uit € 44,92 materiële schade en € 5.000,-- immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1): van een bedrag van € 5.044,92 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.044,92, (zegge: vijfduizend vierenveertig euro en tweeënnegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van nul (0) dagen kan worden toegepast;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de volgende voorwerpen:
- de gasrevolver van het merk Rohm, type RG 89, kaliber 9 mm R.K.;
- het gaspistool van het merk Rohm, model RG-3S, kaliber 6 mm;
- het stroomstootwapen.
- gelast de teruggave van € 27,50 aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. H. Stam en mr. L. Kesteloo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder en mr. D.N. Esajas, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2022.
Buiten staat
Mr. Kesteloo is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ONRBC21233 (onderzoek Specht). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 22 tot en met 39), inhoudende, voor zover van belang:
Gisteren (de rechtbank begrijpt: 13 juli 2021) ben ik bij [verdachte] thuis geweest. We hadden rond 12.00 uur afgesproken. Op zijn kamer ging hij op bed liggen en ik ging staan. Hij trok mij telkens naar achteren en probeerde aan mij te zitten en ik gaf al snel aan dat ik dat niet wou. Hij trok mij naar achter op het bed. Ik probeerde omhoog te komen van het bed af. Hij hield me vast waardoor ik niet omhoog kon. Omdat hij ook al aan mijn shirt aan het trekken was en aan de binnenkant van mijn been zat enzo, zei ik telkens ‘niet doen’. Ik drukte zijn hand telkens weg en zei ‘niet doen, dit wil ik niet’. Ik had ook een paar keer gezegd dat ik weg wilde gaan. Hij liet me niet gaan.
Hij probeerde mijn shirt aan de bovenkant naar voren te trekken en naar mijn borsten te kijken en ook aan te raken. Hij probeerde ook mijn shirt aan de onderkant uit mijn broek te trekken. Hij probeerde in mijn borsten te knijpen. Het lukte half, want ik duwde hem weg.
We waren een peuk aan het roken. Op het moment dat ik de peuk uitdrukte toen trok hij mij op het bed. Ik kwam achterover op het bed terecht.
Hij hield me met zijn handen vast. Hij ging de hele tijd met me liggen. Ik zei telkens ‘laat me rechtop, laat me los’. Hij hield me vast van achteren met zijn armen om mijn schouders/bovenarmen heen. Eén hand had hij voor mijn borst. Met zijn andere hand zat hij aan de binnenkant van mijn been.
Ik was best wel stellig en boos. Ik zei: ‘je moet geen dingen doen die ik niet wil’.
Ik wilde mijn helm pakken om weg te gaan. Toen ging hij voor me staan. [verdachte] drukte me toen terug en smeet mijn helm en telefoon aan de kant. Toen smeet hij mij het bed op. Toen probeerde hij mijn broek uit te trekken, wat ik tegen probeerde te houden. Hij zat half op mij. Met zijn handen hield hij mijn handen vast op mijn rug. Ondertussen probeerde hij mijn broek uit te trekken. Ik probeer die broek weer omhoog te trekken. Op het moment dat hij mij opzij gooide, liet hij mijn handen los. Ik deed mijn benen wijd, zodat hij de broek niet verder naar beneden kon trekken.
Er ontstond een worsteling. Op een gegeven moment had hij mijn benen en handen vast boven mijn hoofd. Hij trok toen mijn broek naar beneden. Voordat hij de broek naar beneden deed, probeerde hij mij te vingeren. Hij ging achter mijn broek mij vingeren. Ik probeerde mijn benen bij elkaar te houden. Hij probeerde zolang te drukken tot het lukte en hij bij mijn vagina kon komen. Het deed heel erge pijn, omdat hij zo hard doordrukte. Ik voelde het aan de bovenkant bij de bovenste schaamlippen in het begin en uiteindelijk drukte hij zo hard door dat ik het bij mijn vagina voelde. Hij ging er op een gegeven moment in, maar hij deed het zo dat het heel erg veel pijn deed. Ik schreeuwde nog: ‘Je doet mij pijn’. Ik probeerde mij los te maken om weg te komen. [verdachte] bleef maar doorgaan. En toen stopte hij met vingeren. Toen had hij één kant omlaag van mijn broek. Toen kwam er een worsteling en toen had hij mijn broek wel naar beneden gekregen. Hij trok eerst mijn joggingbroek omlaag en daarna mijn onderbroek. Mijn broek ging tot mijn enkels. Toen is hij tussen mijn benen gaan zitten op de rand van het bed. Daarna drukte hij mij verder op het bed. Hij tilde mij op en gooide mij verder naar het bed. Vervolgens pakte hij mijn handen weer vast bij elkaar en probeerde hij zijn broek los te maken. Ik probeerde hem opzij te duwen met mijn benen om hem heen geklemd. Later kreeg hij zijn broek open en toen haalde hij zijn geslachtsdeel eruit. Hij probeerde zijn geslachtsdeel in mijn geslachtsdeel te doen. Ik schreeuwde en stribbelde tegen. Hij draaide mij op mijn rechterzij. Toen deed hij hem de hele tijd erin. Vervolgens legde hij me op mijn rug. Mijn benen zaten achter mij. Toen ging hij er weer in. Het deed heel veel pijn, hij drukte gewoon door. Hij ging heen en weer. Hij zei ‘ik wil je neuken, ik wil je neuken’. Kort daarna stopte hij in één keer.
Toen hij probeerde erin te gaan, maar het niet lukte, toen heeft hij nog met zijn mond bij mijn vagina gezeten. Hij ging likken bij mijn schaamlippen. Hij ging met zijn hoofd bij mijn vagina en toen trapte ik hem.
