Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
mr. M.J. Jager en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. J.J. Weldam, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
(ING-) bankafschrift(en):
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
[aangever 10] uit Duitsland werd via internet een jukebox te koop aangeboden. De Nederlandse koper handelend onder de naam [alias 1] had interesse en [alias 1] en [aangever 10] kwamen een bedrag van € 7.740,00 overeen. [alias 1] verstuurde per e-mail een schermafdruk waaruit de betaling van de overeengekomen koopsom zou blijken. De jukebox moest afgeleverd worden op het adres [adres 2] . De Jukebox werd afgeleverd, maar [aangever 10] ontving nooit een betaling. Uit onderzoek bleek dat er meerdere rechtshulpverzoeken binnen waren gekomen bij het IRC Oost-Nederland die betrekking hadden op de persoon handelend onder de naam [alias 1] . Gezien de binnengekomen verzoeken uit het buitenland en de registraties in Nederland, werd besloten om op 10 januari 2017 een onderzoek genaamd ‘Jukebox’ te starten.
. [aangever 1] namens [bedrijf 1]
. [aangever 2] namens [bedrijf 2]
. [aangever 4] namens [bedrijf 4]
. [aangever 5] namens [bedrijf 5] GmbH
€ 5.500,00 plus € 180,00 verzendkosten. Op 26 juli 2016 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. Aangeefster heeft de [bedrijf 37] (Duitsland) de opdracht gegeven om het kopieerapparaat op 28 juli 2016 te leveren. [bedrijf 37] (Nederland) deed op die dag een poging tot levering, maar op het door [alias 1] genoemde adres was niemand ter plaatse. Aangeefster bekeek hierop haar rekening en constateerde dat de koopprijs nog niet was bijgeschreven. Een medewerkster van aangeefster stuurde daarop een e-mail naar [bedrijf 37] Duitsland met de instructie de kopieermachine niet af te leveren. Die instructie kwam echter te laat aan bij [bedrijf 37] (Nederland) en de kopieermachine werd op 29 juli 2016 alsnog afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof. Uit onderzoek bleek verder dat op 17 augustus 2016 een identieke kopieermachine via het Marktplaatsaccount van [medeverdachte] werd aangeboden voor een bedrag van € 3.999,00 en dat deze advertentie was geplaatst vanaf het IP-adres dat gekoppeld kon worden aan het toenmalige woonadres van [medeverdachte] .
. [aangever 35] namens [bedrijf 6]
. [aangever 36] namens [bedrijf 7]
. [aangever 37] namens [bedrijf 38]
. [aangever 7] namens [bedrijf 9]
. [aangever 8]
. [aangever 9]
€ 10.590,00. Op diezelfde dag stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De motorfiets werd vervolgens op 13 september 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
. [aangever 10] namens [bedrijf 39]
. [aangever 11]
. [aangever 12] namens [bedrijf 11]
e-mail benaderd door [alias 1] . De rechtbank begrijpt, gelet op het dossier, dat aangever
die datum bedoeld moet hebben en niet 12 september 2015 zoals in de aangifte is vermeld. [alias 1] vermeldde telefoonnummer 2 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een motorfiets KTM 450 EXC. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 10.445,00, inclusief transportkosten en extra kosten. Op 23 september 2016 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De motorfiets werd vervolgens op 26 september 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
. [aangever 13] namens [bedrijf 40]
. [aangever 14] namens [bedrijf 13]
. [aangever 15] namens [bedrijf 14]
€ 11.000,00. Op diezelfde dag stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De motorfiets werd vervolgens op 5 oktober 2016 geleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
. [aangever 16] namens [bedrijf 15]
€ 10.941,31. Op diezelfde dag stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De motorfiets werd vervolgens op 6 oktober 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
. [aangever 17] namens [bedrijf 16]
. [aangever 18] namens [bedrijf 41]
. [aangever 19] namens [bedrijf 42]
. [aangever 20] namens [bedrijf 43]
. [aangever 21] namens [bedrijf 19]
. [aangever 22] namens [bedrijf 20]
[aangever 23] namens [bedrijf 44]
€ 20.230,00. Op 30 november 2016 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. Het terreinvoertuig werd vervolgens op 1 december 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
. [aangever 24] namens [bedrijf 21]
€ 30.821,00. Op 3 mei 2017 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De minibagger werd vervolgens afgeleverd op het door [alias 2] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 2] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
[aangever 25] namens [bedrijf 22]
[aangever 26] namens [bedrijf 23]
€ 7.615,00. Op 4 mei 2017 stuurde hij een e-mail met een screenshot van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De vinylvloer werd vervolgens op 6 mei 2017 afgeleverd op het door [alias 2] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 2] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof..
[aangever 27] namens [bedrijf 45]
[aangever 28] namens [bedrijf 46]
[aangever 29] namens [bedrijf 47]
[aangever 30] namens [bedrijf 26] NV
[aangever 31] namens [bedrijf 28]
[aangever 38] namens [bedrijf 48]
€ 7.389,99. Hij stuurde in een e-mail een screenshot van een bankoverschrijving met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. Voor de levering stuurde [alias 2] nog een tweede e-mail met daarin een screenshot van een bankoverschrijving met daarop de overgemaakte leveringskosten van € 180,00. Op 20 juni 2017 werd de quad vervolgens afgeleverd op het door [alias 2] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 2] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdrukken niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
[aangever 39] namens [bedrijf 30]
[aangever 32] namens [bedrijf 31]
[aangever 40] namens [bedrijf 32]
[aangever 41] namens [bedrijf 33]
5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
€ 400.000,00.
8.De schade van benadeelden
€ 100,--, [aangever 10] voor € 60,-- en [bedrijf 31] voor € 561,--.
€ 643,82).
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
feit 2 subsidiair en feit 4 subsidiair, telkens het misdrijf: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals/vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
gevangenisstrafvoor de duur van
21 maanden;
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden zoals hieronder weergegeven, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de weergegeven datum ten behoeve van de daar genoemde benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van het aantal dagen dat hierna is weergegeven kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;