Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.
RABO GROEN BANK B.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding met producties van 9 mei 2022,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties,
- de aankondiging vermeerdering eis in reconventie bij e-mail van 17 mei 2022,
- de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van [X] ,
- de pleitnota van Rabobank.
2.Inleiding
“immers, zolang de hypotheek niet wordt opgeheven kan Rabobank opnieuw tot de executieverkoop van de percelen overgaan. Ook verhindert het hypotheekrecht van Rabobank dat [X] de percelen in onderpand kan geven aan een andere partij om financiering te verkrijgen, bij welke financiering [X] mogelijk belang heeft in verband met het hypotheekrecht van Rabobank op de overige percelen” (overweging 5.6. van het vonnis in kort geding van 4 april 2022).
3.De vorderingen en standpunten van partijen
4.De beoordeling van de vorderingen
voorlopigevoorziening waartegen hoger beroep is ingesteld. In dit kort geding kan niet vastgesteld worden dat Rabobank dat hoger beroep zonder enige redelijke grond heeft ingesteld. Rabobank pretendeert nog hypotheekrechten te hebben op de betreffende vier percelen en heeft gebruik kunnen maken van de mogelijkheid de appéldagvaarding in te laten schrijven, met als gevolg dat derden er rekening mee kunnen en moeten houden dat Rabobank meent nog hypotheekrechten op de percelen te hebben. Ook zonder de inschrijving van het hoger beroep zou [X] een mogelijke nieuwe financier trouwens moeten informeren over de hypotheekrechten die Rabobank pretendeert. In zoverre schaadt de inschrijving [X] dus niet.