ECLI:NL:RBOVE:2022:1616

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
08-952896-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor grootschalige oplichting door middel van valse identiteiten en bankafschriften

Op 7 juni 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen, die zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen van 21 maanden voor grootschalige oplichting. De verdachten, die zich uitgaven onder verschillende aliassen, hebben in de periode van 15 juni 2016 tot en met 1 december 2016 in totaal 37 aangevers benaderd via internet. Ze deden zich voor als kopers van kostbare goederen en wekten het vertrouwen van de aangevers door valse bankafschriften te versturen, waarop een overboeking van de koopprijs leek te zijn gedaan. De goederen werden vervolgens afgeleverd op een gehuurd adres, maar de betaling vond nooit plaats. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van oplichting en het gebruik maken van valselijk opgemaakte geschriften. Naast de gevangenisstraf zijn de verdachten ook verplicht om bijna 235.000 euro aan schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de aanzienlijke schade voor de slachtoffers meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-952896-17 (P)
Datum vonnis: 7 juni 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1987 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 mei 2022 en 24 mei 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. Jager en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. J.J. Weldam, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 15 juni 2016 tot en met 1 december 2016 samen met een ander 25 personen en/of bedrijven via internet heeft opgelicht;
feit 2:in de periode van 15 juni 2016 tot en met 1 december 2016 samen met een ander foto’s/beeldschermafdrukken van bankafschriften valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, dan wel dat hij in die periode samen met een ander gebruik heeft gemaakt van die valselijk opgemaakte en/of vervalste foto’s/beeldschermafdrukken van bankafschriften;
feit 3: in de periode van 1 maart 2017 tot en met 30 september 2017 en in en omstreeks oktober 2018 samen met een ander 15 personen en/of bedrijven via internet heeft opgelicht;
feit 4: in de periode van 1 maart 2017 tot en met 30 september 2017 en in en omstreeks oktober 2018 samen met een ander foto’s/beeldschermafdrukken van bankafschriften valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, dan wel dat hij in die periode samen met een ander gebruik heeft gemaakt van die valselijk opgemaakte en/of vervalste foto’s/beeldschermafdrukken van bankafschriften.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 juni 2016 tot en met 1 december 2016 te Enschede en/of te Hengelo, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere (in totaal 25) personen en/of (medewerkers van) bedrijven, te weten:
- [aangever 1] namens [bedrijf 1] , en/of
- [aangever 2] namens [bedrijf 2] , en/of
- [aangever 3] namens [bedrijf 3] , en/of
- [aangever 4] namens [bedrijf 4] , en/of
- [aangever 5] namens [bedrijf 5] , en/of
- [bedrijf 6] , en/of
- [aangever 36] namens [bedrijf 7] , en/of
- [aangever 6] namens [bedrijf 8] , en/of
- [aangever 7] namens [bedrijf 9] , en/of
- [aangever 8] , en/of
- [aangever 9] , en/of
- [aangever 10] namens [bedrijf 39] , en/of
- [aangever 11] en/of
- [aangever 12] namens [bedrijf 11] , en/of
- [aangever 13] namens [bedrijf 12] , en/of
- [aangever 14] namens [bedrijf 13] , en/of
- [aangever 15] namens [bedrijf 14] , en/of
- [aangever 16] namens [bedrijf 15] , en/of
- [aangever 17] namens [bedrijf 16] , en/of
- [aangever 18] namens [bedrijf 17] , en/of
- [aangever 19] namens [bedrijf 18] , en/of
- [aangever 20] , en/of
- [aangever 21] namens [bedrijf 19] , en/of
- [aangever 22] namens [bedrijf 20] , en/of
- [aangever 23] ,
heeft bewogen tot afgifte van meerdere goederen (met een totaalwaarde van euro 244.847), althans enig goed, te weten:
- een Miracle Systemwagen CM-019, en/of
- een Weber Gas BBQ Grill Braadspit, en/of
- een hogedrukreiniger, en/of
- een Samsung flat-screen TV, en/of
- een Canon IR Advance kopieerapparaat, en/of
- een Hefbrug Ravaglioli, en/of
- een Pro Tec spoelmachine, en/of
- een naaimachines, en/of
- een Jukebox van het merk Brick-Ola, en/of
- een KTM 450 SX-F motorfiets, en/of
- een KTM 450 EXC-F motorfiets, en/of
- een Jukebox van het merk Wurlitzer, en/of
- een KTM 450 EXC motorfiets, en/of
- een KTM 450 EXC motorfiets, en/of
- een KTM Sportenduro motorfiets, en/of
- een KTM 450 EXC motorfiets, en/of
- een KTM Enduro 450 EXCF motorfiets, en/of
- een KTM 450 EXC motorfiets, en/of
- een Honda CRF 450 motorfiets, en/of
- een KTM 450 EXC-F motorfiets, en/of
- een Yamaha Quad, en/of
- een Yamaha Quad, en/of
- een Polaris Quad/UTV, en/of
- een Roadster CanAm Spyder, en/of
- een CanAm Commander XT terreinvoertuig,
immers, heeft verdachte en/of zijn mededader(s) - met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- ( telefonisch en/of per mail) contact opgenomen met voornoemde aangevers en zich voorgedaan als bonafide koper, en/of
- zich (daarbij) uitgegeven onder de (valse) naam [alias 1] en/of (ter ondersteuning van deze (valse) identiteit) gebruik gemaakt van het e-mailadres [mailadres 1] en/of gebruik gemaakt van een prepaid telefoonnummer en/of gebruik gemaakt van een profielfoto toebehorend aan iemand anders, en/of
- ( vervolgens) die aangever(s) om een offerte gevraagd en/of een bod gedaan op het/de aangeboden goed(eren), en/of
- ( nadat een overeenstemming was bereikt over de prijs,) die aangever(s) gevraagd om de goederen af te leveren op het adres [adres 2] , en/of
- ( vervolgens) via WhatsApp en/of e-mail een foto/beeldschermafdruk van een bankafschrift waarop de overboeking zichtbaar is naar die aangever(s) verstuurd en/of hiermee het vertrouwen gewekt dat de betaling al was voldaan, en/of
- ( vervolgens) het/de goed(eren) in ontvangst genomen en het/de afgeleverde goed(eren) nooit betaald,
waardoor de aangever(s) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 juni 2016 tot en met 1 december 2016 te Enschede en/of te Hengelo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten (een) foto(‘s)/ beeldschermafdruk(ken)/screenshot(s) van (een) (ING-) bankafschrif(en) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven – voornoemd(e) (ING-) bankafschrift(en):
- valselijk heeft voorzien van de naam [alias 1] , en/of
- valselijk heeft voorzien van een (niet bestaand) rekeningnummer, dat niet aan verdachte toebehoort, en/of
- valselijk voorzien van een of meerdere (aangepaste) (geld)bedragen, en/of
- valselijk voorzien van (een) zogenaamde overboeking(en) van het afgesproken bedrag naar aangever(s) onder vermelding van na(a)m(en) en/of rekeningnummer(s) van die aangever(s);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 juni 2016 tot en met 1 december 2016 te Enschede en/of te Hengelo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een foto/beeldschermafdruk van een (ING) bankafschrift als ware deze echt en onvervalst, door
- ( telkens) een vervalste foto/beeldschermafdruk/screenshot van een (ING) bankafschrift aan de aangever(s) te verstrekken ten behoeve van de aflevering/bezorging van de goederen;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omsteeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 30 september 2017 en/of in of omsteeks oktober 2018 te Losser en/of te Almelo en/of te Enschede en/of te Hengelo, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere (in totaal 15) personen en/of (medewerkers van) bedrijven, te weten:
- [aangever 24] namens [bedrijf 21] , en/of
- [aangever 25] namens [bedrijf 22] , en/of
- [aangever 26] namens [bedrijf 23] , en/of
- [aangever 27] namens [aangever 27] GmbH, en/of
- [aangever 28] namens [bedrijf 24] , en/of
- [aangever 29] namens [bedrijf 25] , en/of
- [aangever 30] namens [bedrijf 26] en [bedrijf 27] , en/of
- [aangever 31] namens [bedrijf 28] , en/of
- [bedrijf 29] , en/of
- [bedrijf 30] , en/of
- [aangever 32] namens [bedrijf 31] , en/of
- [bedrijf 32] , en/of
- [bedrijf 33] , en/of
- [aangever 33] namens [bedrijf 34] , en/of
- [aangever 34] namens [bedrijf 35] ,
heeft bewogen tot de afgifte van meerdere goederen (met een totaal waarde van euro 202.801), althans enig goed, te weten:
- een Yanmar minibagger, en/of
- een combi stoomoven en/of een inductie kookplaat, en/of
- 400 m2 vinylvloerbedrekking, en/of
- een zitmaaimachine, en/of
- een stroomaggregaat, en/of
- een of meerdere (vijf) wateronthardinginstallatie(s), en/of
- een jacuzzi, en/of
- een Quad CF Moto, en/of
- een Quad CF Moto, en/of
- een Quad Yamaha, en/of
- een Kärcher droogijs straalapparaat, en/of
- een droogijs straalapparaat, en/of
- een droogijs straalmachine, en/of
- een robot maaimachine van het merk Husqvarna, en/of
- een Rolex horloge,
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) - met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- ( telefonisch of per mail) contact opgenomen met voornoemde aangevers en zich voorgedaan als een bonafide koper, en/of
- zich (daarbij) uitgegeven onder de (valse) naam [alias 2] en/of [alias 3] en/of [naam 1] , en/of