Voordat hij mij op mijn zij legde, probeerde ik hem te trappen. Hij greep naar zijn kussens in de hoek en haalde een vuurwapen er vandaan. Hij legde het naast mij neer. Het was een revolver. Het ronde waar de kogels in moesten was zilver. Daar omheen was het bruinachtig.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met [slachtoffer] (pagina 18 tot en met 21), inhoudende, voor zover van belang:
[slachtoffer] vertelde dat zij vanmiddag (de rechtbank begrijpt: 13 juli 2021) bij [verdachte] zou gaan chillen. [verdachte] woont aan [adres 1] .
[slachtoffer] is met [verdachte] naar boven naar de slaapkamer van [verdachte] gegaan. [verdachte] begon de hele tijd aan [slachtoffer] te zitten. Aan haar kont en tieten. Over de kleding heen. [verdachte] ging haar onderbroek en broek tegelijk uittrekken. [verdachte] riep naar haar: ‘Als je hem zelf niet uitdoet trek ik jouw broek wel kapot’. [slachtoffer] wilde steeds opstaan, maar [verdachte] hield haar echt stevig vast. [slachtoffer] begon toen te huilen en te schreeuwen. [verdachte] greep toen het kussen op zijn bed en [slachtoffer] zag toen een vuurwapen. [verdachte] zei tegen [slachtoffer] : ‘Ik wil neuken’. [slachtoffer] zei tegen hem dat zij dit niet wilde en dat hij haar los moest laten. [verdachte] heeft het vuurwapen naast [slachtoffer] neergelegd. [slachtoffer] was de hele tijd aan het schreeuwen. [verdachte] riep toen tegen haar: ‘Als je jouw bek niet houdt dan krijg je de kogel’. [verdachte] is toen met zijn geslachtsdeel bij [slachtoffer] in haar vagina gegaan. Hij ging met zijn geslachtsdeel heen en weer in haar vagina. [slachtoffer] bleef schreeuwen. Hij deed zijn hand op haar mond.
Toen [verdachte] klaar was heeft [slachtoffer] haar spullen snel gepakt. [verdachte] wilde geld in haar handen drukken, maar dat wilde [slachtoffer] niet. [verdachte] heeft het geld toen in haar zak gedaan. [slachtoffer] is snel naar buiten gegaan. Ze is naar [naam 1] en [getuige 1] gegaan die op haar stonden te wachten.
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] (pagina 182 tot en met 195), inhoudende, voor zover van belang:
Ik woon aan de [adres 3] . Op 13 juli 2021 kwam [slachtoffer] bij mij thuis. Ik heb haar gevingerd. Haar broek zat al iets naar beneden en toen ben ik met mijn hand in haar broek en onderbroek gegaan.
[slachtoffer] zei meerdere keren dat ze het niet wilde. Wat heb jij daarvan meegekregen?
Ze heeft dat 1 keer gezegd toen ik haar vingerde, tijdens de seks heeft ze het meerdere keren gezegd.
Toen ik haar had gevingerd deed ik haar broek steeds meer omlaag en toen ze zei ‘ik wil niet’ toen ben ik gestopt. Daarna heb ik haar broek en onderbroek verder omlaag gedaan en heb ik haar op het bed gelegd zodat ik er bovenop kon.
Hoe zat het dan dat jij haar handen vast pakte en achter haar rug hield?
Ik heb wel 1 hand boven haar hoofd neergelegd en vast gehouden.
Wat merkte jij toen aan [slachtoffer] toen je vinger in haar kutje was?
Ze wilde het niet meer omdat het waarschijnlijk pijn deed en toen ben ik gestopt en toen deed ik haar broek verder uit. Het klopt dat ik haar broek en onderbroek naar beneden deed en mijn geslachtsdeel uit mijn broek haalde. Die heb ik bij haar in de vagina gedrukt.
Waarom stopte je met beffen?
Ze was in paniek, ze wilde weg.
[slachtoffer] zei nog dat je nog sorry zei. Ze huilde toen nog. Waarom ze je sorry dan?
Ik had haar later wel een appje gestuurd via Snapchat dat het me speet. Over hoe alles was gegaan zeg maar.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] (pagina 52 tot en met 61), inhoudende, voor zover van belang:
Op 13 juli 2021 was ik bij [naam 1] . [slachtoffer] had afgesproken met [verdachte] . [slachtoffer] appte ‘kun je me ophalen’. Ze kwam er huilend rennend aan, schor schreeuwen. Ik probeerde met haar te praten, dat ging eigenlijk al niet meer. Ik ben het gesprek aangegaan met [verdachte] om te vragen wat er was gebeurd. Hij zei dat er seks was. Maar omdat [slachtoffer] zo overstuur was vroeg ik aan hem ‘is dat vrijwillig gegaan’. [verdachte] zei ‘deels wel deels niet’.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] (pagina 89 tot en met 91), inhoudende, voor zover van belang:
Ik woon aan de [adres 2] . Op 13 juni (de rechtbank begrijpt: juli) 2021 was ik tussen half 1 en kwart voor 1 ’s middags buiten. Er stond een zilveren auto in een parkeervak. Er zaten twee jongeren in. Op de weg zag ik een meisje huilend naar die jongens rennen. Een kleine jongen ging richting de woning van [verdachte] .
6.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (pagina 103 tot en met 105), inhoudende, voor zover van belang:
Op 13 juli 2021 kwamen wij aan op de locatie [adres 3] . In de slaapkamer van [verdachte] zagen wij dat er op een bureaustoel een zwart plastic wapendoosje lag. Wij zagen dat er in het doosje een zwart gekleurde revolver lag met een bruin gekleurd handvat.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer ONRBC21233 (onderzoek Specht). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.