ECLI:NL:RBOVE:2022:1562

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
08.326655.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag

Op 3 juni 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man die betrokken was bij een verkeersongeval op 27 augustus 2020 in Markelo. De verdachte reed met een snelheid van 90 tot 100 km/u op een weg waar de maximumsnelheid 60 km/u was, en verloor de controle over zijn voertuig, een Mini Cooper, in een bocht. Hierdoor botste hij tegen een boom, wat resulteerde in de dood van twee passagiers en verwondingen bij een derde passagier. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden, wat leidde tot de fatale gevolgen. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uur en een rijontzegging van één jaar geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 120 uur en een rijontzegging van zes maanden op. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de levens van de slachtoffers en hun naasten. De verdachte werd schuldig bevonden aan overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, met inbegrip van het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor anderen werden gedood en ernstig letsel opliepen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.326655.21 (P)
Datum vonnis: 3 juni 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 mei 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie mr. J. Schouten en van wat door verdachte en zijn raadsman, mr. C.A. Spekschoor, advocaat in Lochem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:als bestuurder van een personenauto schuldig is aan het veroorzaken van een verkeersongeval, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn overleden en [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, of
subsidiair:door zijn gedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt of het verkeer
heeft gehinderd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 27 augustus 2020 te Markelo, binnen de gemeente Hof van Twente, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van Gelselaar en/of gaande in de richting van de N346, daarmede rijdende over de weg, de Gelselaarseweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,- terwijl hij ter plaatse bekend was en/of- terwijl het wegdek ter plaatse nat was en/of- terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een (scherpe) bocht naar links (vanuit de rijrichting van verdachte) naderde, welke bocht aan weerszijden was voorzien van bomen,- geen gevolg heeft geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 90 en/of 100 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of- bij het naderen en/of het inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of- het verloop van die weg (de Gelselaarseweg) in of nabij de voornoemde bocht niet heeft gevolgd en/of- met het door hem bestuurde voertuig (rechts) van de weg is geraakt/gereden en/of tegen een zich aldaar in de berm bevindende boom is gebotst,en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ) zijn gedood en/of aan een ander (te weten [slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 augustus 2020 te Markelo, binnen de gemeente Hof van Twente, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van Gelselaar en/of gaande in de richting van de N346, daarmede rijdende over de weg, de Gelselaarseweg,- terwijl hij ter plaatse bekend was en/of- terwijl het wegdek ter plaatse nat was en/of- terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een (scherpe) bocht naar links (vanuit de rijrichting van verdachte) naderde, welke bocht aan weerszijden was voorzien van bomen,- geen gevolg heeft geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 90 en/of 100 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of- bij het naderen en/of het inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of- het verloop van die weg (de Gelselaarseweg) in of nabij de voornoemde bocht niet heeft gevolgd en/of- met het door hem bestuurde voertuig (rechts) van de weg is geraakt/gereden en/of tegen een zich aldaar in de berm bevindende boom is gebotst,door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het proces-verbaal [1] en van wat op de terechtzitting is besproken, de volgende (mede tot een goed begrip van dit vonnis strekkende) feiten en omstandigheden vast. Deze hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan.
Op 27 augustus 2020 omstreeks 00:09 uur reed verdachte als bestuurder van een personenauto – een Mini Cooper – over de Gelselaarseweg in Markelo. [2] Hij kwam uit de richting van Gelselaar en reed in de richting van de N346. [3] De geldende maximumsnelheid was daar bepaald op 60 kilometer per uur. [4] In de periode voor het ongeval had het geregend, waardoor het wegdek nat was. [5] Passagiers bij verdachte in de auto waren [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [naam] . [6]
In een bocht naar links met aan weerszijden bomen is de Mini Cooper tegen een boom in de rechterberm van de weg gebotst. [7] De gereden snelheid van de Mini Cooper en de botssnelheid van de Mini Cooper tegen de boom lag tussen de 90 tot 100 km/u per uur. [8] Verdachte was ter plaatse goed bekend en heeft eerder met de auto op deze weg en door deze bocht gereden. [9]
Als gevolg van dit ongeval is [slachtoffer 2] ter plekke overleden [10] en is [slachtoffer 1] diezelfde dag in het ziekenhuis overleden. [11] [slachtoffer 3] heeft het volgende letsel opgelopen: een wond aan het voorhoofd, een breuk in het borstbeen en een breuk van de neus. [12] De wond aan het voorhoofd is gehecht, de neus is gezet en de geschatte duur van de genezing was zes tot acht weken. Op 24 en 25 november 2021 – dus ruim een jaar na het ongeval – had [slachtoffer 3] nog steeds last van zijn borstbeen, met name bij inspanning. [13]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit bewezen en vindt dat het rijgedrag van verdachte als ‘aanmerkelijk onvoorzichtig’ kan worden aangemerkt.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Duidelijk is dat verdachte het ongeluk niet heeft gewild of expres heeft veroorzaakt. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte een aanmerkelijke mate van schuld heeft aan het ongeval.
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van het primair tenlastegelegde artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) is onder meer vereist dat het verkeersongeval een gevolg is van het handelen van verdachte (causaal verband) én aan de schuld van de verdachte te wijten is. Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van dit artikel aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in algemene zin is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Niet alleen uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
In dit geval is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een causaal verband tussen het rijgedrag van verdachte en het ongeval. Doordat verdachte – die ter plaatse goed bekend was – in strijd met de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 60 km per uur veel sneller reed en ook nog eens in een onoverzichtelijke bocht op een nat wegdek, heeft hij de controle over de Mini Cooper verloren en is de auto frontaal tegen een boom in de berm aan de rechterzijde van de weg gebotst.