- ( ter ondersteuning van deze (valse) identiteit(en)) gebruik gemaakt van het e-mailadres [mailadres 2] en/of [mailadres 3] en/of [mailadres 4] en/of gebruik gemaakt van een prepaid telefoonnummer en/of gebruik gemaakt van een profielfoto toebehorend aan iemand anders, en/of
- ( vervolgens) die aangever(s) om een offerte gevraagd en/of een bod gedaan op het/de aangeboden goed(eren), en/of
- ( nadat een overeenstemming was bereikt over de prijs,) die aangever(s) gevraagd om het/de goed(eren) af te leveren op het adres [adres 3] en/of op het adres [adres 4] , en/of
- ( vervolgens) via WhatsApp en/of e-mail een foto/beeldschermafdruk/screenshot van een bankafschrift waarop de overboeking zichtbaar is naar die aangever(s) verstuurd en/of hiermee het vertrouwen gewekt dat de betaling al was voldaan, en/of
- ( vervolgens) het/de goed(eren) in ontvangst genomen en het/de afgeleverde goed(eren) nooit betaald,
waardoor de aangever(s) (telkens) werd(en) bewogen tot bovemomschreven afgifte(n);
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 30 september 2017 en/of in of omsteeks oktober 2018 te Losser en/of te Almelo en/of te Enschede en/of te Hengelo, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meerdere geschrif(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten (een) foto(‘s)/beeldschermafdruk(ken)/screenshot(s) van (een) (ING-) bankafschrif(en) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - voornoemd(e)
(ING-) bankafschrift(en):
- valselijk voorzien van de na(a)m(en) [alias 2] en/of [alias 3] en/of [naam 1] , en/of
- valselijk voorzien van een (niet bestaand) rekeningnummer, dat niet aan verdachte toebehoort, en/of
- valselijk voorzien van een of meerdere (aangepaste) (geld)bedragen, en/of
- valselijk voorzien van (een) zogenaamde overboeking(en) van het afgesproken bedrag naar aangever(s) onder vermelding van na(a)m(en) en/of rekeningnummer(s) van die aangever(s);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 30 september 2017 en/of in of omsteeks oktober 2018 te Losser en/of te Almelo en/of te Enschede en/of te Hengelo, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een foto/beeldschermadruk van een (ING) bankafschrift als ware deze echt en onvervalst, door
- een vervalste foto/beeldschermafdruk/screenshot van een (ING) bankafschrift aan de aangevers te verstrekken ten behoeve van de aflevering/bezorging van de goederen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 16 november 2016 ontving het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) Oost-Nederland een verzoek tot Overname van Strafvervolging (OVS) vanuit Duitsland. Door aangever
[aangever 10] uit Duitsland werd via internet een jukebox te koop aangeboden. De Nederlandse koper handelend onder de naam [alias 1] had interesse en [alias 1] en [aangever 10] kwamen een bedrag van € 7.740,00 overeen. [alias 1] verstuurde per e-mail een schermafdruk waaruit de betaling van de overeengekomen koopsom zou blijken. De jukebox moest afgeleverd worden op het adres [adres 2] . De Jukebox werd afgeleverd, maar [aangever 10] ontving nooit een betaling. Uit onderzoek bleek dat er meerdere rechtshulpverzoeken binnen waren gekomen bij het IRC Oost-Nederland die betrekking hadden op de persoon handelend onder de naam [alias 1] . Gezien de binnengekomen verzoeken uit het buitenland en de registraties in Nederland, werd besloten om op 10 januari 2017 een onderzoek genaamd ‘Jukebox’ te starten.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten nu het dossier onvoldoende bewijs bevat dat hij deze feiten heeft gepleegd. Ten aanzien van het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het bestanddeel ‘bewogen tot’ niet kan worden bewezen nu de aangevers de onjuiste voorstelling van zaken hadden moeten doorzien. Daarnaast kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat sprake was van medeplegen. De raadsman heeft zich ten aanzien van aangeefster [aangever 5] namens [bedrijf 5] GmbH uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat aangeefster de oplichting heeft doorzien en niet is bewogen tot afgifte van het goed nu zij de situatie niet vertrouwde en de koerier heeft verzocht het goed niet meer te leveren. Enkel door een communicatieprobleem met de koerier is het goed uiteindelijk toch geleverd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit onderzoek is naar voren gekomen dat ten behoeve van de oplichtingen gebruik is gemaakt van verschillende aliassen met daarbij behorende e-mailadressen, telefoonnummers en afleverlocaties. De aliassen betreffen [alias 1] , [alias 2] , [alias 3] en [naam 1] . De verschillende aliassen zullen hieronder aan de hand van de feiten en omstandigheden worden besproken.
Met betrekking tot het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde
4.4.1
De feiten en omstandigheden
De rechtbank zal de feiten 1 en 2 vanwege de samenhang tezamen behandelen. Deze feiten betreffen het (mede)plegen van oplichting en het (mede)plegen van valsheid in geschrift, dan wel het (mede)plegen van het gebruik maken van valselijk opgemaakte/vervalste geschriften.
Alias [alias 1]
De persoon die zich uitgaf als [alias 1] , nam steeds via een e-mail dan wel telefonisch contact op met de (internet)aanbieders van verschillende kostbare goederen. Deze [alias 1] wilde – na overeenstemming met de aanbieders over de koopprijs – dat de goederen werden geleverd op het adres [adres 2] . Voordat de goederen werden geleverd, werd in vrijwel alle gevallen door [alias 1] via e-mail dan wel WhatsApp een beeldschermafdruk verstuurd van een bankafschrift waarop de overboeking van de koopsom zichtbaar was. De aanbieders vertrouwden er steeds op dat de koopsom was overgemaakt. De goederen werden daarop afgeleverd op het bovengenoemde adres. Na de levering van de goederen bleek steeds dat er bij de aanbieders geen geld was ontvangen. Na enkele dagen konden de aanbieders geen contact meer krijgen met [alias 1] .
Door [alias 1] werd gebruik gemaakt van het e-mailadres [mailadres 1] . Daarnaast werd steeds gebruik gemaakt van één van de volgende prepaid telefoonnummers:
[telefoonnummer 1] (telefoonnummer 1), [telefoonnummer 2] (telefoonnummer 2), [telefoonnummer 3] (telefoonnummer 3), [telefoonnummer 4] (telefoonnummer 4) en [telefoonnummer 5] (telefoonnummer 5). Bij de telefoonnummers 2, 3 en 4 werd gebruik gemaakt van profielfoto’s op WhatsApp die toebehoorden aan iemand anders.
De loods aan de [adres 2] werd met ingang van 16 juni 2016 gehuurd door [verdachte] . In december 2016 gaf [verdachte] bij de verhuurder aan geldproblemen te hebben en de huur stop te willen zetten. De eerste aflevering aan dit adres vond plaats op 28 juni 2016 en de laatste op 1 december 2016. De afleveringen hebben aldus plaatsgevonden binnen de periode waarin [verdachte] de loods huurde. Op 16 juni 2016 werd daarnaast het e-mailadres [mailadres 1] aangemaakt. Dit e-mailadres werd benaderd vanaf het IP-adres [ip-adres] . Uit onderzoek bleek dat dit IP-adres was gekoppeld aan het toenmalige woonadres van medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ).
Hieronder zullen de feiten en omstandigheden per aangever worden behandeld. De aangevers zijn genummerd in de volgorde waarin zij op de tenlastelegging zijn opgenomen.
1
. [aangever 1] namens [bedrijf 1]
Aangeefster werd op 21 juni 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 1 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een Miracle systeemwagen CM-019. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 17.864,17. [alias 1] stuurde een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. Het goed werd vervolgens op 28 juni 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
2
. [aangever 2] namens [bedrijf 2]
Aangever werd op 14 juli 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 1 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een Weber grill. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 3.240,00. [alias 1] stuurde vervolgens een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. Het goed werd vervolgens op 16 juli 2017 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
4
. [aangever 4] namens [bedrijf 4]
Aangever werd op 5 juli 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 1 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een Samsung flatscreen televisie. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 5.500,00. Op 19 juli 2016 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. Het goed werd vervolgens op 20 juli 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof. Uit onderzoek bleek dat op diezelfde dag een identieke Samsung televisie op Marktplaats werd aangeboden door [bedrijf 36] . De televisie werd eerst aangeboden voor een bedrag van € 3.850,00 en drie minuten later voor een bedrag van € 3.500,00. De volgende gegevens waren gekoppeld aan dit Marktplaatsaccount: [mailadres 5] , woonplaats [adres 5] , telefoonnummer [telefoonnummer 6] . In die tijd woonde [medeverdachte] op een adres gelegen in het postcodegebied [postcode] en maakte hij gebruik van voornoemd telefoonnummer. Uit onderzoek bleek verder dat de advertenties waren geplaatst vanaf het IP-adres dat gekoppeld kon worden aan het toenmalige woonadres van [medeverdachte] . Aan de hand van deze gegevens concludeert de rechtbank dat dit Marktplaatsaccount toebehoorde aan [medeverdachte] en [medeverdachte] de advertenties heeft geplaatst.
