In deze zaak vorderde BKBD B.V., een beveiligingsbedrijf, betaling van boetes van een zzp-er, die eerder voor hen had gewerkt op basis van een uitzendovereenkomst en later als zelfstandige. In de overeenkomst van opdracht was een relatiebeding opgenomen, dat de zzp-er verbood om gedurende een bepaalde periode voor klanten van BKBD te werken. BKBD stelde dat de zzp-er dit relatiebeding had geschonden en eiste betaling van boetes. De rechtbank oordeelde echter dat het relatiebeding nietig was op grond van artikel 9a van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi). De rechtbank concludeerde dat de zzp-er onder de beschermingssfeer van de Waadi viel, omdat de feitelijke omstandigheden wezenlijk leken op een arbeidsverhouding. Het relatiebeding werd gekwalificeerd als een onrechtmatige belemmering van de zzp-er om een arbeidsverhouding aan te gaan met inleners, wat in strijd is met de Waadi. De vordering van BKBD werd afgewezen, en de rechtbank veroordeelde BKBD tot betaling van de proceskosten van de zzp-er.