Met betrekking tot het schuldverwijt merkt de rechtbank op dat de officier van justitie van mening is dat het rijgedrag van verdachte als ‘aanmerkelijk onvoorzichtig’ kan worden aangemerkt, en niet als de zwaardere schuldgradatie ‘zeer onvoorzichtig’. De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie. Onweersproken is dat verdachte met een snelheid van tussen de 90 en 100 kilometer per uur heeft gereden. Daarmee heeft hij de maximaal toegestane snelheid van 60 kilometer per uur fors overschreden, terwijl hij de situatie ter plaatse kende en wist dat hij een lange bocht naderde waarop hij minder zicht had. Bovendien was het wegdek nat. Verdachte had zijn snelheid gelet op die situatie ter plaatse aanzienlijk moeten verminderen. Gelet op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden en dat het daarom aan verdachtes schuld te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Daardoor zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] overleden. Ook heeft [slachtoffer 3] daardoor lichamelijk letsel opgelopen.
De aard van het letsel en de fysieke beperkingen bij [slachtoffer 3] tijdens de periode van herstel zoals die uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijken, zijn zodanig, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van zijn normale bezigheden is ontstaan. Zo was zijn borstbeen gebroken en had hij daar ruim een jaar na het ongeval nog steeds last van bij inspanning, zoals bij zijn sport waterpolo.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 augustus 2020 te Markelo, binnen de gemeente Hof van Twente, als bestuurder van een personenauto, komende uit de richting van Gelselaar en gaande in de richting van de N346, daarmede rijdende over de Gelselaarseweg, aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,- terwijl hij ter plaatse bekend was en- terwijl het wegdek ter plaatse nat was en- terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een bocht naar links naderde, welke bocht aan weerszijden was voorzien van bomen,- geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 90 en 100 kilometer per uur en- bij het inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en- het verloop van die weg in voornoemde bocht niet heeft gevolgd en- met het door hem bestuurde voertuig (rechts) van de weg is geraakt/gereden en tegen een zich aldaar in de berm bevindende boom is gebotst,en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn gedood en aan [slachtoffer 3] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 van de WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
en
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel wordt toegebracht dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een taakstraf van 120 uren en een rijontzegging voor de duur van één jaar geëist.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Hij reed regelmatig over de Gelselaarseweg in Markelo en wist dat daar een maximum snelheid van 60 km per uur gold terwijl er ook een lange en onoverzichtelijke bocht in die weg ligt. Desondanks heeft hij – terwijl het had geregend en donker was – in deze bocht met een snelheid van 90 tot 100 km/u gereden, en is hij vervolgens tegen een boom in de berm aan de rechterzijde van de weg gebotst. Op dat moment had hij nog geen twee maanden zijn rijbewijs. Door het ongeval zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , die als passagiers bij hem in de auto zaten, overleden. Daarnaast heeft [slachtoffer 3] , die ook als passagier bij hem in de auto zat, door het ongeval lichamelijk letsel opgelopen.
Het verlies van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft het leven van hun ouders, de tweelingbroer van [slachtoffer 2] die het ongeval heeft overleefd, andere familieleden, vrienden en naasten ingrijpend veranderd. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] waren beiden levenslustig en stonden aan het begin van hun volwassen leven. Geen enkele straf zal het immense verdriet over hun verlies weg kunnen nemen. Ook voor verdachte zal het een zware last zijn te moeten leven met het besef dat het aan zijn schuld is te wijten dat zijn vrienden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn overleden. Dat zal de rechtbank meewegen bij het bepalen van de op te leggen straf. Niet ter discussie staat dat verdachte het ongeval niet heeft gewild of expres heeft veroorzaakt, maar van een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, zoals door de raadsman is betoogd, kan gelet op de bijzondere ernst van het feit en vanuit het oogpunt van vergelding en generale preventie geen sprake zijn.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de impact van het ongeval op het (verdere) leven van verdachte, en ook met het feit dat hij niet eerder is bestraft voor een strafbaar feit, zoals blijkt uit het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 april 2022.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste taakstraf van 120 uren in dit geval passend is. Ook een onvoorwaardelijke rijontzegging is naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden bij bewezenverklaring van het onder primair tenlastegelegde feit als gevolg waarvan twee jonge mensen zijn omgekomen en een derde ernstig gewond is geraakt. Doorgaans is een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar of meer passend bij ongevallen met ernstige gevolgen. Het rijbewijs van verdachte is op 28 augustus 2020 weliswaar ingevorderd, maar al op 3 september 2020 weer aan hem teruggegeven. Niet is gebleken dat verdachte zich nadien schuldig heeft gemaakt aan verkeersovertredingen. Gelet op de ernst van het feit en het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt zal de rechtbank verdachte in dit geval een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van zes maanden opleggen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, en op artikel 179 van de WVW 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
en
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel wordt toegebracht dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, afgetrokken wordt van de duur van de ontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Scheeper, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2022.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020406532. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.De verklaring van verdachte, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 mei 2022.
3.Proces-verbaal van de VerkeersOngevalAnalyse (VOA), pagina 41.
4.Proces-verbaal van de VOA, pagina 41
5.Proces-verbaal van de VOA, pagina 55.
6.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, pagina 5.
7.Proces-verbaal van de VOA, pagina 43.
8.Expertiserapport Schimmelpfennig & Becke, pagina 75. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.
9.De verklaring van verdachte, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 mei 2022.
10.Proces-verbaal van de VOA, pagina 57.
11.Het schouwverslag met kenmerk 698327. Dit rapport is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv, en is afzonderlijk toegevoegd aan het dossier en is geen onderdeel van het hiervoor genoemde proces-verbaal.
12.Geneeskundige verklaring, pagina 20.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 120.