5
. [aangever 5] namens [bedrijf 5] GmbH
Aangeefster werd op 25 juli 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 1 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een kopieermachine Canon IR Advance C5250i. Er werd een koopprijs overeengekomen van
€ 5.500,00 plus € 180,00 verzendkosten. Op 26 juli 2016 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. Aangeefster heeft de [bedrijf 37] (Duitsland) de opdracht gegeven om het kopieerapparaat op 28 juli 2016 te leveren. [bedrijf 37] (Nederland) deed op die dag een poging tot levering, maar op het door [alias 1] genoemde adres was niemand ter plaatse. Aangeefster bekeek hierop haar rekening en constateerde dat de koopprijs nog niet was bijgeschreven. Een medewerkster van aangeefster stuurde daarop een e-mail naar [bedrijf 37] Duitsland met de instructie de kopieermachine niet af te leveren. Die instructie kwam echter te laat aan bij [bedrijf 37] (Nederland) en de kopieermachine werd op 29 juli 2016 alsnog afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof. Uit onderzoek bleek verder dat op 17 augustus 2016 een identieke kopieermachine via het Marktplaatsaccount van [medeverdachte] werd aangeboden voor een bedrag van € 3.999,00 en dat deze advertentie was geplaatst vanaf het IP-adres dat gekoppeld kon worden aan het toenmalige woonadres van [medeverdachte] .
6
. [aangever 35] namens [bedrijf 6]
Aangever werd op 21 augustus 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 2 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een hefbrug, merk Ravaglioli. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 7.800,00. Op 22 augustus 2016 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De hefbrug werd vervolgens op 24 augustus 2016 op het door [alias 1] genoemde adres voor in ontvangst name aangeboden door de vervoerder. Aldaar werd de vervoerder verzocht om door te rijden naar het adres [adres 6] . Daar werd de hefbrug in ontvangst genomen. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof. Op 4 januari 2017 werd in de loods aan de [adres 2] verpakkingsmateriaal aangetroffen met daarop een gedeelte van het adres van [bedrijf 6] . De rechtbank concludeert op basis hiervan dat de hefbrug is afgeleverd aan dezelfde personen die betrokken zijn bij de loods aan de [adres 2] .
7
. [aangever 36] namens [bedrijf 7]
Aangever werd op 13 juli 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 1 onder zijn e-mail. Hij was geïnteresseerd in een Pro Tex/Bluechem Evolution spoelapparaat voor automatische transmissies. Aangever kon het spoelapparaat op dat moment niet leveren. Op 17 augustus 2016 benaderde [alias 1] aangever opnieuw met de vraag wanneer de machine geleverd kon worden. Aangever antwoordde op 19 augustus 2016 dat de machine in Nederland kon worden geleverd. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 3.999,00. [alias 1] stuurde een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De machine werd vervolgens op 25 augustus 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
8
. [aangever 37] namens [bedrijf 38]
Aangever werd op 5 september 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 2 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor twee industriële naaimachines. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 3.451,00. Op 6 september 2016 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De naaimachines werden vervolgens op 7 september 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
9
. [aangever 7] namens [bedrijf 9]
Aangever werd via een e-mail benaderd door [alias 1] . Hij plaatste een bestelling voor een jukebox van het merk Rock-Ola, type Bubbler. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 9.900,00. Op 9 september 2016 stuurde hij een WhatsAppbericht met een aantal foto’s van een beeldscherm waarop een bankafschrift met het overgemaakte aankoopbedrag te zien was. Aangever appte naar telefoonnummer 2 van [alias 1] dat hij het geld nog niet ontvangen had. [alias 1] stuurde vervolgens nog een foto van een bankafschrift met daarop het aankoopbedrag. De jukebox werd vervolgens op 9 september 2016 door aangever afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
10
. [aangever 8]
Een medewerker van aangever werd op 12 september 2016 telefonisch benaderd door [alias 1] . [alias 1] maakte gebruik van telefoonnummer 2. Hij plaatste een bestelling voor een motorfiets KTM 450 SX-F. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 10.545,00. Op diezelfde dag stuurde [alias 1] een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De motorfiets werd vervolgens op 12 september 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
11
. [aangever 9]
Aangever werd op 12 september 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 2 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een motorfiets KTM 450 EXC-F SIXDAYS. Er werd een koopprijs overeengekomen van
€ 10.590,00. Op diezelfde dag stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De motorfiets werd vervolgens op 13 september 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
12
. [aangever 10] namens [bedrijf 39]
Aangever werd op 5 september 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 2 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een jukebox Wurlitzer OTM. Er werd een prijs overeengekomen van € 7.740,00. Hij stuurde een beeldschermafdruk van een bankafschrift. De jukebox werd vervolgens op 6 september 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres.
13
. [aangever 11]
Aangever werd op 12 september 2016 benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 2 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een motorfiets KTM 450 EXC. Er werd een prijs overeengekomen van € 8.790,00. Op 21 september 2016 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. Door [alias 1] werd op 21 september 2016 een e-mail naar aangever verstuurd waarin hij vermeldde dat de chauffeur zijn medewerker kon bereiken op telefoonnummer 3. De motorfiets werd vervolgens op 21 september 2016 geleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
14
. [aangever 12] namens [bedrijf 11]
Op 12 september 2016 werd één van de verkopers van het bedrijf van aangever via een
e-mail benaderd door [alias 1] . De rechtbank begrijpt, gelet op het dossier, dat aangever
die datum bedoeld moet hebben en niet 12 september 2015 zoals in de aangifte is vermeld. [alias 1] vermeldde telefoonnummer 2 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een motorfiets KTM 450 EXC. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 10.445,00, inclusief transportkosten en extra kosten. Op 23 september 2016 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De motorfiets werd vervolgens op 26 september 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
15
. [aangever 13] namens [bedrijf 40]
Aangever werd op 4 oktober 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 2 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een motorfiets KTM Sport-Enduro. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 10.290,00. Op 5 oktober 2016 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De motorfiets werd vervolgens op 6 oktober 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
16
. [aangever 14] namens [bedrijf 13]
Aangever werd op 4 oktober 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 3 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een motorfiets KTM 450 EXC SD. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 10.395,00. Op diezelfde dag stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De motorfiets werd vervolgens op 6 oktober 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
17
. [aangever 15] namens [bedrijf 14]
Aangever werd op 4 oktober 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 3 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een motorfiets KTM Enduro 450 EXC-F Sixdays. Er werd een koopprijs overeengekomen van
€ 11.000,00. Op diezelfde dag stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De motorfiets werd vervolgens op 5 oktober 2016 geleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
18
. [aangever 16] namens [bedrijf 15]
Aangever werd op 4 oktober 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 3 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een motorfiets KTM model 150 EXC-F Sixdays. Er werd een koopprijs overeengekomen van
€ 10.941,31. Op diezelfde dag stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De motorfiets werd vervolgens op 6 oktober 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
19
. [aangever 17] namens [bedrijf 16]
Aangever werd op 29 augustus 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 2 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een motorfiets Honda CRF 450. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 6.840,00. Op 4 oktober 2016 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De motorfiets werd vervolgens op 11 oktober 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
20
. [aangever 18] namens [bedrijf 41]
Aangever werd op 18 oktober 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 3 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een motorfiets KTM EXC-F 500. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 10.295,00. Op 19 oktober 2016 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De motorfiets werd vervolgens op 21 oktober 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres.
21
. [aangever 19] namens [bedrijf 42]
Aangever werd op 24 oktober 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 3 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een quad, merk Yamaha. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 11.500,01. Op 25 oktober 2016 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De quad werd vervolgens op 26 oktober 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
22
. [aangever 20] namens [bedrijf 43]
Aangever is op 24 oktober 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 3 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een quad, merk Yamaha. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 10.800,00. Op 25 oktober 2016 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De quad werd vervolgens op 26 oktober 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
23
. [aangever 21] namens [bedrijf 19]
Aangeefster is op 16 november 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . Hij plaatste een bestelling voor een quad, merk Polaris, type RZR 64 Turbo EPS. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 26.490,00. [alias 1] wilde de koopsom op 16 november 2016 per bankoverschrijving betalen. Nadat aangeefster geen inkomende betaling kon vinden, nam ze opnieuw contact op met [alias 1] , die haar via e-mail een beeldschermafdruk van een bankafschrift stuurde. [alias 1] maakte gebruik van telefoonnummer 5.
De quad werd vervolgens op 19 november 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. De overdracht vond plaats aan iemand die reed in een Mercedes Benz, C-klasse, zilver, met kenteken [kenteken 1] .
Uit onderzoek bleek dat de Mercedes Benz op 19 november 2016 op naam stond van [naam 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1988 te [geboorteplaats 2] , de broer van [verdachte] . Bij de doorzoeking op het woonadres van [verdachte] werd op zijn slaapkamer de sleutel van de Mercedes Benz aangetroffen. De genoemde Mercedes werd vervolgens achter de woning aangetroffen op de parkeerplaats. Bij de doorzoeking was de te naam gestelde [naam 2] niet in de woning aanwezig. Tijdens een observatie op 6 november 2017 is vastgesteld dat [verdachte] de bestuurder van de Mercedes Benz was. De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat [verdachte] de gebruiker was van de Mercedes Benz met kenteken [kenteken 1] .
24
. [aangever 22] namens [bedrijf 20]
Aangever werd via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 4 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een motor CanAm Spyder. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 16.999,99. Op 29 november 2016 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De motor werd vervolgens op 30 november 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
25.
[aangever 23] namens [bedrijf 44]
Aangever werd op 27 november 2016 via een e-mail benaderd door [alias 1] . [alias 1] vermeldde telefoonnummer 4 onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een Can-Am Commander XT 1000 terreinvoertuig. Er werd een koopprijs overeengekomen van
€ 20.230,00. Op 30 november 2016 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. Het terreinvoertuig werd vervolgens op 1 december 2016 afgeleverd op het door [alias 1] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 1] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
4.4.2
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Van oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is sprake wanneer de aangevers door aanwending van een of meer oplichtingsmiddelen zijn bewogen tot afgifte van de goederen met het oogmerk tot bevoordeling. Als oplichtingsmiddelen gelden het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of het toepassen van listige kunstgrepen en/of het gebruik maken van een samenweefsel van verdichtsels. Dit betekent dat de rechtbank moet kunnen vaststellen dat de aangevers zijn overgegaan tot de afgifte van de goederen doordat [medeverdachte] en [verdachte] bij hen – door een specifieke, voldoende ernstige mate van bedrieglijk handelen – een onjuiste voorstelling van zaken in het leven hebben geroepen teneinde daarvan misbruik te maken.
De rechtbank acht op grond van de genoemde feiten en omstandigheden bewezen dat [medeverdachte] en [verdachte] degenen zijn geweest die onder het alias [alias 1] contact hebben opgenomen met de aanbieders van de goederen. Zij hebben deze goederen vervolgens zonder betaling in ontvangst genomen bij de loods aan de [adres 2] . Verdachten hebben een vals maar op zich normale naam gebruikt en onder die naam goederen gekocht en hebben daarmee de indruk gewekt met open vizier te handelen en ook traceerbaar te zijn. Door gebruikmaking van een valse naam werd het verhaal bij niet-nakoming bemoeilijkt en in deze zaken onmogelijk. Ter ondersteuning van deze valse naam hebben zij gebruik gemaakt van een bijbehorend e-mailadres en van prepaid telefoonnummers. Bij een aantal van deze prepaid telefoonnummers is op WhatsApp gebruik gemaakt van een profielfoto die aan iemand anders toebehoorde. [medeverdachte] en [verdachte] hebben zich onder deze valse identiteit voorgedaan als personen met geld die geïnteresseerd waren in (voornamelijk) (zeer) kostbare goederen die zij konden betalen. Dit betekent dat ook gebruik is gemaakt van een valse hoedanigheid. Uit de gebezigde bewijsmiddelen komt verder naar voren dat sprake is geweest van een samenweefsel van verdichtsels. De oplichtingsconstructie bestaat uit meerdere leugens die een onjuiste voorstelling van zaken in het leven hebben geroepen bij de aangevers. Tot de modus operandi behoorde ook het gebruik maken van valselijk opgemaakte en/of vervalste bankafschriften bij vrijwel alle aangevers. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een kunstgreep op. De rechtbank stelt op grond van voorgaande feiten vast dat er sprake is van een gedragspatroon waaruit een criminele intentie en een van te voren bedachte werkwijze spreekt.
De rechtbank is verder van oordeel dat uit de handelswijze van verdachten (het laten leveren van goederen zonder daarvoor te betalen) volgt dat zij het oogmerk hebben gehad om zich te bevoordelen.
Dat deze oplichtingsmiddelen ook geschikt waren om tot afgifte van goederen te bewegen is wel gebleken, aangezien de personen/bedrijven ook daadwerkelijk tot afgifte van de goederen zijn overgegaan. Uit de aangiftes komt naar voren dat dit bij een juiste voorstelling van zaken niet het geval zou zijn geweest. Aangevers konden de in de gedragingen van [medeverdachte] en [verdachte] besloten liggende onjuiste voorstelling van zaken niet doorzien. Het was niet dermate evident dat sprake was van een onjuiste voorstelling van zaken dat moest worden aangenomen dat de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid de aangevers aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen. Ook aangeefster [aangever 5] namens [bedrijf 5] is bewogen tot afgifte van de kopieermachine. De verkochte kopieermachine was door aangeefster al aan vervoerder [bedrijf 37] ter aflevering meegegeven, hetgeen geschiedde op basis van de oplichting. Dat zij daarna wantrouwig werd en nog heeft geprobeerd de aflevering te voorkomen, doet niet af aan de wijze waarop [medeverdachte] en [verdachte] haar hebben bewogen tot levering. De rechtbank zal het verweer van de raadsman op dit punt derhalve verwerpen.
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat [medeverdachte] en [verdachte] aangever [aangever 3] namens [bedrijf 3] (zaak 3 op de tenlastelegging) hebben bewogen tot afgifte van het goed nu aangever het goed na een overstemming over de koopprijs geleverd heeft en daarna pas een factuur heeft verzonden. Daar komt bij dat geen valselijk opgemaakt en/of vervalst bankafschrift naar hem is verzonden om hem te bewegen tot afgifte van dat goed. Het dossier bevat geen bewijs waaruit volgt dat het enkele gebruik van een valse naam Paus heeft bewogen tot afgifte van de betreffende goederen. De rechtbank zal verdachte om die reden partieel vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [medeverdachte] en [verdachte] de bankafschriften zelf valselijk hebben opgemaakt en/of hebben vervalst. Om die reden spreekt de rechtbank verdachte vrij van het onder feit 2 primair ten laste gelegde. De rechtbank is van oordeel dat wel bewezen kan worden dat [medeverdachte] en [verdachte] gebruik hebben gemaakt van de valselijk opgemaakte en/of vervalste bankafschriften.
Medeplegen
Gelet op de nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en [verdachte] , zoals daarvan blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen, welke samenwerking onmiskenbaar gericht is geweest op voltooiing van de delicten, en de wezenlijke bijdragen die zij beiden daaraan hebben geleverd, kan er geen andere conclusie volgen dan dat er sprake is geweest van medeplegen.
Conclusie
De rechtbank is gezien het bovenstaande van oordeel dat verdachte zich onder feit 1 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van 24 oplichtingen en dat hij zich onder feit 2 subsidiair schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het gebruik maken van valselijk opgemaakte/vervalste geschriften.
Met betrekking tot het onder feit 3 en feit 4 ten laste gelegde
4.4.3
De feiten en omstandigheden
De rechtbank zal de feiten 3 en 4 vanwege de samenhang tezamen behandelen. Deze feiten betreffen het (mede)plegen van oplichting en het (mede)plegen van valsheid in geschrift, dan wel het (mede)plegen van het gebruik maken van valselijk opgemaakte/vervalste geschriften.
De personen die zich uitgaven als [alias 2] en [alias 3] namen steeds via een e-mail, dan wel telefonisch, contact op met de aanbieders van verschillende goederen. Zowel [alias 2] als [alias 3] wilden – na overeenstemming met de aanbieders over de prijs – steeds dat de goederen werden geleverd op het adres [adres 3] . Voordat de goederen werden geleverd, werd in vrijwel alle gevallen door [alias 2] en [alias 3] via e-mail en/of WhatsApp een beeldschermafdruk verstuurd van een bankafschrift waarop de overboeking van het geld zichtbaar was. De aanbieders vertrouwden er steeds op dat het geld was overgemaakt. De goederen werden daarna verzonden naar het bovengenoemde adres. Na aflevering van de goederen is steeds gebleken dat er bij de aanbieders geen betaling was ontvangen. Na enkele dagen konden de aanbieders geen contact meer krijgen met [alias 2] en [alias 3] .
Door [alias 2] werd steeds gebruik gemaakt van het e-mailadres [mailadres 2] . Dit e-mailadres werd aangemaakt op 24 april 2017 en werd benaderd vanaf het IP-adres [ip-adres] . Dit IP-adres is gekoppeld aan het toenmalige woonadres van [medeverdachte] . Daarnaast werd steeds gebruik gemaakt van de volgende prepaid telefoonnummers: [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 8] . Door [alias 3] werd gebruik gemaakt van het e-mailadres [mailadres 3] . Dit e-mailadres werd aangemaakt op 11 juli 2017. Daarnaast werd gebruik gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 9] .
De loods aan [adres 3] werd met ingang van ongeveer 25 april 2017 gehuurd door [verdachte] . [verdachte] verklaarde ten overstaan van de verhuurder dat hij deze loods had gehuurd om allerlei goederen op te slaan die hij op internet had gekocht, zodat hij ze vervolgens weer kon doorverkopen. [verdachte] betaalde de huur van de loods in de maanden mei, juni en juli 2017. In precies die drie maanden werden de goederen geleverd op dit adres.
Hieronder zullen de feiten en omstandigheden per alias en vervolgens per aangever worden behandeld. Bij de bespreking van de feiten 1 en 2 zijn de aangiftes genummerd. Om verwarring te voorkomen, heeft de rechtbank er voor gekozen om de aangiftes ter zake feiten 3 en 4 hieronder door te nummeren.
In een aantal van de onderstaande gevallen straalde het telefoonnummer van [verdachte] op de dag van de aflevering van goederen aan op een mastlocatie in de directe omgeving van de gehuurde loods. [1] Daarnaast bleek uit onderzoek dat de simkaart van het telefoonnummer van [alias 3] en de simkaart van het telefoonnummer van [verdachte] geplaatst waren in een telefoontoestel voorzien van hetzelfde IMEI-nummer.
Alias [alias 2]
26
. [aangever 24] namens [bedrijf 21]
Aangever werd op 3 mei 2017 via een e-mail benaderd door [alias 2] . [alias 2] vermeldde telefoonnummer [telefoonnummer 7] onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een Yanmar minibagger SV 22. Er werd een koopprijs overeengekomen van
€ 30.821,00. Op 3 mei 2017 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De minibagger werd vervolgens afgeleverd op het door [alias 2] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 2] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
27.
[aangever 25] namens [bedrijf 22]
Aangeefster werd op 28 april 2017 telefonisch benaderd door [alias 2] . [alias 2] maakte gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 7] . Hij plaatste een bestelling voor een combistoomoven en een inductiekookplaat. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 6.698,00. De combistoomoven en de inductiekookplaat werden vervolgens op 4 mei 2017 afgeleverd op het door [alias 2] genoemde adres. [alias 2] toonde de chauffeur bij aflevering een bewijs van betaling op zijn telefoon, waarna de chauffeur instructies van aangeefster kreeg de goederen af te geven.
Uit onderzoek bleek dat de telefoonnummers van [verdachte] , [medeverdachte] en [alias 2] op 4 mei 2017 een mast aanstraalden in de omgeving van [adres 3] . De telefoon van [verdachte] straalde de mast tussen 11:51 uur en 13:37 uur en tussen 16:50 en 18:31 uur aan. De telefoon van [medeverdachte] straalde de mast tussen 15:31 uur en 16:10 uur en tussen 16:52 en 18:31 uur aan. De telefoon van [alias 2] straalde de mast op 4 mei 2017 tussen 16:12 en 16:13 uur aan. [2] De telefoons van [medeverdachte] en [alias 2] straalden de mast aldus nagenoeg op hetzelfde tijdstip, respectievelijk 16:10 uur en 16:12 uur aan.
28.
[aangever 26] namens [bedrijf 23]
Aangever werd op 3 mei 2017 telefonisch en via WhatsApp benaderd door [alias 2] . [alias 2] maakte gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 7] . Hij plaatste een bestelling voor een vinylvloer. Er werd een koopprijs overeengekomen van
€ 7.615,00. Op 4 mei 2017 stuurde hij een e-mail met een screenshot van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De vinylvloer werd vervolgens op 6 mei 2017 afgeleverd op het door [alias 2] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 2] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof..
29.
[aangever 27] namens [bedrijf 45]
Aangever werd op 16 mei 2017 via een e-mail benaderd door [alias 2] . [alias 2] vermeldde telefoonnummer [telefoonnummer 7] onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een zitgrasmaaier. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 12.190,00. Op 17 mei 2017 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De zitmaaier werd vervolgens op 18 mei 2017 afgeleverd op het door [alias 2] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 2] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
Aangever had twee foto’s van het paspoort van [verdachte] gekregen van de verhuurder van de loods. Hij verklaarde ten overstaan van de Duitse politie dat de persoon op het paspoort degene was aan wie hij de zitmaaier had afgeleverd. Aangever had daarnaast gezien dat er een zilverkleurige auto in de loods stond. Hij maakte een foto van deze auto. Uit onderzoek is gebleken dat de door aangever gefotografeerde auto een Mercedes Benz met kenteken [kenteken 1] betrof. Eerder heeft de rechtbank al vastgesteld dat [verdachte] de gebruiker van dit voertuig was.
Op 12 september 2018 kocht [getuige 1] twee grasmaaiers van het merk Husqvarna via het Marktplaatsaccount van [medeverdachte] . De verkopende partij leverde de grasmaaiers bij hem en reed in een witte Volkswagen Golf R, type 7, voorzien van kenteken [kenteken 2] . Tijdens meerdere observaties op 29 augustus 2017, 6 september 2017 en 7 september 2017 is vastgesteld dat [medeverdachte] de bestuurder van die Volkswagen Golf was. Daarnaast herkende getuige [getuige 1] op een aan hem getoonde foto [medeverdachte] als degene die de grasmaaiers had geleverd.
30.
[aangever 28] namens [bedrijf 46]
Aangever werd op 15 mei 2017 via een e-mail benaderd door [alias 2] . [alias 2] vermeldde telefoonnummer [telefoonnummer 7] onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een stroomaggregaat. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 5.480,00. Op 16 mei 2017 stuurde hij een e-mail met een screenschot van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De stroomaggregaat werd vervolgens op 19 mei 2017 afgeleverd op het door [alias 2] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 2] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
31.
[aangever 29] namens [bedrijf 47]
Aangeefster werd op 22 mei 2017 benaderd door [alias 2] . [alias 2] maakte gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 8] . Hij plaatste een bestelling voor vijf waterontkalkingsinstallaties. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 9.285,50. Hij stuurde een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De vijf waterontkalkingsinstallaties werden vervolgens op 22 mei 2017 afgeleverd op het door [alias 2] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 2] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
32.
[aangever 30] namens [bedrijf 26] NV
Aangever werd op 1 juni 2017 via een e-mail benaderd door [alias 2] . [alias 2] vermeldde telefoonnummer [telefoonnummer 8] onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een Jacuzzi, merk Hotspring, type Spa Limelight Pulse DL Champagne Coastal Grey. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 12.700,00. Op 2 juni 2017 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De jacuzzi werd vervolgens op 3 juni 2017 afgeleverd op het door [alias 2] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 2] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
De persoon die het goed in ontvangst nam, zat te wachten in een oude Mercedes in de kleur grijs metallic. Het was een type C klasse. Eerder heeft de rechtbank vastgesteld dat [verdachte] gebruiker van een grijze Mercedes Benz C-klasse, was.
Uit eigen onderzoek binnen het bedrijf [bedrijf 26] NV van diens ICT-systemen bleek dat de e-mail van 1 juni 2017 van [alias 2] was verzonden vanaf het IP-adres [ip-adres] . Eerder bleek al dat dit IP-adres kon worden gekoppeld aan het toenmalige woonadres van [medeverdachte] .
33.
[aangever 31] namens [bedrijf 28]
Aangever werd op 12 juni 2017 via een e-mail benaderd door [alias 2] . [alias 2] vermeldde telefoonnummer [telefoonnummer 8] onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een quad, merk CFMoto, type ZForce 800EX. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 13.800,00. Op 14 juni 2017 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag.
De quad werd vervolgens op 15 juni 2017 afgeleverd op het door [alias 2] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 2] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
34.
[aangever 38] namens [bedrijf 48]
Aangever werd op 19 juni 2017 via een e-mail benaderd door [alias 2] . [alias 2] vermeldde telefoonnummer [telefoonnummer 8] onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een quad, merk FT Moto. Er werd een koopprijs overeengekomen van
€ 7.389,99. Hij stuurde in een e-mail een screenshot van een bankoverschrijving met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. Voor de levering stuurde [alias 2] nog een tweede e-mail met daarin een screenshot van een bankoverschrijving met daarop de overgemaakte leveringskosten van € 180,00. Op 20 juni 2017 werd de quad vervolgens afgeleverd op het door [alias 2] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 2] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdrukken niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
35.
[aangever 39] namens [bedrijf 30]
Aangever werd op 30 juni 2017 via een e-mail benaderd door [alias 2] . [alias 2] vermeldde telefoonnummer [telefoonnummer 8] onder zijn e-mail. Hij plaatste een bestelling voor een quad, merk Yamaha, type YFM 700 R Special Edition LOF. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 11.576,00. Op 5 juli 2017 stuurde hij een e-mail met een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag.
Getuige [getuige 2] heeft de quad vervolgens op 5 juli 2017 afgeleverd op het door [alias 2] genoemde adres. Hij heeft daar de quad uitgeladen en de hal in gereden. Het voertuig dat naast de hal geparkeerd stond, was een Mercedes Benz C-Klasse. Eerder heeft de rechtbank vastgesteld dat [verdachte] de gebruiker van een Mercedes Benz C-klasse was. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 2] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
Alias [alias 3]
36.
[aangever 32] namens [bedrijf 31]
Aangeefster werd op 11 juli 2017 via een e-mail benaderd door [alias 3] . [alias 3] plaatste een bestelling voor een droog ijsstraalapparaat, merk Kärcher. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 26.120,50. Hij stuurde op 12 juli 2017 in een e-mail een beeldschermafdruk van een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. Op 14 juli 2017 werd vervolgens het apparaat door [getuige 3] en [getuige 4] afgeleverd op het door [alias 3] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 3] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
Getuigen [getuige 4] en [getuige 3] herkenden de man op de kopie van het huurcontract, [verdachte] , als de man aan wie zij op 14 juli 2017 het apparaat hadden overgedragen.
37.
[aangever 40] namens [bedrijf 32]
Aangever werd op 13 juli 2017 via het contactformulier van het bedrijf benaderd door [alias 3] . [alias 3] plaatste een bestelling voor een droogijs straalmachine. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 21.100,00. Op 13 juli 2017 stuurde hij in een e-mail een bankafschrift met daarop het overgemaakte aankoopbedrag. De machine werd vervolgens op 14 juli 2017 afgeleverd op het door [alias 3] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 3] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
Aangever herkende [verdachte] als degene die de machine in ontvangst nam aan de hand van de door de verhuurder aan aangever verstrekte kopie van het paspoort van [verdachte] .
38.
[aangever 41] namens [bedrijf 33]
Aangever werd op 12 juli 2017 via een e-mail benaderd door [alias 3] . [alias 3] plaatste een bestelling voor een droogijs straalmachine. Er werd een koopprijs overeengekomen van € 16.322,90. Hij stuurde een e-mail met een bankafschrift met daarop het overgemaakt aankoopbedrag. De machine werd op 14 juli 2017 afgeleverd op het door [alias 3] genoemde adres. Later bleek uit onderzoek dat de door [alias 3] gebruikte IBAN van de betaalrekening zoals die zichtbaar was op de schermafdruk niet juist was en het een niet bestaande bankrekening betrof.
In het e-mailverkeer met [alias 3] stond het telefoonnummer [telefoonnummer 9] vermeld. Toen aangever dit nummer intikte in WhatsApp, kwam er een foto van een man tevoorschijn. Later bleek die foto aan iemand anders toe te behoren, namelijk aan [naam 3] , werkzaam bij het bedrijf [bedrijf 49] .
Alias [naam 1]
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [medeverdachte] en [verdachte] namens [bedrijf 34] en [aangever 34] namens [bedrijf 35] hebben opgelicht onder het alias [naam 1] . Uit niets blijkt hoe [medeverdachte] en [verdachte] gekoppeld kunnen worden aan dit alias en aan het aflever- en/of factuuradres [adres 4] . De rechtbank zal verdachte derhalve partieel vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
4.4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 3
De rechtbank heeft onder 4.4.2 besproken wanneer sprake is van oplichting in de zin van artikel 326 Sr.
De rechtbank acht op grond van de genoemde feiten en omstandigheden bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte] degenen zijn geweest die onder de aliassen [alias 2] en [alias 3] contact hebben opgenomen met de aanbieders van de goederen. Zij hebben deze goederen vervolgens zonder betaling in ontvangst genomen bij de loods aan [adres 3] . Verdachten hebben valse doch op zich normale namen gebruikt en onder die namen goederen gekocht en hebben daarmee de indruk gewekt met open vizier te handelen en ook traceerbaar te zijn. Door gebruikmaking van een valse naam werd het verhaal bij niet-nakoming bemoeilijkt en in deze zaken onmogelijk Ter ondersteuning van deze valse namen hebben zij gebruik gemaakt van bijbehorende e-mailadressen en van prepaid telefoonnummers. [medeverdachte] en [verdachte] hebben zich onder deze valse identiteit voorgedaan als personen met geld die geïnteresseerd waren in (voornamelijk) (zeer) kostbare goederen die zij konden betalen. Dit betekent dat ook gebruik is gemaakt van een valse hoedanigheid. Uit de gebezigde bewijsmiddelen komt verder naar voren dat sprake is geweest van een samenweefsel van verdichtsels. De oplichtingsconstructie bestaat uit meerdere leugens die een onjuiste voorstelling van zaken in het leven hebben geroepen bij de aangevers. Tot de modus operandi behoorde ook het gebruik maken van valselijk opgemaakte en/of vervalste bankafschriften bij vrijwel alle aangevers. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een kunstgreep op. De rechtbank stelt op grond van voorgaande feiten vast dat er sprake is van een gedragspatroon waaruit een criminele intentie en een van te voren bedachte werkwijze spreekt.
De rechtbank is verder van oordeel dat uit de handelswijze van verdachten (het laten leveren van goederen zonder daarvoor te betalen) volgt dat zij het oogmerk hebben gehad om zich te bevoordelen.
Dat deze oplichtingsmiddelen ook geschikt waren om tot afgifte van goederen te bewegen is wel gebleken, aangezien de personen/bedrijven ook daadwerkelijk tot afgifte van de goederen zijn overgegaan. Uit de aangiftes komt naar voren dat dit bij een juiste voorstelling van zaken niet het geval zou zijn geweest. Aangevers konden de in de gedragingen van [medeverdachte] en [verdachte] besloten liggende onjuiste voorstelling van zaken niet doorzien. Het was niet dermate evident dat sprake was van een onjuiste voorstelling van zaken dat moest worden aangenomen dat de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid de aangevers aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen.
Feit 4
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [medeverdachte] en [verdachte] de bankafschriften zelf valselijk hebben opgemaakt en/of hebben vervalst. Om die reden spreekt de rechtbank verdachte vrij van het onder feit 4 primair ten laste gelegde. De rechtbank is van oordeel dat wel bewezen kan worden dat [medeverdachte] en [verdachte] gebruik hebben gemaakt van valselijk opgemaakte en/of vervalste bankafschriften.
Medeplegen
Gelet op de nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en [verdachte] , zoals daarvan blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen, welke samenwerking onmiskenbaar gericht is geweest op voltooiing van de delicten, en de wezenlijke bijdragen die zij beiden daaraan hebben geleverd, kan er geen andere conclusie volgen dan dat er sprake is geweest van medeplegen.
Conclusie
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich onder feit 3 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van dertien oplichtingen en dat hij zich onder feit 4 subsidiair schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het gebruik maken van valselijk opgemaakte/vervalste geschriften.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3 en feit 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij in de periode van 15 juni 2016 tot en met 1 december 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen en/of (medewerkers van) bedrijven, te weten:
- [aangever 1] namens [bedrijf 1] , en
- [aangever 2] namens [bedrijf 2] , en
- [aangever 4] namens [bedrijf 4] , en
- [aangever 5] namens [bedrijf 5] GmbH , en
- [aangever 35] namens [bedrijf 6] , en
- [aangever 36] namens [bedrijf 7] , en
- [aangever 37] namens [bedrijf 38] , en
- [aangever 7] namens [bedrijf 9] , en
- [aangever 8] , en
- [aangever 9] , en
- [aangever 10] namens [bedrijf 39] , en
- [aangever 11] , en
- [aangever 12] namens [bedrijf 11] , en
- [aangever 13] namens [bedrijf 40] , en
- [aangever 14] namens [bedrijf 13] , en
- [aangever 15] namens [bedrijf 14] , en
- [aangever 16] namens [bedrijf 15] , en
- [aangever 17] namens [bedrijf 16] , en
- [aangever 18] namens [bedrijf 41] , en
- [aangever 19] namens [bedrijf 42] , en
- [aangever 20] namens [bedrijf 43] , en
- [aangever 21] namens [bedrijf 19] , en
- [aangever 22] namens [bedrijf 20] , en
- [aangever 23] namens [bedrijf 44] ,
heeft bewogen tot afgifte van meerdere goederen, te weten:
- een Miracle Systemwagen CM-019, of
- een Weber Gas BBQ Grill Braadspit, of
- een Samsung flat-screen TV, of
- een Canon IR Advance kopieerapparaat, of
- een Hefbrug Ravaglioli, of
- een Pro Tec spoelmachine, of
- naaimachines, of
- een Jukebox van het merk Rock-Ola, of
- een KTM 450 SX-F motorfiets, of
- een KTM 450 EXC-F motorfiets, of
- een Jukebox van het merk Wurlitzer, of
- een KTM 450 EXC motorfiets, of
- een KTM 450 EXC motorfiets, of
- een KTM Sport-Enduro motorfiets, of
- een KTM 450 EXC motorfiets, of
- een KTM Enduro 450 EXC-F motorfiets, of
- een KTM 450 EXC motorfiets, of
- een Honda CRF 450 motorfiets, of
- een KTM 450 EXC-F motorfiets, of
- een Yamaha Quad, of
- een Yamaha Quad, of
- een Polaris Quad/UTV, of
- een Roadster CanAm Spyder, of
- een CanAm Commander XT terreinvoertuig,
immers, heeft verdachte en/of zijn mededader – met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- ( telefonisch en/of per mail) contact opgenomen met voornoemde aangevers en zich voorgedaan als een bonafide koper, en
- zich daarbij uitgegeven onder de valse naam [alias 1] en (ter ondersteuning van deze valse identiteit) gebruik gemaakt van het e-mailadres [mailadres 1] en gebruik gemaakt van een prepaid telefoonnummer en/of gebruik gemaakt van een profielfoto toebehorend aan iemand anders, en
- die aangevers om een offerte gevraagd en/of een bod gedaan op de aangeboden goederen, en
- nadat een overeenstemming was bereikt over de prijs, die aangevers gevraagd om de goederen af te leveren op het adres [adres 2] , en
- via WhatsApp en/of e-mail een foto/beeldschermafdruk van een bankafschrift waarop de overboeking zichtbaar is naar die aangevers verstuurd en hiermee het vertrouwen gewekt dat de betaling al was voldaan, en
- de goederen in ontvangst genomen en de afgeleverde goederen nooit betaald,
waardoor de aangevers werden bewogen tot bovenomschreven afgiften;
feit 2 subsidiair
hij in de periode van 15 juni 2016 tot en met 1 december 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een foto/beeldschermafdruk van een bankafschrift als ware deze echt en onvervalst, door een vervalste foto/beeldschermafdruk/screenshot van een bankafschrift aan de aangevers te verstrekken ten behoeve van de aflevering/bezorging van de goederen;
feit 3
hij in de periode van 1 maart 2017 tot en met 30 september 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen en/of (medewerkers van) bedrijven, te weten:
- [aangever 24] namens [bedrijf 21] , en
- [aangever 25] namens [bedrijf 22] , en
- [aangever 26] namens [bedrijf 23] , en
- [aangever 27] namens [bedrijf 45] , en
- [aangever 28] namens [bedrijf 46] , en
- [aangever 29] namens [bedrijf 47] , en
- [aangever 30] namens [bedrijf 26] NV, en
- [aangever 31] namens [bedrijf 28] , en
- [aangever 38] namens [bedrijf 48] , en
- [aangever 39] namens [bedrijf 30] , en
- [aangever 32] namens [bedrijf 31] , en
- [aangever 40] namens [bedrijf 32] , en
- [aangever 41] namens [bedrijf 33]
heeft bewogen tot de afgifte van meerdere goederen, te weten:
- een Yanmar minibagger, of
- een combi stoomoven en een inductie kookplaat, of
- 400 m2 vinylvloerbedekking, of
- een zitmaaimachine, of
- een stroomaggregaat, of
- een jacuzzi, of
- een Quad CF Moto, of
- een Quad CF Moto, of
- een Quad Yamaha, of
- een Kärcher droogijs straalapparaat, of
- een droogijs straalapparaat, of
- een droogijs straalmachine,
immers heeft verdachte en zijn mededader – met vorenomschreven oogmerk- zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- ( telefonisch of per mail) contact opgenomen met voornoemde aangevers en zich voorgedaan als een bonafide koper, en
- zich daarbij uitgegeven onder de valse naam [alias 2] of [alias 3] , en
- ( ter ondersteuning van deze valse identiteiten) gebruik gemaakt van het e-mailadres [mailadres 2] of [mailadres 3] en gebruik gemaakt van een prepaid telefoonnummer en/of gebruik gemaakt van een profielfoto toebehorend aan iemand anders, en
- die aangevers om een offerte gevraagd en/of een bod gedaan op de aangeboden goederen, en
- nadat een overeenstemming was bereikt over de prijs, de aangevers gevraagd om de goederen af te leveren op het adres [adres 3] en/of
- via Whatsapp en/of e-mail een foto/beeldschermafdruk/screenshot van een bankafschrift waarop de overboeking zichtbaar is naar die aangevers verstuurd en hiermee het vertrouwen gewekt dat de betaling al was voldaan, en
- de goederen in ontvangst genomen en de afgeleverde goederen nooit betaald,
waardoor de aangevers werden bewogen tot bovenomschreven afgiften;
feit 4 subsidiair
hij de periode van 1 maart 2017 tot en met 30 september 2017 in Nederland, tezamen in vereniging met een ander, meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een foto/beeldschermafdruk van een bankafschrift als ware deze echt en onvervalst, door een vervalste foto/beeldschermafdruk/screenshot van een bankafschrift aan de aangevers te verstrekken ten behoeve van de aflevering/bezorging van de goederen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3 en feit 4 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 225 en 326 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 en feit 3
telkens het misdrijf: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2 subsidiair en feit 4 subsidiair
telkens het misdrijf: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals/vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder feit 1, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 primair ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – in het geval van een bewezenverklaring – primair verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aan verdachte een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aan de hand van verschillende aliassen benaderden [medeverdachte] en [verdachte] in totaal zevenendertig aangevers, waarbij zij zich voordeden als koper van (zeer) kostbare goederen en op slinkse wijze het vertrouwen wekten van de aangevers. Dat deden zij door per e-mail of telefonisch contact op te nemen met de aangevers. In een aantal gevallen werd daarbij gebruik gemaakt van een valse profielfoto op WhatsApp. Wanneer overeenstemming was bereikt over de prijs van de goederen, werd een beeldschermafdruk verstuurd met een bankafschrift met daarop de ‘overgemaakte’ aankoopprijs en werd veelal verzocht het goed spoedig af te leveren. Aangevers kregen daardoor ten onrechte de indruk dat zij met een betrouwbare koper te maken hadden. Alle aangevers hebben de goederen vervolgens afgeleverd bij de gehuurde loodsen. Deze loodsen waren gehuurd met het doel de goederen tijdelijk op te slaan en vervolgens weer door te verkopen. De totale schade voor de benadeelden bedroeg ruim
€ 400.000,00.
Door zo te handelen hebben [medeverdachte] en [verdachte] niet alleen op grove wijze het vertrouwen geschaad dat de aangevers in hen als koper hadden, maar ook het vertrouwen van personen om digitaal zaken met elkaar te doen. Zij hebben zich bij hun handelen enkel laten leiden door hun eigen financiële gewin. Deze feiten hebben bij de slachtoffers aanzienlijke financiële schade veroorzaakt. Ook hebben deze feiten bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers en in de samenleving als geheel. [medeverdachte] en [verdachte] zijn op zeer geraffineerde wijze te werk gegaan. Een dergelijke complexe oplichting moet minutieuze en langdurige voorbereiding hebben gevergd. Dit alles met maar een doel, namelijk het bevoordelen van zichzelf ten koste van anderen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 22 februari 2022, waaruit blijkt dat hij niet recentelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gezien de ernst en de omvang van de feiten zoals hiervoor geschetst, is de rechtbank van oordeel dat de enige passende sanctie een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf is. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank de straffen die doorgaans worden opgelegd in soortgelijke zaken betrokken. Ook heeft de rechtbank bij haar overwegingen de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) betrokken. De rechtbank houdt daarnaast rekening met de volgende strafvermeerderende factoren: verdachte heeft geen enkele openheid van zaken gegeven, de oplichtingen werden zeer professioneel uitgevoerd en het gaat om een groot aantal benadeelden en om substantiële bedragen. Daarnaast heeft een groot deel van de zaken een internationaal aspect. Dit heeft ervoor gezorgd dat het langer heeft geduurd om verdachten op te sporen.
De raadsman heeft een voorwaardelijke verzoek tot aanhouding van de strafzaak gedaan om een reclasseringsrapport op te laten maken. De rechtbank wijst dit verzoek af. De rechtbank acht het gelet op het voorgaande niet noodzakelijk een reclasseringsrapport op te laten maken. Daarbij komt dat uit de brief van de reclassering van 7 april 2022 blijkt dat de reclassering meerdere keren heeft geprobeerd met verdachte in gesprek te gaan maar dat dit niet is gelukt en de reclassering daarom de aanvraag retour heeft gestuurd.
De redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Als uitgangspunt heeft immers te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
In deze zaak is de redelijke termijn aangevangen op 26 maart 2019, de dag dat verdachte in verzekering is gesteld. Op 28 maart 2019 is verdachte weer in vrijheid gesteld. Op 10 mei 2022 heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden en de rechtbank doet uitspraak op 7 juni 2022. De totale tijdsduur van deze zaak bedraagt dus ruim drie jaren en 2 maanden. De redelijke termijn is dan ook met ruim één jaar overschreden. De rechtbank zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat door de op te leggen gevangenisstraf te verminderen met 10%. [3]
In beginsel acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden, maar de rechtbank zal, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, een strafvermindering van drie maanden toepassen en verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft gezeten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
Na te melden personen hebben zich op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde
partij gevoegd in dit strafproces. Zij vorderen ieder afzonderlijk veroordeling van verdachte
tot betaling van het bedrag dat hierna telkens bij iedere benadeelde partij wordt vermeld,
telkens vermeerderd met de wettelijke rente
[bedrijf 1] (zaak 1): € 10.000,-- materiële schade, zijnde een deel van de verkoopprijs;
[bedrijf 3] (zaak 3): € 4.100,-- materiële schade, zijnde de verkoopprijs;
[aangever 4] (zaak 4): € 5.500,-- materiële schade, zijnde de verkoopprijs;
[aangever 36] (zaak 7): € 3.721,13 materiële schade, zijnde de inkoopprijs;
[bedrijf 38] (zaak 8): € 3.451,-- materiële schade, zijnde de verkoopprijs;
[aangever 7] (zaak 9): € 10.000,-- materiële schade;
[aangever 8] (zaak 10): € 10.545,-- materiële schade, zijnde de verkoopprijs;
[aangever 9] (zaak 11): € 7672,35. materiële schade, zijnde de inkoopprijs;
[aangever 10] (zaak 12): € 7.800,-- materiële schade;
[aangever 11] (zaak 13): € 8.200,- materiële schade;
[bedrijf 40] (zaak 15): € 7.954,10 materiële schade;
[bedrijf 14] (zaak 17): € 11.000,-- materiële schade, zijnde de verkoopprijs;
[bedrijf 42] (zaak 21): € 11.500,-- materiële schade, zijnde de verkoopprijs;
[bedrijf 43] (zaak 22): € 10.800,-- materiële schade, zijnde de verkoopprijs;
[aangever 23] (zaak 25): € 20.230,-- materiële schade, zijnde de verkoopprijs;
[bedrijf 21] (zaak 26): € 26.390,-- materiële schade, bestaande uit:
a. de verkoopprijs zonder BTW € 25.500,--;
b. leveringskosten van € 400,-- , en;
c. reiskosten en tijd gemoeid met het doen van aangifte van € 490,--;
17. [bedrijf 45] (zaak 29): € 12.190,-- materiële schade, zijnde de verkoopprijs;
17. [bedrijf 46] (zaak 30): € 5.480,-- materiële schade, zijnde de verkoopprijs;
17. [bedrijf 26] NV (zaak 32):
a. € 12.700,-- materiële schade, zijnde de verkoopprijs, en;
b. € 922,-- proceskosten;
20. [aangever 38] (zaak 34):
a. € 7.578,99 materiële schade, zijnde de verkoopprijs, en:
b. € 128,95 aan proceskosten, zijnde de reiskosten om aanwezig te zijn bij de zitting;
21. [bedrijf 31] (zaak 36): € 26.666,15 materiële schade, bestaande uit:
a. de verkoopprijs van € 26.120,50;
b. € 500,-- voor de poging om het goed terug te halen en;
c. € 41,65 kosten creditreform;
22. [bedrijf 33] (zaak 38): € 16.322,90 materiële schade, zijnde de verkoopprijs;
22. [bedrijf 34] (zaak 39): € 4.246,60 materiële schade, zijnde de verkoopprijs;
22. [bedrijf 35] (zaak 40):
a. € 17.325,-- materiële schade, zijnde de verkoopprijs, en;
b. € 6.219,51 aan proceskosten.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen kunnen worden toegewezen, met uitzondering van de vordering van [aangever 7] voor
€ 100,--, [aangever 10] voor € 60,-- en [bedrijf 31] voor € 561,--.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht alle vorderingen af te wijzen omdat vrijspraak wordt bepleit. Subsidiair heeft de verdediging betwist dat BTW rechtstreekse schade betreft en verzocht de vorderingen van [aangever 4] , [aangever 36] , [bedrijf 38] , [aangever 7] , [aangever 8] , [aangever 10] , [aangever 11] , [bedrijf 40] , [bedrijf 14] , [bedrijf 42] , [bedrijf 43] , [aangever 23] , [bedrijf 45] , [bedrijf 46] , [bedrijf 26] NV, [aangever 38] , [bedrijf 31] , [bedrijf 33] , [bedrijf 34] en [bedrijf 35] te verlagen met de gevorderde BTW.
Ten aanzien van de vordering van [bedrijf 21] heeft de verdediging verzocht de vordering te matigen met 50% omdat aangever in de aangifte verklaard dat het een brutobedrag betreft.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Omdat verdachte van de feiten ter zake [bedrijf 3] , [bedrijf 34] en [bedrijf 35] wordt vrijgesproken, zal de rechtbank deze benadeelde partijen op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de overige vorderingen tot het beloop van de na te melden bedragen gegrond en toewijsbaar. Voor zover de door de benadeelde partijen opgevoerde schadeposten worden toegewezen is door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling ter terechtzitting komen vast te staan dat de verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade aan hen heeft toegebracht. Ook betreft dat schadeposten die niet, althans onvoldoende zijn betwist en telkens voldoende aannemelijk zijn gemaakt door de desbetreffende benadeelde partij. De betreffende bedragen zullen aan de betreffende benadeelde partij worden toegewezen, te vermeerderen, met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ten aanzien van de door een aantal benadeelde partijen gevorderde BTW, overweegt de rechtbank als volgt. Wanneer de gevorderde schadevergoeding feitelijk nakoming van een overeenkomst betreft, zoals in dit geval, zal de fiscus over deze schadevergoeding omzetbelasting heffen. Het schadebedrag omvat zodoende ook de afgedragen of af te dragen BTW.
Ten aanzien van de vordering van [bedrijf 21] merkt de rechtbank op dat aan de hand van de factuur de verkoopprijs en daarmee de rechtstreekse schade kan worden vastgesteld. De rechtbank acht geen grond voor matiging aanwezig.
De rechtbank zal gelet op al het bovenstaande de volgende vorderingen toewijzen tot het vermelde bedrag.
[bedrijf 1] : € 10.000,--;
[aangever 4] : € 5.500,--;
[aangever 36] : € 3.721,13;
[bedrijf 38] : € 3.451,--;
[aangever 7] : € 9.900,--;
[aangever 8] : € 10.545,--;
[aangever 9] : € 7.672,35;
[aangever 10] ; € 7.740,--
[aangever 11] : € 8.200,--;
[bedrijf 40] : € 7.954,10;
[bedrijf 14] : € 11.000,--;
[bedrijf 42] Jentho: € 11.500,--;
[bedrijf 43] : € 10.800,--;
[aangever 23] : € 20.230,--;
[bedrijf 21] : € 26.390,--;
[bedrijf 45] : € 12.190,--;
[bedrijf 46] : € 5.480,--;
[bedrijf 26] NV:
a. € 12.700,-- materiële schade en
b. € 746,-- proceskosten;
19. [aangever 38] :
a. € 7.578,99 materiële schade, en
b. € 128,95 proceskosten;
20. [bedrijf 31] : € 26.120,50;
20. [bedrijf 33] : € 16.322,90.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die elke
benadeelde partij heeft gemaakt of nog zal maken ter zake de indiening van de
schadevergoedingsvordering verleende professionele rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De rechtbank zal de benadeelde partijen [aangever 7] voor € 100,--, [aangever 10] voor € 60,-- en [bedrijf 31] voor € 541,65 niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering, nu de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl de omvang ervan door de verdediging gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partijen om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partijen die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal eveneens [bedrijf 26] NV niet-ontvankelijk verklaren ter zake het gedeelte aan proceskosten dat het toepasselijke tarief overstijgt.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partijen voor het hele bedrag aansprakelijk is.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht. Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De totale som van de toegewezen bedragen van de vorderingen van de benadeelde partijen is
€ 234.995,97. De te bepalen vervangende dagen gijzeling bedraagt ten hoogste één jaar (365 dagen conform de wet). Dit betekent dat naar rato een aantal dagen vervangende gijzeling wordt bepaald per vordering benadeelde partij (€ 234.995,97 totaal/365 dagen = 1 dag per
€ 643,82).

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op het artikel 47 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
afwijzing voorwaardelijk verzoek
- wijst het voorwaardelijk verzoek van de verdediging tot aanhouding om een reclasseringsrapport te laten opmaken af;
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair en feit 4 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3 en feit 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3 en feit 4 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 3, telkens het misdrijf: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2 subsidiair en feit 4 subsidiair, telkens het misdrijf: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals/vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
21 maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partijen [bedrijf 3] , [bedrijf 34] en [bedrijf 35] in het geheel niet-ontvankelijk zijn in de vordering, en dat de benadeelde partijen de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partijen [bedrijf 3] , [bedrijf 34] en [bedrijf 35] en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partijen zoals in de hieronder
weergegeven tabel weergegeven bedragen (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
de datum in de tabel weergegeven), met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd:
Feit
Zaak
Benadeelde
Toegewezen materiële schade
Datum ingang rente
1
1
[bedrijf 1]
€ 10.000,--
28-06-2016
1
4
[aangever 4]
€ 5.500,--
20-07-2016
1
7
[aangever 36]
€ 3.721,13
25-08-2016
1
8
[bedrijf 38]
€ 3.451,--
07-09-2016
1
9
[aangever 7]
€ 9.900,--
09-09-2016
1
10
[aangever 8]
€ 10.545,--
12-09-2016
1
11
[aangever 9]
€ 7.672,35
12-09-2016
1
12
[aangever 10]
€ 7.740,--
06-09-2016
1
13
[aangever 11]
€ 8.200,--
12-09-2016
1
15
[bedrijf 40]
€ 7.954,10
06-10-2016
1
17
[bedrijf 14]
€ 11.000,--
05-10-2016
1
21
[bedrijf 42]
€ 11.500,--
26-10-2016
1
22
[bedrijf 43]
€ 10.800,--
26-10-2016
1
25
[aangever 23]
€ 20.230,--
01-12-2016
3
26
[bedrijf 21]
€ 26.390,--
04-05-2017
3
29
[bedrijf 45]
€ 12.190,--
18-05-2017
3
30
[bedrijf 46]
€ 5.480,--
19-05-2017
3
32
[bedrijf 26] NV
€ 12.700,--
03-06-2017
3
34
[aangever 38]
€ 7.578,99
20-06-2017
3
36
[bedrijf 31]
€ 26.120,50
14-07-2017
3
38
[bedrijf 33]
€ 16.322,90
14-07-2017
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op € 128,95 voor de benadeelde [aangever 38] , € 748,--voor de benadeelde [bedrijf 26] NV en voor de andere benadeelde partijen op nihil;
- veroordeelt de verdachte in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden zoals hieronder weergegeven, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de weergegeven datum ten behoeve van de daar genoemde benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van het aantal dagen dat hierna is weergegeven kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
Feit
Zaak
Benadeelde
Toegewezen materiële schade
Datum ingang rente
Dagen gijzeling
1
1
[bedrijf 1]
€ 10.000,--
28-06-2016
16
1
4
[aangever 4]
€ 5.500,--
20-07-2016
9
1
7
[aangever 36]
€ 3.721,13
25-08-2016
6
1
8
[bedrijf 38]
€ 3.451,--
07-09-2016
5
1
9
[aangever 7]
€ 9.900,--
09-09-2016
15
1
10
[aangever 8]
€ 10.545,--
12-09-2016
16
1
11
[aangever 9]
€ 7.672,35
12-09-2016
12
1
12
[aangever 10]
€ 7.740,--
06-09-2016
12
1
13
[aangever 11]
€ 8.200,--
12-09-2016
13
1
15
[bedrijf 40]
€ 7.954,10
01-11-2016
12
1
17
[bedrijf 14]
€ 11.000,--
05-10-2016
17
1
21
[bedrijf 42]
€ 11.500,--
26-10-2016
18
1
22
[bedrijf 43]
€ 10.800,--
26-10-2016
17
1
25
[aangever 23]
€ 20.230,--
01-12-2016
31
3
26
[bedrijf 21]
€ 26.390,--
04-05-2017
41
3
29
[bedrijf 45]
€ 12.190,--
18-05-2017
19
3
30
[bedrijf 46]
€ 5.480,--
19-05-2017
8
3
32
[bedrijf 26] NV
€ 12.700,--
03-06-2017
20
3
34
[aangever 38]
€ 7.578,99
20-06-2017
12
3
36
[bedrijf 31]
€ 26.120,50
14-07-2017
41
3
38
[bedrijf 33]
€ 16.322,90
14-07-2017
25
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 7] , [aangever 10] , [bedrijf 31] en [bedrijf 26] NV voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Gottemaker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2022.

Voetnoten

1.Het relaas proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] van 30 april 2020, pag. 1678, pag. 1680, pag. 1681, 1683, pag. 1686 en 1687, pag. 1688, pag. 1692, pag. 1693 en pag. 1696.
2.Het relaas proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] van 30 april 2020, pag. 1675, eerste volledige alinea
3.Hoge Raad 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578.